A\ 1839.
L E Y D S IS E
COÜEAN
fa
WOENSDAG,
13 MA AR To
"K "N 'N I S G E V I N G.
T weede titiïr.g van den Militie-Raadoyer het Kantóh Leydfn, N®. 15.
Burgemeester en Wethouders df.r Stad Leyden, geven bij deze kennis aan de
/gotelingen dezer Stad, behoorende tot de lifting van hei taar 1839, dat de Tweede Zit-
ting "vdn'den Mi'itie Raadvoor deze >tadzal plaats helmen, op het Raadhuis alhier.,
op Maandag, Dingsdag en 11'pensdagtdcn i3, 19 en 20 Moert aanslaandedts morgens
ten 10 uremei vernianing, oii'i op "die da^en en uren, vóór obven^emeldeii Raad te
verse li ij>enten einde hunne vrijstelling op nuïirte ingediende reclames, of wegens per
souele ongeschiktheidte vernemen; terwijl zij, bij gebreke Inervan(al ware het, dat
het biljet tot oproeping van ieder derzelve in 't bijzoinier, niet behoorlijk aan hen niogt
zijn be/.oriidjingevolge art. 38 der wet, van den 27 April 1820 zullen géacht worden
geenerhande reden tot \rijs;ellin^ te hebben, en vot-r den dienst finaal worden gedesigneerd.
Aldus gedaan pii gepubliceerd, bij H. 11. burgemeester en Wethouders der stad
1 gepubliceerdbij
Leyden, op den n Maart 1839.
J. G. DE MEY.
Ier ordonnantie van dezelve,
Paul du Riru,
WethouderL. S
NEDERLANDEN.
Leyden den i2den Maart.
Zijne Maj. de Koring heelt dezer dagen een octrooi verleend aan den
heer H/I. Hake alhier, vo«>r den'cud van to jaren, op dè uitvinding van
eene nieuwe wijze om het oud gesmeed iizer, smeedbaar gegoten ijzer
(fonre inaleable), s af-ijzer en voorwerpen van gesmeed iizer, te vervaardigen.
D-or den Minister van Bmnenlandsche Zaken, is tot Horrulamisin den
kruidtuin der Hoogescbool alhier, aangesteld: Jacob Schuurman Stekhovtti
tot dusverre adjunct-Hortulanus, en zulks fti plaats van wijlen zijnen vader,
Her manui Schuurman Stekhoven.
In de zitting der Tweede Kamer der Staten-Generaal van gisterenwelke
door Znne Exc oen Minister van Financiën werd bugevvoord en waarin 47
leden tegenwoordig waren, heeft de heer van Tuyll van Coelhorst kennis ge
geven, door ongesteldheid verhinderd te worden de vergadering bij ie wonen.
Van Regeringswege z'nn ingekomen de verslagen betrekkelijk den staat
van het Armwezen en het Onderwijs in dit Rijk over den jare 1837. De
zelve zullen worden gediukt en rondgedeeld.
De centrale aideeling doet verslag over het ontwerp van wet tot wijzi
ging van die omtrent het Nederlandscbe muntwezen. De beraadslagingen
over dat um'w.erp worden bepaald, op aansiaaudén Donderdag
De Commissie tot de verzoekschriften doet, bij monden van den heer
Snouck Hurgronjeverslag, op een request, hetwelk door goud- en zilver
werkers ie Schoonhoven is aangeboden ten aanzien van het ontwerp nopenï
den uaarborg der gouden en zilveren werken.
Nederlegging op het bureau.
De beraadslagingen over het ontwerp van wet, betrekkelijk den waarborg
der gouaen en zilveren werken, worden geopend.
