ambtenaren in de steden en die ten platte landedat toch de eerste gemak, kelijk, bij hunne vaste bezoldigingen, voor die werkzaamheden eenige toe. lage of tegemoetkoming van het stedelijk Bestuur soms kunnen bekomen, doch dat dit van de voor plattelands gemeenten met die functien belasten het geval niet is en deze zich, ter gelegenheid van vervolgingen, wegens polder en andere reglementen, dikwijls bovenmate met kleine, doch veel moeite gevende zakenbelast zien. Een lid der vierde afdeeling heeft te kennen gegeven, dat hem het principe der wet niet zoo geheel ontwijfelbaar voor ltwarn. Hij gelooft niet, dat het mede deelhebben in zoodanige boeten, als hier bedoeld zijn in strijd zoude zijn met de beginsels onzer tegenwoordige wetgeving en regterlijke inrigtingen. Hij kan niet toegeven dat er geene materie zou bestaan, waarin liet allezins nuttig ware, dat aan den bedoelden ambtenaar ook een aandeel in de boeten zoude toekomenhij acht, datzuiks eene uiterst nuttige strekking kan hebben tot aansporing van buitengewone oplettendheid omtrent bijzondere onderwerpen en doet opmerkendat het slotartikel van het thans nog vigerend wetboek van strafregt, zich toch ook tot bijzondere wetten en reglementen refereert. In de vijfde afdeeling heeft een lid opgemerkt, dat hij het antwoord, gegeven op den wensch der vierde afdeeling, als geheel onvoldoende be schouwt, want dat op die wijze en bij het op eenstapelen van vroegere en latere wetten, dikwijls in tijden van omwenteling en verwarring daargesteid, alles eindelijk tot het grootste ongerijf en onregtvaardige behandeling der ingezetenendie onmogelijk met al die successievelijk gemaakte wetten vooral wat derzelver voortdurende kracht betreftkunnen bekend zijn moet uitloopen. Wordt besloten de gedane verslagen te doen drukken en ronddeelen en de beraadslagingen over de voordragten te houden, zoodra de werkzaam heden der afdeehngen dit zullen toelaten. Vervolgens is de vergadering tot nadere bijeenroeping gescheiden. Ten gevolge der in de afdeelingen van de Tweede Kamer gemaakte aanmerkingen op het ontwerp van wet, houdende bepaling vsn den dnnr der verantwoordelijkheid van de bewaarders van de hypotheken en het kadaster en der scheepsbewijzenen magtiging tot vaststelling van een tarief van derzelver salarissen, is de duur van de verantwoordelijkheid, aan de bewaar ders der hypotheken opgelegd bij art. 1266 van het Burgerlijk Wetboek, op tien jaren bepaald. In de antwoorden, welke de Regering geeft op de bedenkingen, die ten aanzien van dit ontwerp gemaakt zijn, wordt onder anderen gezegd, dat de lange duur der verantwoordelijkheidin het algemeen niet dan nadeelig kan zijn voor de eigenaren en hypotheekhouders; dat er jaarlijks ongeveer voor ruim veertien millioenen aan hypotheken ingeschreven en voor ruim 37! mil- lioen aan eigendotns-regten overgeschreven wordt; dat men gissen kan, dat insgelijks 'sjaars voor ruim 121 millioen aan inschrijvingen wordt doorgehaald; dat de borgtogten der 32 bewaarders te zamen bedragen 489,000, en dat bijaldien d'e som strekt tot zekerheid van het verhandelde gedurende vijf of hoogsten tien jaren, dezelve eenen niet onaanzienlijken waarborg oplevert die zeer vermindertwanneer dezelve over het verhandelde gedurende 30 jaren wordt uitgestrekt. Wijders verklaart de Regering, dat het de bedoeling is om tarieven daar te stellen, die niet te hoog en niet te laag zijn, doch dat de ondervinding omtrent de werking van het nieuw hypothecair-stelsel ontbreekt, hoe noodig dezelve ook ware tot het maken van eene naauwkeurige raming; dac men voornemens isom gedurende den proeftijden alvorens eene wet daarover te ontwerpen, zoo dikwerf oogenblikkelijke verbeteringen te maken, als noodig moge zijn; dat toe her daarstellen van dit een en ander een termijn van vijf jaren naainvlijks voldoende is, dat het voornemen daar zijnde, om met een alletmeesten spoed daarmede een begin te maken, er geene zwarig beid bestaat, om ten deze aan het verlangen te