MENGELINGEN. De hiertoe gehondene aanspraken hebben aan het doel beantwoord, en ter naauwernood zijn er nog eenige enkele boeren in de stad verbleven. Eene bijzondere correspondentie bevat nog het volgende, omtrent de ware oorzaak der plaats gehad hebbende onlusten: Het is zeer moeijelijk uit de menigte van verwarde geruchten de waarheid op te maken de eerstkomende dagen zullen over veie omstandigheden een nader licht verspreiden. Eene daadzaak is het, dat de Regering geheel rade loos was, en reeds lang voor hare aftreding eigenlijk niet meer bestond. De linietroepen hebben terstond na het gevecht, op bevel der Regering, hunne posten en de kazerne verlaten en zich verstrooid. De stedelijke militie heeft het tuighuis bezet. Het reeds medegedeelde berigt, dat de oproerige menigte 'het tuighuis heeft willen overrompelen, wordt thans stellig tegengesproken; -men zegt dat hec volk op het plein bij dat gebouw slechts eene ontzagw'ek kende houding heeft willen aannemen, en dat het bloedige gevecht, dat daar '*is voorgevallen, alleen veroorzaakt is doordien uit een naburig huis op de ■menigte geschoten werd. Aan de bezadigde houding van den stedelijken Raad ■en der burgers, hebben de stad en het land veel te danken. Van den Landdag 'hoort men natuurlijk te midden van deze gebeurtenissen niets; maar het zal •te bezien staan, of Zurich, bij de bestaande omstandigheden, met het alge. 'meen Eedgenootschappelijk Bewind zal kunnen belast blijven, DUITSCHLAND. Zijne Maj. de Koning van Pruirsen heeft den Nederlandschen Gezant ce Bonden, den heer S. Dedtlhet ordeteeken van den Rooden Adelaar iste klasse geschonken. Voor eenige weken is gemeld geworden, dat onderscheiden Inwoners van Pruissen aan den Koning een verzoekschrift hebben ingediend, strek- kende om Z. M, te verzoeken met de andere Mogendheden van Europa te willen medewerken, dat een Christelijke Staac te Jerusalem moge hersteld wotden. Thans wordt uit Berlijn van den 4den berigt, dat die verzoekschrift door den Koning zeer goed is opgenomen en Z. M. hulde doet aan de vroom heid en het menschlievend denkbeeld, dat de aanbieders van dat adres too. men; doch dat zij tevens opmerkzaam gemaakt zjjn op de groote en wedigc onoverkomelijke zwarigheden, welke zich tegen de vervulling van eenen wensch, welken misschien haif Europa deelt, aankanten. Voornoemde Koning zou het verzoek van den Koning van Frankrijk om zijne bemiddeling te verleenen, ten aanzien der bepaling van de Mexikaan- scbe schadeloosstellingvan de hand hebben gewezen. Door den Koning van Pruissen is dezer dagen aan Prof. Rauch magti- ging verleend tot het vervaardigen van een gedenkteeken voor Frederik den Grootehetgeen dien Koning zal voorstellen te paard gezeten en door4 zijner beroemdste veldheeren omringd. Zijne Maj. de Koning van Hanover heeft den 10 September eene procla matie afgevaardigd, waarin hij te kennen heeft, dat de Bondsvergadering verklaard heeft, dac de in Hanover bestaande staatsquaestie aan de Bonds, vergadering geene bondswettige aanleiding geeft tot bemoeijing met deze inwen dige aangelegenheiddat echter Zijne Maj., voldoende zoowel aan de met vertrouwen te kennen gegeven verwachting der Bondsvergadering als aan Hoogstdeszelfs vroeger ontwikkelde voornemens, zich geneigd zal betoonen, om eerstdaags met de tegenwoordige Stenden nopens hec werk der grondwet eene met de regcen der kroon en der Stenden overeenstemmende schikking te treffen. Verder verklaarc nog Zijne Maj., dac de constitucie van 1819 als hec eenig geldend gronobeginsel van openbaar regt in Hanover zal gelden, en dac alle dwalingen en vergrijpen, uit het bestaan hebbende misverstand dien aangaande voortspruitende, met toegefelijkheid beschouwd, maar voortaan alle overtre dingen daarvan met strengheid gestrafc zullen Wórden. GROOT-BR IT ANNIE, Londen den 11 September. Aan het Hof is het thans zeer levendig, wegens de tegenwoordigheid