a0. 1838: leydsche n\ im. C R 1 N'T, VRIJDAG, 26 OCTO.BER, NEDERLANDEN. Leyden dén 25sten October. Onder het artikels Ingezonden Stukkenvindt men in het Algemeen Han delsblad van gisteren, eenen brief uit Leyden, waarop de Redactie, tot ge ruststelling zijner lezers, kan mededeelen,dat de belasting op de steenkolen met den eersten dezer maand eene vermindering heeft ondergaan en het dus niet te verwachten is, dat er alsnu. deliberation hangende zouden zijn over eene verhooging dezer belasting. Na de onnaauwkeurigheid van dit berigt, zal men dan ook wel de verdere opgaven kunnen beoordeelen. Men meldt uit 's Gravenhage van den 24Sten October: Heden is de Eerste Kamer der Staten-Generaal vergaderd geweest, en heefc zij zich vereeöigci met het ontwerp van adres aan den Koning, haar door de Tweede Kamer toegezonden, en door deze met eene meerderheid van 38 tegen 11 stemmen aangenomen. Heden hebben de- Afdeelingeh van de Tweede Kamer het onderzoek aangevangen over-de ontwerpen der begrootings-wecten voor den jare 1839. Naar men verneemt hebben de. meeste Afdeelingen het Gouvernement verwe zen naar de verschillende aanmerkingen, wel.k.e. in het vorige jaar tegen bijna gelijksoortige ontwerpen gemaakt zijn. Meer in het bijzonder schijnen zij thans zwarigheid te maken in het ge. danë voorstel, om zoo wel dè ontvangsten als de uitgaven voor de ontvan gers der belastingen, die percentsgewijze bezoldigd worden, van. het bedrag- der begrooting af te laten, waardoor de begrooting ..het ware bedrag der ontvangsten en uitgaven, huns bedunkens, niet zoude aanwijzen. Morgén zal er na de aanbieding van het adres der Staten-GenéraaLaan den Koning, eene zitting van de Tweede Kamer worden gehouden, waarin de Commis sie, door die Kamer belast geweest, dat adres aan te bieden, haar verslag doen en 's IConings antwoord .mededeelen zal. Mèn verneemt, dat, na den afloop van het ondejzoek over de voor dragten der begrootings^wettèn in de Afdeelingen van de Tweede Kamer, en in afwachting,- dat de Regering op dc gemaakte bedenkingen zal anc. woorden, een groot getal leden zich naar hunne woonplaatsen begeven en er gedurende eene maand verblijven zal. Het schijnt, dat er voorioopig -van Regeringswege geene verdere voordragten aan de Kamers zullen wor. den gedaan. Nog* meldt men uit 's Gravenhage van.den. 25?ten. October: Heden is door de deputatie der Staten-Generaal, aan Z. M. den Koning, het volgende adres aangeboden in antwoord der troonrede „Sire! „Zien wij' met vernieuwde droefheid 'steeds terug op dc smartelijke oorzaak, welke ons Uwer Majestcits tegenwoordigheid, ter opening van-onze voorgaande vergadering, deed missenaangenaam was het ons H oogs telen zei venbij den aanvang dezer zitting in ons midden te aanschouwenvoor de eerste maal vergezeld van den Erfprins ren Oranjeeen telg uit dat Muis, waaraan het heil van Nederland zc\onaauw is verbonden, en hetwelk wij in eene zelfde liefde met die. voor het Vaderland, om vatten. „Thans, daar wij aan Uwe Majesteit, na de van lloogstdenzelvcn ontvangene mede- deelingen, onze eerbiedige hulde plegtjg komen aanbieden, gevoelen wij dit te levendiger. Eenparig toch sloten wij ons om den troon, toen, tegen het einde onzer vorige verga dering, Uwe Majesteit ons keniyis gaf van de te Londen van Zijnentwege ingeleverde verklaring aan de Vertegenwoordigers der Hoven van Oostenrijk, Frankrijk, Groot- Britannie, Pruissen en Rusland. Wij moesten ons overtuigd honden, dat daardoor eene spoedige schikking onzer staatkundige aangelegenheden tot stand zou worden gebragt. Billijk toch mogten wij verwachten, dat dié" verklaring, gegrond op de door de Mogend heden zelve onherroepelijk genoemde bepalingen, tot zoodanig, einde leiden zoude, en dat eenmaal regt zoude wedervaren, dn aan Uwe Majesteit en Iloogstdeszelfs pogingen, tot bevordering der belangen van het Vaderland, én aan het zijnen Koning en zijne vcr- pfigtingen getrouwe Volk. Diep smart het ons, dat op die stellig en onvoorwaardelijk gedane verklaring nog het antwoord wordt te gemoet gezien. Uvyc Majesteit blijft steeds de hoop voeden, dat dezelve eene uitkomst zal te weeg brengenbestaanbaar met de eer en de ware belangen van het Volk van Nederland. Mogt evenwelten gevolge eener onbegrijpelijke staatkunde, die hoop niet spoedig verwezenlijkt wordendan zal Uwe Majesteit ons bereid vindenom Hoogstdeszelfs pogingen te ondersteunenten einde tot -Zoodanige uitkomst te geraken. „Wij betuigen Uwe Majesteit onzen dank voor de gegevene médedeeling, dat Hoogst deszelfs vriendschappelijke betrekkingen met de vreemde Mogendheden sedert oiize laatste zitting, geene verandering hebben ondervonden. Het verheugt ons, dat de in het vorig jaar met Groot-Britannie en Plnissen gesloten tractaten aan het beoogde doel beantwoorden; terwijl wij hopen, dat de nieuwe onder handelingen, met dezelfde oogmerken geopend, 011s handelsverkeer met Duitschland