voldoen, om den termijn te doen aanvangen met den dag der afkondiging van de onderhavige wetten dat de vaststelling der tarieven van kosten in burgerlijke zaken, dezer dagen hasr beslag heeft verkregen, terwijl die in strafzaken noodwendig eenige vertraging hebben moeten ondergaan, omdat men, bij het opstellen derzelve heeft moeien gadeslaan den loop, welken het nieuwe Wetboek van Straf vordering in de toepassing zoude verkrijgen, kunnende echter ook van die tarieven de spoedige afdoening worden te gemoet gezien, dac de afschaffing der vernieuwing van de inschrijving der hypotheken met groote eenstemmig, heid tot stand gebragt is, en dat men in hec gevoelen deelt, door sommige leden der Kamer geuit, dat voor als nog alle wijziging in de nog zoo kórt geleden ingevoerde wetgeving, onraadzaam zou zijn. Wijders wordt gezegd, dat de overboeking der hypotheken uit de registers van het oude stelsel in die van het nieuwe, reeds voor lang in aanmeiktng gekomen is, doch alzoo het getal der te vernieuwen inschrijvingen jaarlijks met eenige duizenden afneemt, het verkieslijk is geacht dien maatregel, welke niet zonder eenig bezwaar voor vele hypotheekhouders kan uitgevoerd worden, nog eenigen tijd uit te stellen, immers om daartoe in allen gevalle af te wachten het tijdstip dat, overeenkomstig de bepalingen, vervat in hec vierde hoofdstuk van de wet op den overgang, van de vroegere tot de nieuwe wetgeving, de daarbij bedoelde wettelijke en geregrelijke hypotheken zullen zijn ingeschreven, als wanneer tevens de gelegenheid te baat zal kunnen worden genomen om de door de derde afdeeling geopperde bedenkingen ten aanzien der overschrijvingen en kadastreele opgaven in overweging te nemen. Eindelijk, zegt de Regering, dat de beoordeeling over de regtmatigheid der vorderingen van de hypotheekbewaarders, ten aanzien der bewijzen, ge vorderd om eene doorhaling van inschrijving te verrigten aan den regten be. hoort te verblijven, en het te verwachten is, dat de nadeelen, welke de bewaarders, in geval van ongegronde weigeringte duchten hebben, ten allen tijde strekken zullenom hen daarvan terug te houden of terug te brengen. Uit officiële staten, van Regeringswege aan de Staten-Generaal over gelegdblijkt, dat er op 1 Januarij dezes jaars in 's Rijks schatkist ten voordeeiig saldo bestond van 2,004,054. 12*. Voorts blijktdat de Rijks ontvangsten in 1838 geraamd waren op ƒ44,976,361. 30, en dat voor de buitengewone uitgaven was toegestaan 10,137,700, terwijl deze werkelijk hebben opgebragcvoor het gewoon 46,ns,3i6. 33 en voor het buitengewoon 10,137.700, zoodat eerstgemelden de raming hebben overtroffen met 1,135,955. 03. De werkelijke ontvangst der gewone middelen beeft in 1838 beloopen als volgtdirecte belastingen 15,261,519. 65}; registratie enz. en successie- regten 7,044,463. 27inkomende en uitgaande regten 3,459,969. 16; accijnsen ƒ15,879,016. 85; posterijen 1,460,231. 88}; regt van waarborg op de gouden en zilveren werken 158,454. 48; loterijen 480,407.75; ver. goeding door het Amortisatie-Syndicaat aan 's Rijks schatkist, voor de in komsten der domeinen van Z. IC. H. Prins Frederik der Nederlandenover 1838 190,000; jagc en visscherij f 109,912. 75; verkoopingen en verschil, lende ontvangsten 579,024. 52}; uitkeering uit de geldmiddelen der Over. zeesche Bezittingen 1,200,000, en een overschot van vorige jaren ƒ289,316. De directe belastingen hebben opgebragc als volgt: grondbelasting 8,780, <82. 51}; personeel f 4,761,278. 99ï» e" patenten 1,718,758. 14. Dein- en uitgaande regten en accijnsen, mitsgaders de posterijenhebben in 1838 opgebragc: in-, uit- en doorvoer ƒ2,954632.49; tonnegeld der zeeschepen ƒ346,155-465- i watertollen ƒ5,314.36'formaatzegel 17,924.40} Turksche paspoorten ƒ450; huur wegens localen 2,439.57, en vast regt cn seheepsvaart-regcen 133,052. 86}. De accijnsen hebben beloopen in 1838- suiker 321,713.47; wijn ƒ1,044, 256.53}; binnenlandsch gedisreleerd ƒ3,737,700.50; buitenlandsch gediste leerd 306,535-29}; gesiagt 1,759,503.89; zout 1,419,227. 