V. 23.
A*. 183».
LEYDSCHE
VRIJDAG,
Éi T&43 fl
**999^
COURANT.
22 FEBRUARIJ.
NEDERLANDEN.
Leyden den kisten February.
Men meldt uit's Gravenhage van den sisten dezer:
Z. K. H. de Prins van Oranje is heden morgen, vergezeld van Z. K. H.
"Prins Alexanderuit deze Residentie naar Noord-Braband vertrokken.
Guteren avond is er eene luisterrijke partij bij den Kroonprins gehou.
den, waarop de aanzienlijkste personen der Residentie genoodigd waren.
Bij Zijner Majs. besluiten van den töden dezer, Nas. 149, 130 en 131,
zijn de oi derscaande heeren benoemd tot Riddert der orde van den Neder
landschen Leeuw:
C. L. van den Broek, Predikant bij de Nederduiuche Hervormde Gemeente
te 's GravenhageP. J. SvavingBurgemeester der stad Zutphen; P. G.van
Os, kunstschilder, lid van het Kotiinglijk Nederlandsch Instituut, wonende
te 's GravenhaveL. Roijer, lid van hetzelve Instituut en Directeur voorde
Beeldhouwkunst bij de Koninglijke Akademie van Beeldende Kunsten, te
Amsterdam; n. Schelfhout, kunstschilder te 's Gravenhage en Abr. Teerlink,
kunstschilder te Rome.
Bij besluit van Zijne Maj. is benoemd: Tot Burgemeester der stad
Utrecht, Jonkhr. W. E. Rom.
In het dagblad de Avondbode van heden leest men het volgende:
Zijne Maj. de Koning heeft dezer dagen het navolgend besluit genomen:
Op het rapport van Onzen Minister van Staat, belast met de generale
directie voor de Zaken der Hervormde en andere Eerediensten, van den 7
Februarij I. I., N°. 9, betrekkelijk een, door middel van Onzen Staatsraad,
Gouverneur van de provincie Utrecht, bij hem ontvangen en aan Ons gerigt
request van H, P. Scholte, c. s., inwoners van Utrecht, zeggende te behoo.
ren toe diegenen, welke zich vaD de door Ons erkende kerkgenootschappen
hebben afgescheiden; daarbij, met overlegging van het door hen ontwoipen
reglement en bijgevoegde verklaringen, ter voldoening aan de, door het Gou.
vernement gevorderde voorwaarden, verzoekende met hunne kerkelijke in.
rigting, als eene Christelijke afgescheiden gemeente, onder het bestuur der
door hen, daatbij, aan Ons, als opzieners en diakenen, ter erkenning voor.
gestelde personen, in de burgerlijke maatschappij te worden toegelaten
en erkend,
Gelet op het, door Onzen Minister van Staat voornoemd, medegedeeld
verslag, omtrent de inlichtingen, welke bij de, op Onze autho.isatie, met
den eerst ondergeteekende H. P. Scnohe gehouden Conferencie, zijn gege
ven, en de wijzigingen, dien ten gevolge gemaakt, waardoor de nog be
staande bedenkingen zijn uit den weg geruimd.
Gezien het rapport van Onzen Minister van Justitie, van den loden de
zer, N°. 1
Den Raad van State gehoord (advies van den uden dezer, litt. D)
In aanmerking nemende, dat door de requestranten thans is voldaan aan
hetgeen, bij het tweede lid van Ons besluit van den 5 Julij 1836, is gevor
derd, ter verkrijging van toelating, als:
De vereeniging van een genoeg aanmerkelijk aantal personen, binnen de
Stad Utrecht, die zoodanige afgescheiden gemeente Wénschcn te vormen
De aanwijzing van het gebouw, tot uitoefening van de eeredienst geschikt;
De overlegging van het reglement, op het kerkbestuur en de inrigting
der gemeente;
Het indienen van een door hen individueel geteekend adres, waarvan de
maamteekeningen zijn gecertificeerd door den Burgemeester der stad Utrecht;
De verklaring, dat zij zelve zullen zorgen voor de behoeften van hunne
eeredienst en armen, zonder ooit aanspraak te maken op de toelage uit
's Rijks schatkist, noch op eenige goederen, inkomsten, regten of titels van
het Hervormd of eenig ander Nederlandsch kerkgenootschap;
En dat daardoor de hinderpalen zijn uit den weg geruimd, welke Ons,
tot nog toe, belet hebben zoodanige toelating te verleenen.
Hebben, in vertrouwen op de gegeven verklaringen en onder uitdrukkelijke
voorwaarde, van volkomene voldoening aan dezelve, besloten en Besluiten;
Art 1. De verzochte toelating wordt aan de requestranten verleend, en
mitsdien vergund het bestaan, binnen de stad Utrecht, van eene Christelijke
afgescheiden gemeente, bestuurd volgens de bepalingen van het reglement,
hierbij geannexeerd.