De heeren van Hoorn van BurghLuyben en van Rappard hebben zich
over dat ontwerp ve«klaard, zij hebben de noodzakeli kheid aangetoonddat
de gebrekkige wetgeving op dit stuk, welke grootendeels nog van Fransclien
oorsprong was, door eene echt vaderlardsche zou worden vervangen. Zij
herinnerden, dat feeds bij besluit van den Souvereine Vorst van 26 Decem
ber 1813, zoodanige nieuwe wetgeving was toegezegd, en een tijdsbestek
van 25 jaren nog niet vo'doende toescheen om eene zoodanige nieuwe wet
geving rot stand te brengen. Het deed hun leed, dat zij ook thans geroe
pen waren te oordeelen over eene voordragt, waardoor die Fransche wetten,
die ons de tijden van schrik en beweging deden herdenken, zouden worden
verlengd.
Hoe gaarne deze leden dan ook eene geheele nieuwe wetgeving op dit
stuk zouden gewenscht hebben, zouden zij zich met het gedane voorste!
vereenigen, Örrdat daaibij reeds een groot bezwaar tegen de bestaande wet
geving zou worden uit den weg geruimd eenige verlangens zouden worden
bevredigd, terwijl men in de vaste hoop bleef verkeren dat de Regering
geen tiid zou doen verloren gaanom- dit gewigtig onderwe-p op eene be
hoorlijke wijze, niaar onze behoefte en zeden, te regelen. De heer van Rap»
pard vermeende, dat er dringende noodzakelijkheid bestaat, om den inlander
op gelijken voet als den vreemdeling te brengen, en het is daa'rróè. dat het
tegenwoordige ontwerp strekt. Èt wordt daarbij toch aan den vreemdeling
verboden hetgeen reeds sinds lange aan den inlander verboden was.
De heeren van der Star Bwman, van der Gronden GeversFerwcy-Mejan
Snouck HurgronjeCorver Hooftvan 1sch vdn IVyck en Cats hebben het ont
werp bestreden. Zii merkten in het algemeen aan, dat nu er 2^ jaren gele
3en, reeds eene geheel nieuwe wetgeving op dit stuk was toegezegd, men
weinig hoop had, dat er ooit van die toegezegde en zoo noodzakelijke nieuwe
wetgeving iets zou komen, wanneer men eé'n ontwerp aannam waarbij slechts
eene enkele verbetering werd daargesteld. Zij zagen daarin te meer bezwaar,
omdat, door ae aanneming van deze vrordragt fret getal wetten, beslniten,
insrructien en verordeningen omtrent dit stukweder met een zou vermeer
derd worden, en men alzoo aanleiding geven zou tor vermeerdering der ver
warringen, welke er nu reeds deswege ontstaan. Men kan minder daartoe
besluiten, omdat de redenen, d!e men thans biibragt, om de daarsrellirg
eener geheel nieuwe wetgeving te verschuivenin tiet vervolg van dezelfde
kracht zouden blijver. Men zag onder anderen niet in waarom die vasrstel-
ling zou moeten afhangen van de daarstellmg van het nieuwe wetboek op
het strafregt, daar men toch reeds hij voorraad kon voorzien, dat daarbij
strafbepalingen, hetzij tegen overtredingen dezer of andere wetten, hetzij
tegen de misdaad van valschheid, gesteld zouden worden. Eene voorname
bedenking dezer leden bestond tegen art. 1 van hetzelve, waarbij bepaald
wordt, dat de gouden en zilveren werken van buitenlandschen oorsprong, oth
in het Rijk te kunnen woiden ingevoerdpeen minder gehalte zullen mogen
-hebben, dan dat voor de werken van inlandsche fabriikaadje vasrges'eld.
Men vermeende, dat daardoor de vrijheid der ingezetenen zou worden be
lemmerd, handel en nijverheid aan banden gelegdhet verkeer tegengegaan
en een stap gedaan op den weg van het verbodstelsel. Men geloofde, dat
daartoe geene noodzakelijkheid bestond, van geene zijde had daarroe eenige
aandrang plaats gehad; terwijl deze belemmerende bepaling tot fraude, ja
zelfs tot het maken van valsche stempels, aanleiding zou kunnen geven.
De heer van der Gronden heeft doen opmerken, dat alle die afzonderlijke
wijzigingende klaarheid en duidelijkheid die in eene wet vere'schc wor
den, aan dezelve ontnemen, en het zelfs voor den regter moeiielijk maken,
regt te spreken. Hy beschouwde dit tvets-ontwerp in strjjd met onze in
stellingen. Hij iVeet niet waarom men zich geene goederen van fnihder
waarde, doch die een fraai uiterlijke hebben, zou mogen aanschaffen, als
men du verkiest. De heer Gevers verklaart, oat hem de noodzakelijkheid
niet gebleken is, ons van buiten Viands'ingevoerd wordende goedere-., oen
dub elen waarborg benevens zes pCt. op het inkomend regt, en alzoo 26
pC't., te vorderen. Hij geloofde verder, dat zoodanige wets-bepantigeen
monopolie zou daarstellen, hetwelk strijdig is met onze instellingen en met
onze regten. De heer Ferwey Mejan geeft de vrees te kennen, dat eene
afwijzing ?an de eene zijde, tot eene afwijzing tan den andereu kant, aan
leiding zou kunnen gèveh. Het ware wenschelijk zegt hij, dat geen onder
werp tot meer Ir 1 n tri en hadde aanleiding gegeven, dan het onderhavige; dat
vele verzoekschriften even goed gevolg genoten als dat des jaars 1819, be
trekkelijk deze aangelegenheid, en dat alle aanmerkingen der afdeelingen bij
de Regering even veel ingang vonuen, als die in 1835, nópens dit punt,
gemaakt zijn. De heer Snouck Hurgronje vermeent, dac de vaststelling dezer
wet niet raadzaam nan zijn, op een oogenblik, dat men op de buishoude
lijke belangen des lands meer het oog zal kunnen slaan.
De heer van Alphen heeft op nieuw doen zien, dat hij het stelsel van
vreijen handel en verkeer, zonder uitzondering voorstaat. Hij verheugt
zich, dat dit stelsel in Europa al ifteer en meer gehuldigd wordt en gelooft
dat het dit o k meerder zal worden. Voorts hoopt hij dat wij ons nog lang
mogen beroemen op onze goede tróuw, onze eerlijkheid, op de goede ge
halte en he; goed allooi van het goud. Hij staat dit beginsel voor, dat het
goud en zilver gestempeld worde, maar dat wanneer het de waarde mist,
dan ook de sanctie van den stempel die eene weldaad moet zijn, daaraan
moet ontbreken. De invoer echter, moet vrij en onverlet blijven.
Zij-e Exc. de Minister van Finanrien verdedigt het ontwerp van wer. I11 het algemeen
zegt Zijne Exc. liet nut en de noodzakelijkheid eencr geheel nieuwe Nederlandsche wet
geving op het stuk der gouden en zilveren werken te erkennen, welke dan aok eenmaal
zal woiden voorgesteld; doch waarvan al het moeijelijke, uit de beraadslagingen van he
den, genoegzaam is s>eblei*ei» l>e behoefte aan zoodanige geheel nieuwe algemeene wet,
is meermalen betoogden wordt ook allerwege gevoeld. Intusschen doen de disciissien
ovdr lret onderhavige wetsontwerp zienhoe uiteenloopende de gevoelens zijn en hoe
moeljelijk liet wezen zou, eene wezenlijke goede wee, die algemeen voldoen zou, op dit
stuk \cor ie stellen Het is echter de vraag, of, niettegenstaande men met de vervaar
diging van zoodanige alveineenp wet nog niet gereed is. men intusschen niet een kwaad,
dat men eruent dit hesrsiat, zou willen uit den weg ruimen Tot de beantwoording dief
vraag, beroept zien de Minister op bet voorbeeld der wijze voorvaderen, die, naar mate
de ondervinding daartoe de noodzakelijkheid deed zien, wijzigingen en veranderingen in
bestaande wetten bragten. liet .blijkt luit de plakfcaatboekendat men steeqs op deze
wijze te werk gegaan is. Trouwens, de ondervinding leert het ons, dat net geen zake
is spoedig ecu gebouw af te breken, wat moeijelijk valt weder op te bouwen; terwijl