88}; zeep ƒ828,239.01"; bieren en azijoen 334,878.27}; turf 1,178,253. 46}steen, kolen f 515,871. 24} en gemaal 2,895,993.58}, In het jaar 1838 zijn in al de havens des Rijks ingeklaard 5495 z-e schepen, metende 767 642 ton, geladen met ballast, en 382 metende 24 384 ton, dus gezamenlijk 5877 schepen en 792.026 ton. Van dit gezamenlijk getal waren onder Nederlandsche vlag 2683 schepen en 314,742 ton (waarvan slechts i87schepen cn 9001 ton met ballast) oi. dor Engelsche 1282 schepen, metende 230,646 ton (waarvan 179 scheper, en 14098 ton met ballast); onder Noord-Amertkaansche 103 schepen, metende 29,123 ton; onder Pqrtngesche 5 schepen, metende 523 ton; onder Fransche 103 schepen, metende 20,416 ton; onder Russische 54 schepen, meteutse 10,412 ton; onder Zweedsciie 57 schepen, nietende 8,736 tononder No -rd scbe 422 schepen, nietende 77,904 ton; onder Deensche 262 schepen, me- tende 16,330 ton; onder Priussisclie 68 schepen, roetende 12,728 ton; order' Hanoverscbe 467 schepen, metende 25,830 ton; onder Mecklenbnrgsche 119 schepen, metende 20.790 ton; onder Oldenburgsche93schepenmeter Ie 3781 ton; onder Lubecker 2 schepen, metende 267 ton; onder Bremer 54 schepen, metende 2,751 con; onder Hamburger 12 schepen, metende 1,5:6 con; onder Rostocke- 4 schepen, nietende 685 ton; onder Kniphnizet 95 schepen, metende 7,161 ton; onder Oöstenrijksche 11 schepen, mecence 1,629 ton; onder Sard.nische 2 schepen, metende 490 ton; onder Siciliasn sc 11e 1 schip, metende eoo ton; onder Spaansche 10 schepen, metende 1,636 tor., en onder Napolicaansche 8 schepen, metende 1,720 ton. lie- getal uitgeklaarde zeeschepen heeft in 1838 bedragen 5940, metende 825 575 '-on. ais! geladen 3581, metende 500,731 ton, en met ballast 2359 rciit, en, groot 324,844 ton, en wel, onder Nederlandsche vlag 2799 scne. pen, groot 238,953 ton, geladen; onder Engelsche 1236 schepen, metende 223,548 ton; onuer Noord-Anierikaansclje 102 schepen, metende 28,062 ton; onder Portngesche 5 schepen, metende 406 ton; onder Fransche ic8 schepen, metende 22,709 ton; onder Russische 48 schepen, metende 9,202 ton; onder Zweedsche 63 schepen, nietende 9,664 ton; onder Noordsche 413 schepen, metende 94,254 ton; onder Pruissische 71 schepen, metende 12,964 ton; oneer Hanoverscbe 472 schepen, metende 24,639 con; onder MeCKlenburgsche 118 schepen, metende 21,201 ton; onder Oldenburgsche 89 schepen, metende 3,704 ton; onder Lubecker 2 schepen, metende 331 ton; onder Bremer 12 schepen, metende 2,060 ton; onder Hamburger 15 achepen, metende 2,368 ton; onder Rostocker 3 schepen, metende 553 ton; onder Kniphuizer 98 schepen, metende 7,234 ton! onder Oöstenrijksche 8 schepen, metende 1,908 con; onder Sardinische 2 schepen, metende 351 ton; onder Siciliaansche 1 schip, metende 131 ton; onder Spaansche 9 sche. pen, metende 1,170 ton, onder Napolicaansche 10 schepenmetende 1,618 ton. Dezer dagen is de kostbare menagerie van den heer C. van Akenthans toebehoorende aan het Genootschap Natura Artis Magistrate Amsterdam aangekomen, en voor als nog in een gedeelte der cazerne Oranje Nassau hiertoe goedgunstig door de Regering afgestaan, geplaatsc, alwaar dezelve uitsluitend voor de leden van gemeld genootschap te bezigcigen zal zijn. Inmiddels is men voornemens een nieuw gebouw te doen oprigtengeschikt tot verbiiif dezer rijke verzameling van levende dieren. Te Amsterdam is er in den nacht van den 6den dezer tweemaal brand ontstaan, eerst in de Egelantierstraat en daarna op den hoek van de Noor. dermark. Veel is er niet verbrand en ongelukken zijn er niet gebeurd. De Groningsche Hoogleeraar S. Stratingh Ez. heefc in den Letterbode van I. 1. Vrijdag een stukje doen plaatsen over de Galvar.opolytypeen daar in, onder anderen, medegedeeld, dat de heeren Dr. S. S. Bleekrode en de mechanicus H. Deutgen te Groningen, onlangs een middel gevonden hebben, om afdrukken van alle verheven of verdiepte voorwerpen, hetzij metaal, munten, penningen, platen, ornamenten, enz., en daarvan meer volkomen gelijkende afdrukken, bij voorraad in koper, te leveren, die in allen deele niet alleen in figuur, maar ook in matheid, glans of zuiverheid met het oor spronkelijke geheel overeenkomen. Hierdoor knnnen alle muntspeciën, ko peren platen van portretten of teekeningen en kaarten vermenigvuldigd wor den zonder nieuwe gravure, of ook zonder dat de oorspronkelijke stukken aan de proef worden onderworpen; zoodat zij naar willekeur, of in relief of verdiept, regt of verkeerd, zonder tweede bewerking, in eens kunnen wor. den daargesceld. Het is zelfs niet noodig om afdrukken te nemen van mera. Ien, munten, maar van andere voorwerpen, als van gips, hout en dergelijke kunnen insgelijks koperen afdrukken, dus ook in koper overgebragte hout sneeplaten en wat dies meer is, worden daargesceld, terwijl bij deze metaal- kopiëring, door overneming der letters van drukvormen, koperen verheven stereotyppiaten zullen kunnen daargesteld worden, zonder dat de letters eenige beschadiging ondergaanen deze terstond tot een ander gebruik kun nen gebezigd worden. T U R K Y E. Konstantinopel den 13 November. Uit deze stad schrijft men, dat de Fransche Afgezant, de Graaf de Pontoisalle moeite aanwendt, om; door de Porte uit geldverlegenheid te redden, de grootst mogelijken invloed op haar te verkrijgen. Die verlegenheid is thans groot, doch niec'zoo groot als die van Mchcmed-Ati; echter zou het Fransch Bewind wel de borg willen zijn, om eene geldleening voor de Porte te sluiten. Reschid-Pacha zou met dac voorstel zeer zijn ingenomen, en Frankrijk het beste middel hebben aange vat, om wederom in de gunst der Porte te komen. Nadere brieven te Weenen uit Konstantinopel ontvangen, bevestigen de reeds gemelde tijding, dat de vrede tusscben Turkije en Aegypce spoedig zal gesloten worden. ITALIË. Den 22 [November heeft de Paus een geheim Consistorie gehouden en daarin eene redevoering gedaan, die thans door de Duitsche bladen worde bekend gemaakt. Het begin der redevoering is aldus: Reeds veel treurigs en grievends hebben wij, eerwaarde broeders, sederc het begin van onze aposcolische bediening, bij dedagelijksche wederwaar, digheden der tijden, van deze plaats moeten verkondigen. Maar hetgeen wij in uwe tegenwoordige vergadering zullen uitspreken is in de daad van dien aard, dat het de bitterheid van alle de rampen, waarover wij reeds gezucht hebbenverre overtreft. Hierop deelt de Paus zijne klagten mede over den afval, zooals hij dac noemc, van de geünieerde Grieksche Bisschoppen, welke, zooals door de dagbladeD reeds is bekend gemaakt, zich thans vrijwillig met de Russische Grieksche Kerk, geheel onafhankelijk van het vermeende gezag van den Bisschop van Rome, vereenigd hebben. De Paus betreurt het, dat zoovele zielen die Christus met zijn bloed reeds verlost had, in gevaar zijn gebragt, namenlijk door die vereeniging, om hun eeuwig heil te verliezen; vooral vaart hij tiic op die Bisschoppen, die tot de Grieksche Kerk zijn overgegaan; wel had hij alle pogingen aangewend om dit te verhinderen, maar het was al te vergeefs geweest, zijne magc was daartoe niet toereikend. In het slot van deze allocutie lezen wij: Na dit alles, eerwaardige broeders, kunnen wii geenszins verbergen, dac de [redenen van onze smart over den toestand van de Kathólijke Kerk in hec groote Russische Rijk zich nog verder uitstrekken. Want wij weten, in welk eene onderdrukking onze heilige godsdienst aldaar reeds sedert langen tijd zucht. Waarlijk, om hierin te voorzien, hebben wij geene pogingen van onze herderlijke bezorgdheid verzuimd, en wij zullen het ook in hec vervolg aan geene bemoeijingen bij den grootmagtigen Keizer laten ontbre ken, daar wij nog de hoop blijven voeden, dat hij, bij zijne onpartijdigheid en verbeven denkwijze, onze eischen en wenschen niet ongunstig zai aan. nemen. Tot dat einde naderen wij in gemeenschappelijk gebed met ver.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1839 | | pagina 2