Art. 4. Deze gemeente zal hare openbare eeredienst uitoefenen in het
gebouw, genaamd Soli Deo Gloria, vroeger gebruikt'voor de godsdienstoefe.
ning der Roomsch-Katliolijken van de Clerecij, en gelegen op de Nieuwe,
gracht te Utrecht.
Art. 3. Als eerstbenoemde opzieners derzelve gemeente worden erkend,
H. P. Scholte, (tevens belast met de prediking en de bediening der Sacra
menten"), H. G. KlijnE Fokke en P. IV. Lethes; mitsgaders als Diakenen:
J. Veldhu ijzen en A. M. van Beugen.
Art. 4. De gemeente van afgescheiden Christenen, re Utrecht, is onder
worpen aan alle wettelijke bepalingen en Gouvernements-verordeningen,
welke, met betrekking tot alle andere kerkgenootschappen of kerkelijke
gemeenten in dit Rijk in het algemeen, thans bestaan, of in het vervolg
mogten worden vastgesteld.
Onze Minister van Staat voornoemd, is belast met de uitvoering van het
tegenwoordig besluit, waarvan afschriften zullen worden gezonden aan Onze
Ministers van Justitie en van Binnenlandsche Zaken, tot informatie en na-
rigt, en aan den Raad van State tot informatie.
Gegeven te 's Gravenhageden 14 Februarij des jaars 1839, van Onze
Regering het zes en rwintigete.
Door plaatsgebrek verhinderdzullen wij'in ons volgend nommrr de bij.
zondere bepalingen omtrent deze nieuwe godsdienst-inrigting, acht hoofd
stukken bevattende, mededeelen.
Uit het Weekblad van het Regt ontleent men de volgende berigten:
Naar men verneemt zal aanstaanden Vriidag, voor het Provinciaal Hof
van Holland, de zaak dienen van Kohier, uit Rotterdam, beschuldigd van
bedriegeliike bankbreuk, in welke zaak 48 getuigen zullen worden gehoord.
Naar men verneemt, heeft .7. C. Backer zich eergisteren, tegen het arrest
van het Provinciaal Hof van Holland, Tweede Kamer, van den isden dezer
jnaand in cassatie voorzien.
Uit Kampen schrijft men van den 15 Februarii;
Gisteren overleed alhier in den ouderdom van 75 jaren, de wel-eerw. zeer
geleerde heer Willem Goede, laatst Predikant bij de Remonstrantsche gemeente
te Rotterdam. Vroeger was hij Luthersch Predikant te dezer stede en heeft
ook de laatste twintig jaren zijns levens in rust binnen onze muren doorge-
bragt. Steeds ijverig werkzaam tot heil en verlichting zijner medetnenschen
heeft onze letterkunde menig voortreffelijk werk, zoowel oorspronkelijk als
vertaald, aan zijne pen te danken; onder weike inzonderheid dat getiteld de
Onzigtbarc nog lang zal worden op prijs esteld.
DUITSCHLAND.
Uit Berlijn meldt men van den ïsden Februarij, dat er aan de Pruissische
Hoogescholen zich weder eenige sporen begonnen te vertoonen vsn verbo-
dene vereeni'gmgen onder de Studenten; daarom was van wege de Regering
op het gewone aanplakbord der Studenten eene bekendmaking aangeslagen
waarin het dragen van alle teekenen van vereeniging, als mutsbanden, pij
perkwa.ien enz. verboden en hun, dje verboden vereenigingen hielden,
strenge straffen gedreigd werden, die ongeschiktheid voor de dienst zöuden
na zich s epen.
Volgens besluit van den Koning van Hanover, is de algemeene Sten.
denvergadering van dat Koningrijk, den 29junij 1. 1. geschorst, den isden
dezer weder geopend. ZM. heeft bij deze gelegenheid twee proclamatieti
uitgevaardigd, eene aan zijne onderdanen in hec algemeen, en eene aan de
Stendenvergadering in het bijzonder, in welke stukken hij nogmaals de rede
nen ontwikkelt, die hem bewogen hebben de constitutie van 1833 voor ver
vallen te verklaren en die van 1819 te herstellen. Als voorname redenen
worden opgegeven: dat de regten van zijn huis vooral daardoor Denadeeld
zijn, dat een gedeelte van deszelfs eigendom onder het bestuur van anderen
zou moeten staanhet regt van erfopvolging aan onwettige bepalingen ver
bonden wasen de Landssteuden eene al te groote magt in de wetgeving
hadden. In de proclamatie aan de Stenden verklaart de Koning nog bijzon,
der, dat, daar de raadplegingen over de invoering van eene wetgevingen
derzelver uitoefening mee bedaarde gemoederen moet geschieden, en veler
gemoederen thans verre zijn van zoodanig te wezen, de Koning geene ver
dere beraadslagingen over het voorgestelde ontwerp van grondwet kan ge-
doogen, en dus de grondwet van 1819, volgens welke de Stenden in het
voorleden jaar ziin vergaderd geweest en door dezelve facto goedgekeurd is,
van kracht zal blijven, Behoudens eenige veranderingen, welke de Koning
van belang zal rekenen er te moeten invoegen.