men bezwaarlijk iets even goed of beter danfvoor in de plaats kan stellen. Intusschen
moet men nier uit liet oog verliezen, dat juist de voorgestelde wet tot de daarstelling van
eene geheclc nieuwe wetsgeving l iden zal. Daarbij wordt toch eene belang»iike verbete
ring daargesteld. Geen langen tijd zal er gevorderd worden,"om den stempel der onder
vinding op deze verandering in de wet te drukken. De aanneming van dit ontwerp is
alzoo de beste weg om allengs tot het beoogde doel te geraken. Tot dus verre heeft
bet uiteenloopende der daarbij betrokken belangen, de wijdloopigheid van de behandeling
der zaakdoen aarzelen, de voordragt eener nieuwe wetgeving, nopens dit onderwerp,
'tot stand te brengen; doch vooral zou dit op het huidige oogenblik mi ft doelmatig zijn,
omdat er een groote en onmiddel ijk verhand tusschen die wetgeving en het te verwach
ten nieuwe wetboek op bet strafregt bestaat. Het geldt bij die wetgeving toch niet al
leen ovenredin-en tegen eene speciale wet, ma.r straffen tegen misdaden zouden daarbij
betrokken worden. Alzoo zou in eene wet, dre een speciaal onderwerp betreft, en welke
teii oogmerk beeft ten bestaand kwaad te herstellen, een partieel vvetboel: worden vastge
steld, op bet oogenblikdat men zich bezig houdt, een algemeen strafwetboek te onder
werpen. Het betreft toch misdaden, die in een naauw verband met dat nieuwe lijfstraf
felijke wetboek staan, als daar is; d? misdaad van falsiteit-, van corruptie van ambtena
ren, de medeplign beid aan die misdaden en liet gebeele stelsel der mcdepligtigheid.
R\j eene zoodanige wet zou men alzoo de algemeene beginselen van het stralregt moeten
beoandelen, en, zoo lang die. niet zijn uitgemaakt, zou hij den moed niet hebben diaf
aan de hand te slaan. Er bestaat daartoe te minder reden oindat de werkzaamheden aan
het nieuwe wetboek op lier strafregt der/elver einde naderen en dit belangrijK werk wel
dra deszeifs beslag trlangen zal.
Wat nu bet onderwerp zelve betreft, doet Zijne Exc. opmerken, dar, bij de bestaande
wet des jaaxs 1815 bepaald isdat de gouden ci. zilveren werken van vreemden oof.sprbng
zouden moeten overeenkomen met liet gehalte van het landwaar zij zijn vervaardigd
dat men zulks voor een kwaad houdt, dat behoort hersteld te worden; dat men te dien
einde voorstelt, dat de vreemde werken met de inlandsche zullen moeten overeenstemmen
dgt men daartegen echter aanmerkt, dat men thans van liet eene uiterste tot het,andere
is overgeslagen, en dat de thans behandelde voordragt ecn.e schrede is op den weg van
een verbod$relsel Intusschen zegt Zijne Exc kent U Èd. Mog. mijn gevoelen over
VCrhod^ielstls. Mijne beginselen dienasn-aande hebben geene Verandering ondergaan,
indien de voordragt 'uit dat oog'pimt mogt worden beschouwdik zou dezelve niet durven
aanprijzen. Mn:if her is de ':foore vraag vVat men 'onder een verbodstelsel verstaat? Bij
lret in beraadslaging Zijnde ontwerp, wordt feen waarborg voorgesteld. Dat i? het beginsel
der bestaande wet. Die waarborg, die bescherming is niet nieuw, zij bestaat. Ja, wat
meer isU Ed Mo<t. verjaneen, eene nieuwe wet op dit stuk. Zij wiMiscben dien waar
borg alzoo re beboude.n. Men behoort het niet uit het 002 te verliezen, dat deze voor
dragt geen aanhangsel is van het tarief dat het daarbij beoogde geenszinsis den
inlandschen fabrijkant hoven deh buïtenlandschen te beschermen. Vraagt men toch, *vie
hier beschermd wordr, dan blijkt hei spoedig, dat lret juist de gebruiker is, die be
schermd wordt, en zal worden. Het is jtiisr die bescherming, die ik alriid heh ingeroepen.
Die bescherming word' door het woord waarborg uitgedrukt. Het is de deugdelijkheid
van het werkwelke door de Re<*ering gewaarborgd wordt. Nu kan daartegen wel aan?
genrerkt worden, dar in n nier weer waarom de gebruiker van dit onderwerp beschermd
wordt, en dar vnen her veilig aan den kooper van het goed kgn overlaten, of hetzelve
weinig of veel waarde bezit; maar hierop moet Zijne Exc antwoorden, dat het hier
arrikelen "eldt, d»e niet alleen waarde heliooren te hebben'maar waarhij ook de meu-
schelijke ijdelbe»d in her midden komt, 'waardoor men al ligt een verkeerd denkbeeld
ffpr waarde verkrijgen kan. Hét is liij de volksklasse vrij algemeen, dat zij zich eenig-
zin« wenscht op te «.'"eren In Nederland gaat die zucht gelukkig steeds verzeld met een
anderen wensch die den graad van zedelijkheid, die daar bestaat, aantoont, dat is nar
rheliik dat het versi-rsel tevens een voorwerp van waarde zij, waarvan men in tijd van
nood zou kunnen gebruik maken. Her is die klasse, welke beschermd behoort te worden.
Datmndcr behoort inzonderheid de boerenstand gerangschikt te worden.
Deze verlangt meerendeels geeii napier (en, zegt Zijne Ekc.ik kan bem over het
al»emeen geen ongelijk geven) maar tracht eene versiering te bekomen, in verband met
een behoorlijke waarde en, zoo veel mogelijk, met eene prijzenswaardige spaarzaamheid
en zuinigheid Het is die edel" zucht, die inen behoort te beschermen re behouden en te
bevorderen. Voor de hoogere standen ?s die zorg onnnndig. Deze kan voor zich zelvcn
zorgen. Deze kunnen wel eenige nm ff ring dragen Maar voor net welbegrepen belang
en voor de behoeften van de meerderheid moer «ta minderheid zwichten. Voorts hesrr\jdt
de Minister het ontwikkelde gevoelen, dat die mindere klasse van het ge hm ik der.bui-
renlandsche goederen uitgesloten zou zijn. Eerst wanneer de goederen zullen zyn ingé-
voerd en ten gebr »»ke bestemd wordenvallen zij in de bepalingen der algemeene wet
en zullen zij aan bet dubbel waarborg,-regt onderworpen zijn. Voorts doet Zijne Exc.
zien, dat het uit het requaest, hetwelk, nopens dit'ontwerpuit SchopnliGven. aan d«
Kamer is aangeboden t blijk f - 'dat men het beginsel en de. bepalingen der wet goed keu tr
én men al'cen de vrees te kennen geeft, dat de vonrgesrelde bepalingen niet van genoeg
zamen kracliM,Ten aard zullen wezen. Zonderling komt het den Minister ook voor, dat
geen enkel hm d»1anr in bijouterien zich tegen deze voordrage verzet heeft. Hjj acl>t
daaruit het bewijsdat er niemand nadeelmaar wel velen voordeel van de aanhéüitu'g
dezer wetsbepaling verwachten-