A°. 1839. leydsche C O U R A N To MAANDAG, Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, noodigen bij deze alle belang hebbende Ingezetenen dezer Stad uit, om derzelver gezegeld PatcnlHad over den dienst van 1839 en 40, te komen afhalen, tusschen Maandag den 7 October 1839 en Vrijdag den 18 October 1839des namiddags van vijf tel zeven ureop de Secretarie dezer Stad, en wel op Maandag, Dingsdag, Woensdag, Donderdag en Vrijdag van iedere week. Leydenden 2 October 1839. J. G. de Mey. Tér ordonnantie van dezelve v. puttkamme r. /«r. *- fë lew» V5 e n: r*a» or NEDERLANDEN. Leyden den Aden October. Men meldt uit *s Gravenhage, dat H. K. K. II. Mevrouw de Prinses van Oranje dezer dagen de zaal der tentoonstelling van schilderijen en verdere kunststukken met een bezoek vereerd heeft. H. K. K. H. de Prinses scheen eenige der schoone kunstwerken, die zich op dezelve bevinden, met aan. dacht beschouwd te hebben, en men verneemt, dat de Doorluchtige Prinses, de zaal verlatende, aan een der leden van de Commissie der tentoonstelling 'bet belang betuigd heeft, hetwelk Hoogstdezelve in dit schoone Museum atelt. H. K. K. H. de Prinses heeft zich ten dien aanzien op eene zoo wei. willende als vleijende wijze uitgedrukt, dat het geoorloofd is te hopen, dat het niet het eenig bezoek zal zijn, hetgeen de Prinses óp de zaal gedaan heeft. H. K. H. Mevrouw de Prinses Albert van Pruisten heeft den 4den dezer op nieuw de tentoonstelling met een bezoek vereerd en de onderscheiden zalen doorloopen. Het is altijd in de meest gunstige bewoordingen, dat H. K. H. de Prinses zich oyër deze schoone verzameling der werken van Onze kunstenaars steeds uitlaat. Den 4den dezer is de zaal ook bezocht geworden door HH. KK. HH. den Erfprins en Erfprinsès van Oranje. Onder de schoone kunststukken op de tentoonstelling merkt men ook op een zeer schoon portrait ten voeten uit van Z. K. H. den Prins van Oranje, door .7. A. Kruseman. Het volgende is het Koningiijk besluit, waarbij onlangs de navolgende instructie voor de artis obstetriciae Doctores en Vroedmeesters in het Koning, rijk der Nederlanden is vastgesteld Art. 1. Geen artis obstetriciae Doctor of Vroedmeester zal zich tot uit. oefening der verloskunde binnen dit Koningrijk mogen nederzetten, tenzij voldoende, zoo aan de algemeene wetten als plaatselijke verordeningen, des. wege geëmaneerd en vigerende. Art. 2. De uitoefening in derzelver gehèelen omvang, zoo in natuurlijke als tegennatuurlijke gevallen, maakt den werkkring van beiden uit. Art. 3. Een artis obstetriciae Doctor of Vroedmeester, eenigen anderen tak der geneeskunst uitoefenende, of op eenige andere wijze practiserende dan waartoe hij, volgens den inhoud der wet van den 12 Maart 1818, QS/aats. bladN°. 16.) en die van den 27 Maart 1838'Staatsblad N°. 10,3 en overeen, komstig zijne instructie, geregiigd is, zal voor de eerste maal verbeuren ƒ25, en voor de tweede maal f 50, terwijl hij voor de derde reize door intrekking van zijn patent, voor eenen naar de omstandigheden door den reg. ter te bepalen tijd, van niet korter dan zes weken en niet langer dan één jaar, zal worden gestraft. (Wnr „al, fa n/Taart tQtO, art, Art. 4. Een Vroedmeester zal geene geneesmiddelen voorschrijven, dan in geval van nood, en alsdan verpligt zijn kopij van het recept ten huize van de vrouw te laten. Art. 5. Bij zwangere of barende vrouwen geroepen zijnde, zal de artis obstetriciae Doctor of Vroedmeester haar zijne