In een Keuisch blad wordt berigtdat voor rekening der Nederland-
sche Regering, in de fabrijk van Jaeger, te Elberfeldt, een aanzienlijk ge
tal ijzeren cnrassen vervaardigd en onder opzigt van een daartoe benoemd
Nederlandsch officier der artillerie onderzocht worden.
F R A N K R IJ K.
Parijs den 19 Februarij. Het Gouvernement heeft de tijding uit Algiers
ontvanger., dat de troepen de stad Belidah, voor hetwelk zij tot nog toe,
slechts een versterkt kamp hadden, hadden bezet; ook de stad Coleah zou
weldra bezet worden. In het aanstaande voorjaar was men van voornemen
zich ijverig men kolonisatie bezig te houden, daar er vele kolonisten, ook
uit den Elzas waren aangekomen, die met van middelen ontbloot waren.
TiininaAn «lit- ïv/i P V i lz rs uiaarenrAlrnw U„. 1.1 -
Annabij zou, nadat hem zijn linkerbeen en een vinger afgezet was, he:
bevel zijner troepen weer op zich genomen hebben. Er kruisten thans
slechts 2 Fransche schepen voor Vera-Cruz. t De Admiraal Baudin had
eene circulaire aan al de vreemde Consuls te te Vera-Cruz, den 120 Decem
ber doen toekomen, ivaarin hij verklaarde, dat die stad niet langer eene on.
zijdige haven voor de koopvaardijschepen kon aanbieden, en dat alle sche.
pen, die hunne ladingen aldaar losten, genomen zouden worden en prijs
verklaard. De foederalistische partij ging ondertusschen in Mexiko veel
vooruit.
Niet zonder verwondering had men te Parijs vernomendat in het
laatst van December 1,3 Engelsche oorlogschepen, onder bevel van den Ad.
miraal Douglasvoor Vera-Cruz, waren aangekomen.
B E L G I E.
De Moniteur van den 18 Februarij bevat een besluit van Leopold, waarbij
het ontslag, door den eersren Minister, Graaf Felix de Merode ingediend,
wordt aangenomen. Deze verwijdering van den Graaf uit het Ministerie
die alleen nog tot tegenstand geneigd was, is in de tegenwoordige omstan
digheden zeer merkwaardig.
Nadat van den vroegen morgen van den ipden dezer de straten van
Brussel door eene groote menigte doorkruist werden en dezelve zich vooral
daar zamenraktewaar bet huis. der Wetgevende Magt zich bevindt, is
eindelijk te half drie ure de Minister van Bnitenlandsche Zaken, de Theux
het spreekgestoelte beklommen en heeft onder anderen het volgende gezegd
Het Gouvernement heeft de overtuiging gekregen, dat hetzonderde we»
zenliiksre belangen des lands op te offeren, zich niet ontslaan kan om aan de
Kamers magtiging te vragen tot het onderteekenen der voorstellen van 23 Ja-
nuarii II in welke de bepalingen van het tractaac van 15 November, nopens
het grondgebied ziin vervat.
Aan bet slot van dit rapport zegt de Minister:
Wii kunnen zeggen, dat de werkelijk harde en nadeelige voorwaarde van
den vrede, is de afsrand van een gedeelte van Limburg en van Luxemburg,
maar die afstand is, wii moeten zttlks erkennen, niet te vermijden, omdat
de natteneven weinig als de individuengehouden ziin om het onmoge.
lüke te doen. Even als de revolutie van 1830 gestuit is voor de vestingen
Maasrricbt en Luxemhnrg even zon hebben ook wii de staatkundige acten
betrekkelijk de territoirendie haar omringen, niet krachteloos kunnen ma
ken, nnch de overeenstemming der Mogendheden verhoeden om er het bezit
van te vorderen.
Alles, wa twii thans in'het belang der bewoners, die met Belgie vereenigd
bliiven willen, doen kunnen, zullen wii doen mer ijver.
Het is thans aan n, miine heeren, om te beslissen over het trrctaai van
vrede, dat het Gouvernement u ter aanneming voorsrelt. Bii de beraadsla
gingen, die geopend worden, zult gij'enkel het algemeene welzijn vooroogen
houden. Gij zulr de rijpheid van het onderzoek weren overeen te brengen
met de dringende behoefte van zoo vele belangen, die eene beslissing vor
deren van bet groote vraagstuk, dat het land bezig houdt.
Vervolgens beeft bij de twee volgende voorstellen van wet bij de Kamer
ingediend, waaromtrent dadelijk zou beraadslaagd worden:
I. Wij Leopold enz., hebben onzen Ministers van Binnen- en Buitenland
ache Zaken gelast om aan de Kamers in onzen naam hec wecs-óntwerp aait
t« bieden; waarvan de inhoud volgt: