A0. 1830. LEYDSCHE COURANT. WOENSDAG,] M E I, NEDERLANDEN. Leïden den 3osten April. Heden morgen heeft H. K. H. Prinses Albert van Pruissen, vergezeld Van Hoogstderzelver Dochter, Prinses Charlotte, aan het Uitwateringskanaal te Katwijk eenigen tijd vertoefd. H. K. H. de Prinses is aan het huis van Rhijnland, aan de ade sluis gelegen, te 8 ure aangekomen, en aldaar door eene Commissie van HH. Hoogheemraden van Rhünland opgewacht» H. K. H» is, door de Commissie begeleid, naar de eerste sluis gegaan, alwaar toen de volle spuijing heeft plaats gehad» Vervolgens naar het huis van Rhijn. land teruggekeerd, heeft H. K. H. aldaar eenige verversching genomen, en ii, door dezelfde Commissie begeleid, de Gradeer-machine van de Heeren de Fremerj en Zonen alhier, langs het Kanaal gelegen, gaan bezigtigen, waar. na H. K. H. te 10 ure aan de 3de sluis in het rijtuig is gegaan, en, na de Commissie voor hare beleefdheid minzaam bedankt te hebben, verder over Rhijnsburg en Oegstgeest, naar Amsterdam vertrokken. Het zeer schoone weder had een groote menigte inwoners van de beide Katwijken, spoedig van de tegenwoordigheid van H. K. H. onderrigt, naar het Kanaal begeven. Zijne Maj. is op Hoogstdeszeifs reis van 'sGravenhage naar Amsterdam, omstreeks half drie ure, het Haagsche Schouw gepasseerd. Men meldt uit 's Gravetihage van den 2psten dezer: Zijne Maj. de Koning zal zich morgen, omstreeks 12 ure, naar Amsterdam hegeven. Hoogstdezelve wordt, in het begin der volgende week, in deze Residentie terug verwacht. Reeds heden zijn er onderscheidene personen, tot het gevolg des Konings behoorende, naar de Hoofdstad vertrokken. Heden wordt in deze Residentie, met bijzondere plegtigheid, gevierd de aisie verjaardag van Z. K. H. den Grootvorst-Troonopvolger van Rusland, die den 29sten (i7den) APril l8>8 geboren is en die zich op dit oogenblik in deze Hofstad bevindt. Reeds vroeg in den morgen deed zich het klok kenspel hooren en wapperde 's Rijks vlag van de openbare en vele particu. liere gebouwen. Des morgens is Z. K. H. de Grootvorst bij Zijne Maj. den Koning gerecipieerd, alwaar Z.K. H.de gelukwenschen over zijnen geboorte, dag van het Koninglijke Gezin ontvangen heeft. Omstreeks 2 ure is er «en dejeuner-dansant bij Z. K. H. den Kroonprins gehouden, waarop Z. K. H. de Grootvorst, de leden van de Koninglijke familie en vele aanzienlijke per- sonen tegenwoordig waren. Heden middag heeft er diner, en dezen avond souper bij Z. K. H. den Kroonprins plaats gehad. Dezen avond is er voor het palels van Z. K. H. den Kroonprinsalwaar de Grootvorst zijnen intrek genomen heeft, eene eerenaald, die van stads- wege was opgerigt, prachtig verlicht, terwijl de muzijk der schutterij van deze stad, die in de nabijheid dezer naald geplaatst was, zich bij afwisseling deed horen. Duizenden wandelaren namen aan dit feest deelen verlustigden zich in het schoone gezigt, dat de verlichting dezer naald aanbood. Ook andere woningen waren smaakvol verlicht, wij merkten onder anderen den gekroonden A Alexandervoor de woning van den heer Schickin het Noordeinde, op, en de eerepoort, prijkende met de gekroonde A &N {Alexander en Nicolajevna')voor het hiitel het Keizershof, op het Buiten, hóf. Naar men verzekert zal Z. K. H. de Grootvorst zich morgen ochtend Vroegtijdig naar Noord-Braband begeven. Bij Zijner Majs. besluit van den 22Sten dezer, is IVilhelm Seelhof, Ge- regtsbode te Hoexter In Pruissen, benoemd tot Broeder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Fan den 30 April. Heden morgen zijn Z. K. H. de Prins van Oranje, Z. K. H. de Grootvorst-Troonopvolger van Rusland en HH. KK. HH. de drie Pfinsen, Zonen van den Kroonprins, uit deze Residentie naar Tilburg vertrokken. Z. K. H. de Grootvorst zal, naar men verzekertover vijf dagen in deze Hofstad terugkeeren, vervolgens omstreeks veertien dagen alhier verblijven, en daarna zich nakr Engeland begeven; terwijl het zeer mogelijk is, dat de Grootvorst, op Hoogstdeszeifs terugreize van Engeland, dit land wederom zal bezoeken. Den 26 April is te Broek in Waterland, in den ouderdom van ruim 6a jaren overleden de heer K. Bakker Hartnsz., lid der Staten van Holland. De Regering van Zaandam heeft de beide gedenksteenen, welke den 17 April II. in het Petershuisje aldaar zijn geplaatst en op eenen van welke Z. K. H. de Grootvorst van Rusland een drietal regelen geschreven heeft, met eene lijst en glas doen omzetten, ten einde dezelve voor zoo lang mo. gelijken tijd te bewaren. Uit Zaandam verneemt men nog, dat de beker, welke in der tijd door Ctaar Peter de Groote vereerd Was aan een der kinderen van eene weduwe, bij Welke hü destijds inwoonde, dooreen afstammeling dier kinderen, zekeren Bet, een sjouwerman, aan den Burgemeester dier stad is ter hand gesteld, om aan Z. K. H. den Grootvorst-Troonopvolger van Rusland te overhandigen. Z. K. H. de Grootvorst heeft dadelijk f 500 voor dien Bes gegeven, en be loofd, voor hem en zijne acht kinderen te zullen zorgen. Het dagblad de Avondbode van gisteren berigt, dat er den aósten April van Leeuwarden zes zwarte paarden, van echt Vriesch ras, zijn afgezonden, die bestemd zijn, om, in naam van genoemde stad, aan Z. K. H. den Erf. prins van Oranje, bij gelegenheid van deszeifs aanstaand huwelijk, aangebo den te worden. ITALIË. Van Rome schrijft men van den i3den April, dat dien dag van wege het Staats-Secretariaat aan de vreemde Gezanten voor hunne Hoven de langver. wachte verklaring der Pauselijke Regering jegens Pruissen, ten aanzien van het gedrag met betrekking des Aartsbisschops van Posen, was toegezonden geworden. Deze verklaring had ten opschriftOpenlegging van regt en daad niet echte bewijsstukkenin antwoord op de memorie der Pruissische Regering, bekend gemaakt in de Staats-courant van Berlijn, 31 December 1838. De verklaring is gedagteekend van 11 April 1839, en bevat 62 stukken, als bjj. lagendie allen tot de zaak behoorden. In den aanvang van deze verklaring, welke zoo veel als eene inleiding tot het mededeelen der stukken zelve is, wordt gezegd, dat de H. Stoei op de verklaring en de memorie van de Pruissische Regering het stilzwijgen niet bewaren kan, aangezien daarin eene dwaling ten grondslag ligt, op welke al de volgende stellingen en bescheidigingen rusten, het denkbeeld namelijk, dat de Kerk in godsdienstzaken van den Staat afhankelijk zou wezen. Men wil, dat het tot het Koningiijk gezag behooren zou, bepalingen omtrent kerkelijke aangelegenheden te maken, zelfs al waren die in wederspraak met hetgene door de Kerk is bepaald en verordend, zoodat de wetten en inriga ting dezer laatste voor die van het wereldlijk Rijk zouden moeten wijken. Gevoigelijk wil men, dat bij een ontstaan geschil, deKacholijke Bisschop pen, de overige Geestelijken en de Katholijke bevolking verpligt zouden zijn, niet de wetten der Kerk, maar die van den Staat te volgen, en dat zij bij weigering daarvan zich aan eene overtreding der wettige verordeningen' schuldig maken, en naar de volle gestrengheid dèr wetten gestraft moeten worden. Insgelijks beweert men, dat niet alleen geen Bisschop in Pruissen' nieuwe verordeningen zonder toestemming der Regering kan uitschrijven, of' eenigen dienaar der Kerk van zijne waardigheid ontzetten, maar dat het in' de thagt van den wereldlijken Souverein staat, te beletten, dat de Katholij ken de beslissing van het Opperhoofd der Kerk gehoorzamenwanneer zij niet vooraf de Koninglijke goedkeuring heeft ontvangen, en vordert, einde lijk, dat de Geestelijkheid zich niet tot den H. Stoel om voorschriften, leer of tucht betreffende, wende, zonder voorkennis en goedkeuring van den Staat. Zoodanige beginselen, wordt al verder gezegdmaken niet slechts den grondslag der Pruissische verklaring en memorie uit, maar tevens wordt verzekerd, dat de Koning nimmer een enkel daarvan zal laten varen, en dat geene aardsche magt hem in de handhaving daarvan zal kunnen verhinderen, en de H. Vader wordt beschuldigd, dat hij, iD zijne beide bekende aanspra ken aan het H. Collegie, ten doel gehad zou hebben de kerkelijke magt op eene wijze uit te breiden, welke met de regten van den Souverein onveree- nigbaar Is, en die de scheuring tusschen Kerk en Staat langs hoe wijder moet makengelijk dan ook aan eenige Bisschoppen en Priesters wordt ten laste gelegd, dat zij, door den geloovigen gehoorzaamheid aan de wetten der Kerk aan te bevelenden fakkel der tweedragt aan het altaar zouden hebben ont. stokenen daardoor den vroegeren of lateren val der Kerk zelve hebben voorbereid. Het kan, zoo heet het verder, den H. Stoei niet verwonderen, uit den mond eener Protestantsche Regering deze leer der afhankelijkheid van den Staat te vernemen, maar zij wordt er door bevestigd in de overtuiging, dat zij wèl gedaan heeft zich tegen de maatregelen dier Regering te verzetten, als welke ten doel hadden de Katholijke bevolking der Monarchie van het middelpunt der Katholijke eenheid af te trekken. Het slot van deze inleiding luidt aldus: Dit algemeen opperhoofd, dat gemeenschappelijk middelpunt, deze hoogste meester, is de Roomsche Paus, aan wien Jezus Christus in den persoon des Aposrolischen Vorsten, den H. Petrus, het bezit der sleutels toevertrouwd, de hoogste eer en tevens de regtsmagt over de gansche Kerk opgedragen, niet alleen het regt gegeven, maar ook den strengsten pligt opgelegd heeft, om de lammeren en schapen te weiden, de geloovigen namenlijk en de her. ders zeiven, en zijne broeders te beschermen, waar zij immer over den aardbol mogen zijn verspreid. Daarom is er geen gedeelte der Katholijke wereld, met opzigt tot hetwelk de heilige hoogste magt van den Rootnscheti Paus een vreemd gezag kan worden geheeten. De met zijn opperste gezag noodwendiglijk verbonden regten strekken zich uit tot iedere natie, Staat, Rijk, waar slechts Katholijken onderrigt in de leer, regeling en de tucht noo. dig hebben. Nu zijn al deze prerogatieven en regten, uit welke de godde. lijke onveranderlijke inrigting der Katholijke Kerk voorspruit, in openbaren strijd met de beginselen en stellingen, welke het Pruissische Gouvernement in deszeifs verklaring en memorie vaststelt, en volgens welke het verklaarc