van de Koninglijke Belgische,famieije en andere •leden van het geslachc van Saksen Coburg. H. M. Koningin Victoria, schijnt in den omgang met de Koningin der Belgen veel behagen te scheppen. TCtnneïl heeft in de dagbladen een brief laten bekend maken, aan het volk van Engeland gerigc, welke ten doel schijnt te hebben üe Protestanten tot wederkeering in den schoot der Kacholjjke kerk te bewegen. De goede aiioop van de koffij-verkoop in Nederland heeft te Londen veel vraag doen ontstaan naar vreemde soorcen, vooral van Sc. Domingo en -Brazilië. De invoer van alle soorcen heeft tot {dusverre dit jaar verre dien van het vorige jaar overtroffen. Door de Engelsche marine zijn sedert 1 januarij 1838, 52 slavenhalers voor goeden buit verklaard. Hiervan waren 43 Portugesche, 2 Spaansche en "I Braziiiaansch schip. Aan boord van 26 schepen waren 8000 negers. Van .47 prijzen hebben de schepen en ladingen, na aftrek van alle kosten28,975 opgebragc. FRANKRIJK. Parijs den 13 September. Omtrent het gezegde Van de Koningin Regen, tes van Spanje, in hare croonrede voorkomende, ten aanzien van de goede verstandhouding met Frankrijk en Engeland, bevat de Moniteur het volgende: De Koningin vsn Spanje heeft, in hare rede tot opening der Cortes, van de Fransche Regering op eenen toon gesproken, dien wij ons gelukkig achten in hec oog te doen vallen. Nooic is voor de eensgezindheid, die nis- schen de beide landen heerschc, zoo openlijk uitgekomen; nooit heeft Spanje de diensten, die ons bondgenootschap daaraan bewijst, zoo volledig erkend. •Het is ook waar, dat Frankrijk nooit voor de zaak van Isabella 11 meer overeenstemming heeft laten blijken, dan sedert de optreding van het tegen, woordig Ministerie. Dat Ministerie heeft aangekondigd, voornemens te zijn, om door alle middelen tot de zegepraal der vrijzinnige en grondwecsgezindfi denkbeelden in Spanje mede te werken, en het heeft woord gehouden. Onze msgtige en getrouwe bondgenooten, Frankrijk en Engeland, heeft de Koningin-Regentes tot de Cortes gezegd, verkrijgen door het zamenwer. kén hunner hulp op de kusten der beide zeeën nieuwe en welverdiende aan. ■spraak op de nationale erkentelijkheid. Die doorluchtige bondgenooten ge. Vèn mij dsgeiijks nieuwe bewijzen van de zeer levendige belangstelling, 'welke zij voor de door ons verdedigde, regtvaardige zaak koesteren." Die taal strekt der drie Regeringen tot eer. Zij zal, zoo mogelijk, de banden, die reeds cusschen volken, zoo innig door gelijke beginselen van belangen vereenigd, bestonden, nog naauwer toehalen. Hec verdient opmerking, dat bijna op hetzelfde oogenblik de Koningin van Engeland, in hare rede tot sluiting van het Parlement, insgelijks in Vriendschappelijker bewoordingen dan ooit, over het bondgenootschap tus» Schen Groot-Britannieen Frankrijk gesproken heeft: een vruchtbaar verbond, dat voor den vrede en de beschaving reeds zoo veel heeft uitgerigc en nog zoo veel zal uitrigten. Alzoo heeft het tegenwoordig Ministerie het geluk gehad van onze be. 'trekkingen met onze natuurlijke bondgenooten te hebben uicgebreid en de. ze taal dier bondgenooten zeiven strekt daarvan ten bewijze. De Presse wil weten, dat de Admiraal Roussin als Gezant te Konstan. tinopel teruggeroepen is, en vervangen zal worden door den voormaligen Gezant in de Vereenigde Staten, den heer Pontois. Uit Algiers verneemt men, dat er aldaar vele zieken en de hospitalen opgevuld waren;de oogst was daarom, door gebrek aan arbeiders, niet goed kunnen binnenkomen. Op het eiland Martinique, dac onlangs door eene aardbeving zoo veel geleden heeft, heeft den 2 Augustus wederom eene aardbeving plaatsgehad, die, hoewel geene groote schade aangerigt hebbende, de inwoners echter mee grooten schrik vervuld had, DE MAARSCHALK MAR MO UT in EGYPTE (O. Na rustdag gehouden te hebben scheepte ik mij naar St. Jean d'Acre in. Ik kon niet besluiten Syrië te verlaten, zonder eene