hulp niet mogen weigeren, cip geenerlei wïjze ongerust mogen maken door woorden, gezegden, onge. paste of onbescheiden ondervragingen, inzonderheid bij ongehuwden, omslag, tigen toestelvoorbedinging van loonbedreigingen van haar te zullen verlaten en wat dies meer is, maar zal hij dezelve met zachtheid moeten behandelen. Art. 6. Zij zijn verpligt altijd aan hun hliis berigt te latenwaarheen zij zich begeven hebben of te vinden zijnen bij wettige verhindering zorg dragen, dat zij, geroepen zijnde, op de beste wijze kunnen vervangen worden. Art. 7. Wanneer zij ter hulpe van eene vroedvrouw gevraagd en geko. men zijnde, bevinden mogtendat zij niet vroegtijdig genoeg geroepen zijn, en dat zulks heeft afgehangen van de weigerachtigheid der vroedvrouw, om adsistentie te krijgen, of van derzelver verzwijgen of miskennen van de nood zakelijkheid daarvan, zullen zij verpligt zijn hiervan kennis te geven aan den President der plaatselijkeof, bij ontstentenis daarvanaan de provinciale geneeskundige Commissie, met opgave van den toestand, waarin zij de ba. rënde vrouw, bij hunne komst, bevonden hebben, ten einde deswegs de vroedvrouw, door de geneeskundige Commissie, zou kunnen worden gehoord. Art. 8. Zij zijn verpligt altijd schouwbaar voorhanden te hebben zooda. nige instrumenten, als waarvan hun, of bij het visa van het Akademtsch diploma, of na hun afgelegd examen door de provinciale Commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt, eene lijst zal worden ter hand gesteld. Art. 9. Zij zijn verpligt alle jaren, vóór den laatsten der maand Januarij aan de plaatselijke Commissie van geneeskundig toevoorzigt, of teh platten lande, als mede in steden, alwaar geene plaatselijke geneeskundige Com. missie bestaat, geëtablisseerd zijnde, aan de provinciale Commissie van ge neeskundig onderzoek en toevoorzigt, onder welker ressort zij woonachtig zijn, in te zenden eenen behoorlijk en naauwkeurig ingevulden, en door hen onderteekenden tabellarischen staat of opgave, betrekkelijk de door hen ver- rigte verlossingen in het voorgaand afgeloopen jaar; welke staat, volgens een door den Minister van Binneniandsche Zaken vast te stellen formulier, zai worden gedrukt, en jaarlijks voor hen gratis verkrijgbaar zijn zal. Art. 10. Wanneer eene in arbeid zijnde vrouw onverlost komt te overlij den, zullen zij binnen den tijd van 24 uren, aan den President der plaatselijke Commissie van geneeskundig toevoorzigt, of der provinciale Commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt, daarvan berigt zenden met schrif. teiijke opgave der redenen, waarom er geene kunstverlossing is in het werk gesteld geworden; des gerequireerdzullen zij daarbij overleggen voldoende bewijzen, dat zij dezelve aan de barende of derzelver naastbestaanden heb. ben voorgesteld en aangeraden. Art, 11. Zij zullen zich, in geval van verschil over het bedrag van be. taling voor gepresteerde diensten moeten gedragen naar het tarief voor hunne visites, natuurlijke, tegennatuurlijke, instrumentverlossingen, enz., in elke provincie door de Commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt, onder approbatie van Gedeputeerde Staten te arresteren. Art. 12. Zij zullen geen' leerling mogen aannemen, dan op vertoon van denzelven van een bewijs, dat hij bij de plaatselijke Commissie van genees. 