deszeifs Gouvernementaal gedrag jegens deszeifs Katholijke onderzaten te willen regelen. In de toepassing nu van zoodanige met den aard, het wezen en de oorspronkelijke prerogatieven der Katholijke Kerk strijdige grondbegin selen, stellingen en regels ontwaart de Katholijke Kerk, wel verre van daarin een onderpand voor haar daarzijn en welvaart te bespeuren, veeleer eene ware slavernij, uitloopende op de uitdelging van het Katholicismus in dat Rijk. Indien het den Heiligen Stoel nu al niet onverwacht voorkomt, dac een Protestantsch Gouvernement de stelling aankleeft dat de Kerk van den Staat afhankelijk is, moet Z. Heiligheid toch ten hoogste verbaasd en be. droefd wezen, dat eene zoodanige stelling met al de in de verklaring en de memorie des Pruissischen Gonvernements daaraan gehechte gevolgtrekkingen zouden worden ten nitvoer gelegd in naam en ten aanschouwe van eenen Koning, die zijnen schepter over meer dan vijf milioenen Katholijken onder danen zwaait, en die, even zoo als de Katholijke Kerk in zijne oude of nieuwe verkregen Staten heeft gevestigd oT uitgebreid gevondenzich alzoo ook op de plegtigste wijze heeft verbonden dezelve onaangeroerd en onge schonden in wezen te houden, volgens de grondstellingen, de inrigting en den vorm, zoo als dezelve zijn gevonden en niet naar eenen nieuwen vorm, dien men zich geregtigd acht zelf te geven. Inderdaad, wanneer eenerzijd? de Katholijken in hun geweten streng zijn gehouden om hun gedrag naar de wezentlijke grondstellingen hunner Kerk te regelen, en wanneer van den an deren kant de Monarch van Pruissen hun de belijdenis en de 'uitoefening van hun geloof heeft verzekerd kan het alsdan overeenkomstig de regtvaar- digheid, de rondborstigheid en bet heilige woord van Z. M. wezen, zich tot daden tegen diezelfde beginselen te verbinden en te eischen dat zijne Katholijke onderdanen in zaken van godsdienst niet de wetten der Kerk, maar die van den Staat opvolgen, dat zij niet den herder en de kerkhoofden maar wereldlijke gezagvoerders gehoorzamen, dat zij de banden van abso- lute, wezentlijke afhankelijkheid van hun hoogste opperhoofd verscheuren, en met hetzelve geenen omgang hoegenaamd zonder de tusschenkomsc vaa den Staat zullen voeren. DUITSCHLAND. Zijne Maj. Frederik fVilhelm van Pruissen heeft den 10 April de volgende Kabinets-order doen geworden aan den Minister van Staat en Financiën. Ingevolge van uw rapport, van 31 Maart, keur ik goed, dat de vermin dering van inkomende regten op de Nederlandsche lompen suiker voor de fabrijken der tolvereeniging bestemd en onder opzigt bij de fabricering, welke aan Holland is toegestaan, volgens art. 4 van het tractaat, den 21 January II. gesloten, en die bepaald zijn op 5^ dr. per quintaal, in' aanmerking der be. gonnen onderhandelingen met andere Gouvernementen, en in afwachting van billijke vergeldingen, eene voorloopige en dadelijke uitvoering erlange, acht weken na de publicatie van genoemd tractaat, met betrekking tot alle lom. pen suikers, zonder onderscheid van oorsprong, onJer voorwaarde evenwel, dat de invoer plaats hebbe langs den tollijnwelke aan het Nederlandsch grondgebied grenst, en verder langs den Noordelijken tolliin, te rekenen van dit distirct tot aan Memel, insgelijks ten gebruike der raffinaderijen van het tolverbond en onder opzigt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1839 | | pagina 1