stad gezien te hebben, welke, door dat zij de vorderingen van den Generaal Buonaparte tegenhield, eenen oneindigen invloed op het lot der wereld gehad heeft; want had St. Jean d'Acre zich overgegeven, dan was Syrië veroverd geworden, en niets stond meer de ondernemingen van het Fransche leger in den weg; de volken van den Libanon hadden ce wapen geloopen en ons hulptroepen geleverd; de openbare meening zoude ons Franschen zoo gunstig geworden zijn, dac alles zich met ons vereenigd had. De sluwe staatkunde van Buonaparte het groote talent dac hij bezat om de menschën te leiden en voor zich ce winnen, hadden hier de schoonste gelegenheid gehad, zich te ontwikkelen. Hij zonde de verstrooide volken van Azië om zich vereenigd, hunne belan gen mee die van Frankrijk verbonden hebben, en zoo hadden zij zijne hulp middelen aanzienlijk vermeerderd, het reeds zoo zwakke Otcomannische Rijk zoude onder zijne slagen ingestort zijn, en eene nieuwe staatkundige schik king der zaken zoude zijn ontstaan. Ais Heer van een groot land, als stich ter van een nieuw Rijk, had Buonaparte zich zonder twijfel met de rol eens Alexanders vergenoegd, en nimmer meer aan eenen terugkeer naar Frankrijk welke zoo moeijelijk en gewaagd was, gedacht. God weet het echter, in welken {toestand Frankrijk alsdan zoude geraakt zijn, eD welken gang de Eu. ropesche aangelegenheden over het algemeen zouden genomen hebben. De onvoorziene tegenstand van St. Jean d'Acre voerde het Fransche leger naar Egypte terng, bragt den Generaal Buonaparte weder in aanraking met de gebeurtenissen van Europa, en gaf hem gelegenheid terug te komen. Hij kon dit ook gerust doen, want hij liet een overwinnend, wel verzorgd le ger, in het bezit van een uitgebreid, rijk onderworpen en ligt verdedigbaar land achter. Zoo beschikte dus de tegenstand van Sc. Jean d'Acre over zijn lot en dat van Europa. Hij beschouwde dit verlies als een groot ongeluk, niet wetende, dat hij daardoor op den weg zijner toekomstige grootheid was. Wij landden te Laïffa, dac op de zuidelijkste punt eener groote opene reede ligt waarvan St. Jean d'Acre de noordelijke punt uitmaakt. Ik vond dadelijk gelegenheid om naar laatstgemelde plaats te vertrekken. De afstand van Laïffa tot Acre bedraagt vier mijlen, en men biijft altoos aan de zeekust. De vestingwerken van St. Jean d'Acre, aan de landzijde, zijn slechts-120 roeden lang. Het front ligt naar het Oosten, en wordt door drie vierkante torens beschut, de wal wendt zich dan naar het zuiden en volgt onmiddel. lijk de zeekust. Hier is ook de haven. De grootste doorsnede der plaats bedraagt slechts 360 roeden. Eene tweede omwalling aan de zijde det landengte, gelijkt op de eerste, doch is zoo goed niet. Deze bestond al leen in 1799, de buitenste insluiting is eerst na den tetugtcgc van het Fransche leger, door Dschezzar-Vzchz, aangelegd. Ik bezocht het, iets of wat links van het centrum des wals, naar de land engte, liggende punt van aanval, dac de Generaal Buonaparte in 1798 geko zen bad. Ik herkende de door de Fransche artillerie geschotene bresaan de reparatien, welke dezelve noodig had gemaakt, daar de bouwtrant geheel van dien van het overige muurwerk verschilt. Ik voerde toen hec opperbevel in Aiexandrie, en had eenige stukken van grof kaliber op eene flocille doen inschepen, welke door de Engelschen genomen werd. Deze batterij was meer dan toereikend geweest, om de belegering spoedig teneinde te bren gen; door haar wegblijven echter oncstond groote verlegenheid, en men werd in de noodzakelijkheid gebragc, slechts twaalfponders-veldgeschut ce gebruiken. De stukken schoten eene bres. Vol ongeduld de plaats te be» magrigen, beval de Generaal den storm, voordat de bres nog volkomen toe gankelijk was, en wij werden teruggeslagen. De onbeduidende voorraad krijgsbehoeften maakte grootere krachtsontwikkeling onmogelijkmen had dezelve ten gevolge eener ongelukkige rivaliteit cusschen de opperhoofden der artillerie en genie-corpsen niet doelmatig aangewend. Meerdere stormen zonder gevolg ontmoedigden de troepen, terwijl aan de andere zijde, de bo ven verwachting gelukkige verdediging der Turken, hun moed gaf. Het Fransche leger reeds zwak bij deszelfs inrukken in Syrië, had verlie zen geleden, welke het vuur des vijands verschoonde, terwijl het garnizoen, eerst twee tot drie duizend man sterk, van de zeezijde gedurig versterkin. gen ontving, welke hec op 12,000 man bragten. Op deze wijze was alle hoop om de plaats te nemen, verijdeld, men moest van het voornemen af zien en het beleg opbreken. De Generaal Buonaparte kon niets beters doen dan met zijn leger naar Egypte terug te keeren, hetgeen hij dan ook geluk kig bewerkstelligde. Den i9den October bezocht ik Abukir en herinnerde mij den zeeslag, welke eenen zoo grooten invloed op het lot des Ooscerschen legers en vau Egypte had. Korten tijd na deze gebeurtenis werd ik met mijne brigade van Kahira afgezonden, om de kusten tegen de ondernemingen der Engelschen te dekken. Toen ik daar kwam, rookten de wrakken onzer schepen nog, en de lijken hunner verdedigers lagen verstrooid langs het strand. In mijne tent in het leger van Kanka, tusschen Belbeys en Kahira, ont ving de Generaal Bounaparte het treurige berigt van den uitslag van den strijd bij Abukir, en de depêches waarin de Generaal Kleber, die coen in Alexandria het bevel voerde, de gebeurtenis omstandig verhaalde. De Generaal Bouna parte bleef bij de lezing des briefs rustig en vastberaden. Dadelijk nam hij maatregelen om de onmetelijkheid van ons verlies en deszelfs ernstige gevol. gen zoo geheim mogelijk te houden, ten einde den nadeeligen indruk, welke deze tijding op de troepen zoude maken, zoo veel mogelijk te kunnen ver zachten. Toen wendde hy zich tot ons en zeide: „Thans hebben wij geen gemeenschap met ons vaderland meer; wij moeten nu ons zeiven genoeg kunnen zijn. Egypte biedt onmetelijke hulpbronnen aan, wij zullen dezelve voor ons openen. Voorheen maakte die land een magcig Koningrijk uit; waarom zouden wij het niet, door kunsten, wetenschappen en nijverheid verrijkt, weder uit deszelfs asch doen herrijzen? Met moed en goeden wil is alles te bereiken, en er is geen resultaat, dat men niet zoude kunnen hopen te verkrijgen. Welke steun voor de republiek is niet deze aanvallende stelling tegen de Engelschenwelk gelukkiger gelegen rust- en uitgangs punt tot de veroveringen,waartoe de mogelijke val des OtcomannischenRijks ons aanleiding geven kan I Gedeeltelijk zal ons toch altoos ondersteuning van Frankrijk kunnen toekomen. De overblijfselen der vloot moeren de artil lerie van groote dienst kunnen zijn; wij zullen gemakkelijk onoverwinnelijk zijn in een landdat geene andere grenzen dan de woestijn en eene kusc heeft, waar geene Schuilplaats kan gevonden worden. Onze groote enge. wigtige taak is thans, het leger voor eene ontmoediging te bewaren, welke de kiem harer vernieling zoude opleveren. Wij zullen ons boven den storm verheffenen de golven zullen aan banden worden gelegd. Misschien zijtt wij daartoe bestemd, hec aanzien van het Oosten een nieuw leven te geven, en onze namen naast die van de beroemdste mannen der oude geschiedenis en der middeleeuwen te plaatsen," Ik vervolgde mijne reis, en weldra was ik in Matarich het oude Heliopoiis. In mijne jeugd was ik in deze ruïnen gecampeerdtoen, na de verovering van Kahira, een deel der Fransche armee, op Salabych marcheerde, o.u (O Lit de Poyage du Mctréchal Due de Raguseeen werkdat in Frankrijk meer en meer op prijs wordt gesteld. Lermitiier noemt deze reis het gevvigtigste werk dat in de laatste tijden over het Oosten is verschenen; waaruit men over Egypte en Turkye meer vernemen cn leeren kan, dan van alle overige couristcn u zanten geifttnien.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1839 | | pagina 3