7 OCTOBER. kundig toevoorzigt, of, indien zij in kleine steden of ten platte landen wonn achtig ziin, alsdan bij de provinciale Commissie van geneeskundig onderzoek er. toevoorzigt, ai? zoodanig erkend en ingeschreven is, alsmede indien de zelve reeds ten ODd.erwijs bij anderen hunner kunstbroederen geweest is, op vertoon van een getuigschrift van deszelfs goeci zedelijk gedrag en geschikt heid door nen vorigen verloskundige afgegeven. Art. 13. Zoo lang de leerling aan den verloskundige speciaal geattacheerd is, zal laatstgenoemde beide getuigschriften onder zich behouden, ten einde dezelve, des gerequireerd, aan de provinciale cf plaatselijke Commissie ie lttinnen exhiberen; bij het vertrek van denzelve naar eenen anderen kunst, broeder, zal hij het bewijs van inschrijving aan denzelven teruggeven en het bewijs van zedelijkheid en geschiktheid verwisselen, tegeneen op nieuw door hem zelven te geven getuigschrift, aangaande hetgeen hem in belden die op. zigten van zoodanigen persoon zal zijn voorgekomen. Art. 14. Zij zuilen vermogen hunne leerlingenonder hun toevoorzigt en verantwoordelijkheid, verlossingen te laten doen, mits zij een minste een jaar vooraf in het practiscli gedeelte der verloskunde onderwezen zijn, en genoeg zame kunde en bekwaamheid ten hunnen genoegen aan den dag leggen. Art. 15. Ontwarende, dat hunne leerlingen heimelijk buiten hun weten zwangere of barende vrouwen adsisteren of verlossen, hetzij dezelve zien daarvoor lieten betalen of niet, of zelfs geld toegaven, zullen zij verpligt Zijn daarvan dadelijk kennis te geven aan den President der provinciale of plaatselijke geneeskundige Commissie, waaronder zij behooren, met terug, zending van het door dezelve afgegeven schriftelijk bewijs van inschrijving, en voorts den schuldige niet langer als leerling bij zich te houden, maar van zich te verwijderen, zonder getuigschrift van goed gedrag: zullen zij, bij verzuim daarvan, beschouwd worden als oogluikend denzelven in zijn wan. gedrag gestijfd te hebben. Art. 16. De Vroedmeesters zullen bij hunne admissie, in handen van den President der provinciale Commissie van geneeskundig onderzoek en toevoor zigt, moeten alleggen den navolgenden eed: ik belove en zwere mijne kunst, ingevolge de gearresteerde geneeskundige wetten en verordeningen, hiertoe betrekkelijkzoover mij aangaat, allezins en altijd naar mijn beste vermogen en geweten te zullen uitoefenen, de ge heimen der iijderessendie in het uitoefenen der kunst tot mijne kennis zou den komen, en welker ontdekking tot schande of schade van dezelve of van anderen zoude kunnen verstrekken, nimmer aan iemand, dan aan den Reg- ter, zoo zulks gerequireerd wordt, te zuilen openbaren, en mij in alles zoo danig te zuilen gedragen, als een regtgeaard en menschlievend Vroedmeester betkamt en verpligt is. De Belgische Gezanr aan het Nederlandsche Hof, de Prins de Chimay en de Attaché aan dat Gezantschap, de Baron van Zuylen van Nyeveltzijn den sden dezer in 's Gravenhage aangekomen. De Gezant heeft kamers op het Plein aldaar betrokken. De Generaal-Majoorilc/:»«n»«», aan den Directeur-Generaal van Oor log H. R. Trip toegevoegd, heeft den isten dezer zijne nieuwe werkzaam heden aangevangen. Zijner Majs. fregat Bellcna, Kapitein ter zee Geesteranusbestemd nkar Oosr-Indië en Zijner Majs. brikken de Snelheid, Kapitein-Luitenant Emtie en Ü/'erJrutJr KOf i teitl-Z- tflii— tva.aina naar West-Indiè', zijn den isten dezer van Texel naar zee gezeild. De heer A. P. Demoor, Ridder der orde van den Nederiandschen Leeuw en van het Legioen van Eer, gewezen