A0. 1831). L E Y D S II E esMmMm - C O U R A N T, MAANDAG, tat '•;>v#%W TVU eW) is o w vr «9 J U L ]J. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, brengen bij deze tpr kennis 'êcr belanghebbenden, dat de resteerende Obligatien, spruitende uit de Negotiatie, ren tende pCt.gearresteerd bij Zijner Majesteits besluit van den 21 April 1830 N°. 30 op den eersten Jul ij dezes jar.rs zullen worden afgelost en tot betaling daarvan met over- legging der stukken met de daarbij behoorende onverschenen Coupons, zal worden geva ceerd ten kantore van den Stedelijken Ontvanger, in den loop der maand Julij aanslaande, dagelijks, uitgezonderd 's Zondags en 's Woensdags, Leyden^ den 23 Mei 1839. Burgemeester en Wethouders vöortioemd J. G. DE Mey. Ter ordonnantie van dezelve, P, G. van Hoorn, WethouderL. S. De Verlofganger van het iste Bataillon Jagefs, HENDRIK CAREL A'N- DRIES MILLIES, gelieve zich te vervoegen ter Secretarie dezer Scad. NEDERLANDEN. Leyden den 28sten Julij. Men meldt uit 's Gravenhage van den B7Sten dezer; Bij Konlnglijk besluit is bepaald, dat, tot tijd en wijle door Hoogstdenzei. ven nader omtrent dit onderwerp mogt worden beschikt, zijn en blijven van toepassing art. 4 der wet van 26 Friinaire, IVde jaar, mitsgaders het arrêté van 28 Brumaire, Vide jaar, ten opzigte der bewaring van de minuten der kantongeregten in burgerlijke zaken. Door dit besluit is alle twijfel wegge, nomen, ten aanzien van de plaats waar en de wijze waarop de minuten der kantongeregten in burgerlijke zaken moeten worden bewaard. Men verzekert, dat eerstdaags onderscheidene kanonneerboocen, thans nog óp de Schelde gestationeerd, zullen worden buiten dienst gesteld; dat Zijner Majs. corvet Boreas, Kapitein Paling, nrede buiten dienst zal wordeu gesteld, en dat Zijner Majs. brik Mercuur, Kapitein Tuning, naar de West- Indiën zal stevenen. Men verneemt, dat de Raad van Legatie en Referendaris bij het De partement van Buitenlandsche Zaken, de heer Mazel, op het punt is naar Parijs te vertrekken, tot waarneming der belangen van het Gezantschap, gedurende de tijdelijke afwezigheid van den Luitenant-Generaal Baron Hagel, die met verlof herwaarts komt. Gisteren avond heeft; in de Luthersche kerk alhier, het aangekondigde muzijkfeest der afdeeling 's Gravenhage van de maatschappij: Tot bevordering ■der Toonkunstplaats gehad. Reeds in den namiddag was de toeloop der menigte zoo groot, dat toen de deuren geopend werden, het kerkgebouw als in één oogenblik bezet was. Al dadelijk bij den ingang was het oog op ■de zoo smaakvol ingerigte loge voor het Koninglijke gezin, welke tegenover het koor geplaatst was. Deze loge was geneel omkleed met rood fiuweel en goud, evenzeer als een verhemelte van dezelfde scoffen; daarboven prijkten de Nederlandsche, Oranje en Wurtembergsche vlaggen, met het Nederland, sche wapen in liet midden. De fond der loge was van blaauw satijn en vel licht met waskaarsen. Twee aangebragte spiegels maakte een bijzonder fraai effect, vermits daarin de geheele zaal teruggekaatst werd. Tegenover de loge, bestemd voor het Koninglijke gezin, bevond zich het koor. In het midden zag men het afbeeldsel van den beroemden Haydnaan de hoeken zeer groote bloemvazen. Het koor was bezet door meer dan 100 zangers en zangeressen, alle liefhebbers, leden der zangvereeniging van de maatschappij; aan de dames werd bij het binnenkomen een ruiker aangeboden. Omstreeks zeven ure verschenen HH. KK. HH. de Erfprins en Erfprinses van Oranje, alsmede HH. KK. HH. Prins Hendrik en Prinses Sop'iie, onder het schallen der bazuinen en het gejuich der menigte. Dadelijk begon het orchest, en wel het eerst met de expresselijk voor die gelegenheid vervaardigde cantate. Krachtig was de aanhef N°. 1. 't is feest! Na dit nummer kwamen achtervolgelijk een tenor-solo door den heer Krugt, een quartet voor soprano, alto, tenor en bas, door Mejufvr. y/je/Zaiv, Aars sen en de heeren Vrugt en Soary, een alto-solo door Mejufvr. Aarssen, en een duo voor tenor en bas door de heeren Vrugt en van Ho'vjc. Ailen munt ten evenzeer in die solo's uit. Elk der zangers gevoelde zich doordrongen van het denkbeeld, dat de woorden uitdrukte. Het liefelijke van de teedere bloesemknop, van de uitgelezen rozenplantwerd door den heer Erugt, het angstige der bange dagen, tijdens de Fransche heerschappij, het geluk der terugkomst van den blondgelokten vrede, de dankbaarheid, de gebeden aan God voor het welzijn van het jeugdig Paar, werden door Mejufvr. Aarssen, overal naar behooren met klem, smaak en veel gevoel gezongen; overal be. antwoordden de intonatiën aan het denkbeeld, dat uitgedrukt moest worden. Deze solo's werden afgewisseld door de kooren, welke fiks bezet waren en zich meesterlijk van hunne taak kweten. Het laatste nummer van de cantate werd besloten met het geliefde Wil helmus dat meesterlijk gevarieerd was. Vooral merkte men daarbij op eene chromatique gamme, welke een allerheerlijkst effect maakte. Stappen wij van de cantate niet af, zonder hulde te hebben toegebragt aan den dich. ter, den heer Calisch, en aan den componist, den heer Lubeck, die heden avond de directie voerde. Na eenige oogenblikken pozen, werd het eerste deel der Schepping van Haydn uitgevoerd. Even meesterlijk kweten zich hier wederom de solo-zangers en zange. ressen van hunne taak. Daaraan namen deel, behalve de bij de cantate ge- noemden, ook Mejufvr. Morel en IToppenbrouwers, welke mede in talenten en smaak met hunne kunstbroeders en zusters wedijverden. Na het einde van dit eerste gedeelte der Scheppingnam de Koninglijke familie afscheid en verliet zij de zaai. Hiermede ook het eerste gedeelte van het feest geëindigd zijnde, hield men eene pause. Na een half uur rustens, werden de werkzaamheden hervat, en het 2de en 3de gedeelte der Schepping uitgevoerd. Het feest hiermede besloten zijn. de, gaf de menigte luide en langdurige blijken harer tevredenheid, wegens het genot dat men haar verschaft had. Eindigen wij niet, zonder ook dank te hebben toegebragt aan de Koning lijke kapel, welke de zangers heeft ondersteund, en zoo zeer tot de goede uitvoering heeft bijgedragen. Zijne Exc. de Minister van Justitie heeft aan de Procureurs-Generaal of Officieren van Justitie eene missive uitgevaardigd, onder anderen ten onder- Werp hebbende den vorm, waarop Belgische acten en stukken, voortaan docr de ambtenaren vaii den burgerlijken stand znileh kunn'en worden aan. genomen. Die stok houdt hoofdzakelijk in, dat de bezwaren, welke zich veeivuloige malen hebben opgedaan, wanneer er, bij de voltrekking van huwelijken of bij andere gelegenheden, moest worden gebruik gemaakt van acien van den burgerlijken stand, in Belgie afgegeven, of van notariële en andere snikken, van Belgische ambtenaren afkomstig,, daaruit ontstonden, dat de Belgische acten en ambtenaren,-noch als wettige Nederlandsche konden warden erkend, noch als buitenlandsche worden beschouwdof oanrmede gelijk gesteld; dat het tractaat met Belgie, thans, door de uitwisseling dar ratificatien, ten volle zijn beslag bekomen hebbende, het den Minister toe scheen, dat van 1111 si aan de voorzeide bezwaren als vervallen konden wor den beschouwd, alzoo het tot Belgie behoorende territoir thans, met betrek, king tot Ncderiand, als vreemd land moest worden aangemerkt, en mitsdien ook -de van daar komende acten en stukken als gewone buitenlandsche zonden moeten 'behandeld worden; en als zoodanig bij den burgerlijken stand en bij andere gelegenheden, waar zulks te pas mogt komen, zouden moeten wor den aangenomen evenwel allen op gelijke wijze en onder gelijke formaliteiten als ten aanzien van andere buitenlandsche stukken het geval is; dat Z. Exc. de Minister het noodzakelijk geacht heeft, de aandacht Zijner Maj. op dit onderwerp te vestigen, e» Hoogstdezelve te verzoeken, hemMinister, go magtigen; om de vorenstaande beginselen aan aile regteriijke autoriteiten eti ambtenaren van den burgerlijken stand kenbaar te makenmet opmerking dac daardoor zal vervallen de aanleiding Tot de zoo menigvuldige verzoeken, strekkende tot wegneming der bezwaren tegen de aanneming der voormelde acten en stukken, tot nog toe bestaan hebbende, mitsgaders dat daardoor ook te gelijk al de moeijelijkheden zullen worden weggenomen, die er wel eens gerezen zijn, omtrent de vraag, hoe er gehandeld moet worden bij dagvaardingen of beteekeningenvan hier moetende gedaan worden aan per sonen in Belgie of omgekeerd dat het Zijne Maj. behaagd heefczich inec het rapport des Ministers te vereenigen en denzelven de gevraagde magtiging te verleene-n, en het is ten gevolge daarvan, dat Zijne Exc. aan de Procu. reurs-Generaal en Officieren van Justitie, het vorenstaande heeft medege deeld, met uitnoodigingom zich daarnaar te gedragen, en tevens met opmerking, dat de aanschrijvingen van den Procureur-Generaal bij het voor. maiig Hoog-Geregtshof van den 2 Januarij 1832 en 20 Maart 1834, hiermede all vervallen knuneu worden aangemerkt, Men verneemt, dat, ten gevolge van de voltooijing van het kerk- en sthooigebenw voor de Israëlieten, binnen de koloniën der maatschappij van weldadigheid te Vecnhuizen, en verder toegepaste beschikkingen, alle zwa righeden zijn opgeheven, welke tot dusverre de Israëliten hier te lande heb ben verhinderd, tot het ten uitvoer leggen van Zijner Majs. besluit van den 17 Augustus 1827, betrekkelijk de opneming en verpleging van die voorwer pen in de stichtingen der maatschappij. Tevens verneemt mendat van wege de Hooge Regering hiervan eerstdaags aan alle Israëlitische armbesturen, hoofd-, ring- en bij-synagogen binnen het Rijk zal worden kennis gegeven, in het vertrouwen, dat Hun Ed., dankbaar voor alle deze vaderlijke zorgen en betoonde weldadigheid der Nederlandscht: Regering, onverwijld, overeenkomstig de bestaande voorschriften, alles zul len trachten te bewerkstelligen om aan gemeld Koninglijk besluit het vereischc gevolg te geven; waardoor aan kinderen eene goede opvoeding zal wordeu verschaft, de bedelarij en de lediggang ook onder de Israëlitische behoeft! gen worden beperkt, hun een middel van bestaan aan de hand gegeven, en zij alzoo tot nuttige leden der maatschappij gevormd kunnen worden. In het Amsterdamsch Handelsblad van den 26 Juiij leest men: De feestvieringen in de Residentie, wegens de heugelijke echtvereeniging van den Erfprins van Oranje met Prinses Sophia van Wurtemberg, ioopen ten einde; maar zullen na benige verpoozing alhier in deze hoofdstad hervat worden. Dezelve zullen hier ter Stede gewis niet minder woelig en luister rijk, niet minder vrolijk en hartelijk wezen, dan zij in 's Hage geweest zijn. De openbare toebereidselen tóe dien einde van stadswege bepalen zich tot de oprigting van eerepoorten op den Haarlemmerweg, hec Koningsplein, rfe Regtilieisbreestfaat en den Dam; terwijl eene verbazend groote en fraai ge schilderde trofée de naar het paleis gekeerde fafade der hulpbeurs op den Dam zal versieren. Ook de toebereidselen van particulieren maken de aan dacht van het publiek gaande; onder deze zegt men, zal het huis van den WürtembergsChen Consul op de Heeréngracbt over de Spiegelstraat uitmun ten. Men wil, dat de plegtigen intogt van Zijne Maj. onzen geliefden Ko ning, benevens ziine kleinkinderen, het Doorluchtig jonge Paar en verdere leden van liet Koninglijke Huis, omstreeks het midden van September zat plaats vinden, en dat de feestelijkheden, bestaande in gala representatien in de scliouwbtirg'en, diner en bal ten hove, illnminatiën, openbare volksver maken, enz., acht dagen zullen duren. Men zegt, dat de Generaal de Koek, thans Minister van Binnenlandsche Zaken, zou benoemd worden tot Gouverneur-Generaal van Neêrlands Indië, in plaats van den Generaal deEerens, die teruggeroepen zou zijn geworden. Het dagblad de Avondbode van heden merkt hieromtrent aan: Uit 's Gravenhage schrijft men ons, dat het berigt van een der Amster- damsche dagbladen, betrekkelijk het terugroepen van den Generaal deEerens uit de betrekking van Gouverneur-Generaal van Neêrlands Indië, en zijne vervanging door Zijne Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken, veel. ligt even veel grond héeit als de vroeger door bedoeld dagblad dienaangaande medegedeelde berigten, en alzoo voorzigtigheidslialve weinig geloof verdien:. Te Amsterdam is den 255101 Julij, in de Mennonieten kerk, de 25ste bijeenkomst van het Nederlandsche Bijbelgenootschap gehouden, waartoe 1,1c alle steden van, ons Vaderland vele achtenswaardige Bijbel- en Godsdienst vrienden waren bijeengekomen. De vergadering werd geopend door eene har telijke toespraak van den Voorzitter, Zijne Exc. den Minister van Staat, A. van Gennep. Het rapport der beide Secretarissen werd met blijkbare belang, stelling aangehoord, liet geheel der uitgedeelde Bijbels, door de zorgen van het genootschap, bedraagt tot dus verre het aanzienlijk getal van 204,930 exemplaren. De staat der geldmiddelen levert eene verblijdende uitkomst op. Aan den heer Ebeling, die in inoeijelijke omstandigheden het genoot, schap zoo gewigtige diensten heeft bewezen, is bij zijn aftreden uit zijne belangrijke betrekking, de meest verdiende dank te beurt gevallen. Plegtig zullen de Afgevaardigden ter dezer vergadering het vijf-en-twintigjarig be, staan van dit genootschap vieren, en men mag ue gegronde hoop voeden, dat de genomen en nog te nemen maatregelen, om de belangstelling van hec Nederlandsche volk in deze gewigtige instelling levendig te houden en cip te wekken; met den besten uitslag zullen bekroond Worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1839 | | pagina 1