Procureur des Konings te Antwerpen oud lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaaldie zich sedert de ge beurtenissen van 1830, te 's Gravenhage gevestigd had, is den isten dezer te Antwerpen overleden, zeer betreurd door allen, die met zijn regtschapen en edel karakter bekend waren. Hij was een trouw dienaar des Konings. Men verneemt, dat bij dispositie van Zijne Exc. den Minister van Bin. nenlands'che Zaken van den 28 September 11., de vragen: a. of sedert het ophouden van de mobilisatie der schutterijen het ontslag weder verleend moet worden, op den voet als voorheen, ingevolge art. 26 der wet van 11 April 1827? en b. of de strafwet van den 31 December 1832 tegen de naiatigen bij de schutterijen in kracht blijft? beiden bevestigend zijn beslist. Van goederhand is men onderrigt, dat, een jaar geleden, aan het Mi nisterie van Koloniën liet voorstel is gedaan, om ter kuste van Guinea, op Nederlandsch grondgebied. Artesiaansche putten te boren, en zulks met oog merk, om aldaar goed, vérsch en zniver drinkwater te bekomen, waaraan op verschillende plaatsen zeer groote behoefte steeds bestaan heeft en voort, durend bestaat, zonder dat men op middelen bedacht geweest is, om daarin te voorzien; dit hoogst gewigtige voorstel is ook geschied om nader bekend te geraken met de geologie en geognosie van het land, en om bij die gele. genheid te gelijker tijd onderzoekingen te doen naar het goud, dat men, met reden, meent, dat daar te vinden zal wezen, vermits de bijgeloovige be. grippen der Negers beletten, dat de Europeaan aldaar mijnen ontgint. Daar de Neger, wanneer hij het doel van deze operatie, namelijk het bekomen van goed, versch eb zuiver drinkwater verneemt, daarin voorzeker behulp, zaam zal wezen, zoo heeft men alle reden om het er voor te houden, dat deze aangelegenheid met vrucht zal kunnen worden uitgevoerd, te meer, naardien deskundigen de overtuiging hebben, dat bergachtige streken daar voor het beste zijn. Opgedacht voorstel, hetwelk het welgevallen van hoo- ger hand zoude zijn te beurt gevallen, zoude thans, naar alle waarschijnlijk, held, in overweging genomen worden, en, bij de behandeling van hetzelve worden nagegaan, of en in hoe verre het noodig is om bedacht te zijn, dat ter eeniger tijd ook in andere ónzer Overzeesclie Bezittingen zoodanige ope. ratiën worden uitgevoerd. Te Scheveningen is den 3den dezer eene vierde bokkumsc'nuit aange. komen, met 34,500 stuks bevragt, die tegen 36. de 1000 zijn afgezet. Te Rotterdam vierde den 2den dezer het Schilderkundig Genootschap, onder de zinspreuk: Hierdoor tot Hóoger en ArtiSacrum, deszelfs jaarlijksche algemeene vergadering ter prijsuitdeeling. Nadat door den heer J. van Harderwijk Rz., lid van verdiensten en voor. zitter van het genootschap, de vergadering geopend was, lasde Secreta ris een verslag voor van den staat en de werkzaamheden van hetzelve, waarbij de voortgaande bloei der inrigting werd aangetoond,, en waaruic bleek dat door de leden, in deszelfs voorjaars-vergadering, het lidmaatschap van verdienste was opgedragen aan de beeren IV. H. Schmidt en N. Rose, alhier. Vervolgens beklom de heer Mr, Aart Veder, werkend lid des genootscliaps, het spreekgestoelte, en droeg eene redevoering voor: over de verptigtingeu welke op den Nederiandschen kunstenaar rusten. Hierna werden de medailles en eeïeprjjzen uitgedeeld, na welke plegtig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1839 | | pagina 1