meer eiT meer zullen verlevendigen. Vestigen wij met Uwe Majesteit onze aandacht op den inwendigen toestand des Rijks zoo erkennen wij dankbaar de behoeding, bij dreigende gevaren, voor aanmerkelijke schaden aan onze rivicrwcrkenden minder qngunstigen staat van den landbouw in het algemeen, dan de strenge winter en het nadeelig jaargetijde deden vreezen, de ruime opbrengst der visschcrijende levendigheid in het fabrijkwezen en den bloei van handel en scheepvaart, die zoo belangrijke bronnen onzer nationale welvaart. „Op hoogen prijs stellen wij de aanhoudende zorgen van Uw'c Maj. ter uitbreiding van het onderwijs en ter bevordering van de kunsten en wetenschappen. „Met de meeste belangstelling zien wij de goede gevolgen te gemoet van de door Uwe Maj. beraamde maatregelen, welke moeten strekken om de wijze van verpleging en ge neeskundige behandeling der krankzinnigen te verbeterenen verheugen wij ons in de onalgebroken zorg van Uwe Maj.voor de meer doelmatige inrigting in het beheer der gevangenissen. „Bij den regelmatigen gang van het binnenlandsch bestuur, moet alles zamenwerken. tot bevestiging cn uitbreiding van den algemeenen welstand. Wij verblijden ons over den voldoenden staat onzer Overzeesche Bezittingenwier "bloei in zoo naauw verbard staat met dien des Vaderlands, en dat de nieuwe inrigtingen aldaar aan de verwachting algemeen beantwoorden. Eere zij aan het Indisch leger, dat, onder vele bezwaren, met vernieuwden moed, en volharding ook, door de overmeestering van Bonjol, medewerkte, om het gezag van Nederland in die gewesten meer en meer te bevestigen. „Die verwijderde Bezittingen des Rijks deelen mede in de gezindheid, waardoor al wat zich Nedcrlnndsch noemt aan Uwe Maj. en zijn Huis is verknocht. Geenszins be twijfelden. wij of de jonge Prins, Uwer Majs; derde Kleinzoon zou daarvan in het Oosten gelijk in net Westen, dc streelende blijken ondervinden. „Met genoegen ontvingen wij van Uwe Maj. de verzekering, dat bij. de regelmatige inning der belastingen, dc Staatsuitgaven door de inkomsten gedekt worden cn het open baar crediet gehandhaafd blijft. Wij zullen de ontwerpen van wet, betreffende dc geldelijke aangelegenheden van den Staat, door Uwe Maj. annsekondied met zorg onderzoeken, zoowel in het belang der Schatkist- en hare noodzakelijke behoeften, als in dat der schatpligtigen. De voorstellen tot verbetering van ons muntstelsel zien wij met verlangen te gemoet. Ook .de voordragt van ccnmet de leden der Natie strookend strafwetboek zal onze hoonstc belangstelling opwekken. De invoering van hetzelve is eene dringende bc- liöefte. Daarmede "zal weder eene belangrijke schrede gedaan zijn tot de voltooijing der» nieuwe wetgeving, wier inwerking-Menging ^overeenkomstig den wensch der Natie, na? vele voorbereidings-jaren. C11 gemeenschappelijke werkzaamheden van haren Koning cn Vertegenwoordigers,, tot een blijvend gedenkreek end zal strekken van Uwer Majs. rege- ring cn nog voor latere nageslachtenzoo wij hopen, heilzame vruchten dragen. „Bij dén aanvang van deze onze vergadering gevoelen" wij ons in et denzei fden, ijver, i bezield om,-op het ingeslagen spoor voortgaande, met Uwe Maj. in gemeen overleg werkzaam te zijn tot alles wat aan het heil des Vaderlands bevorderlijk kan wczeii cn mei; vertrouwen verbeiden wij- op die vcrecnigde pogingen- den zegey: des Aller laoogsten.' In de zitting van de Tweede Kamer der Scacen-Generaal van hcdeti heefc de Commissie, namens deze Kamer beiast geweest, het adres van He Staten-Generaal aan Zijne Maj. den Koning, in antwoord op de troonrede, aan te bieden, haar verslag gedaan, en onder anderen medegedeeld, dat Zijne Maj., na de voorlezing van het adres, hoofdzakelijk geantwoord heeft: dat het Iloogstdeszelfs aangenaam was, in dit adres, weder de betuiging te - ontvangen van de opregte deelneming in alles, hetgeen Zijner Majesteits Huis aangaat; dat het Z. M. tevens tot groot genoegen verstrekte, de ver zekering te'mogen ontvangen, dat de Staten-Generaal bereid zijn, de po gingen tc ondersteunen, welke door Z. M. worden aangewend tot bereiking onzer uitkómst der verwikkelingen in het staatkundige, bestaanbaar met de eer en ivare belangen van het Volk van Nederland; terwijl Z. M. daarbij de woorden' voegdeGod geve Zijife zegen op die pogingen, en doe de bescaancle eensgezindheid steeds strekken tot bevordering van den bloei en cle welvaart des Lands en .alzoo tot het heil d.es Vaderlands!" Is ingekomen en wordt aan de afdeelingen verzonden eene Koningrijke boodschap, ten geleide van een ontwerp van wct_ nopens de vaststelling der tarieven van jnstitie-koscen en salarissen van ambtenaren practisyns en deur waarders in civiele en Criminéle zaken. Onderscheiden ingekomen verzoekschriften zijn aan de Commissie verzon den, welke zal bestaan uit de heeren Snouck HürgronjeRommeRoëll van Hdzer'swoudêJPrynaendts en Kniphorst De vergadering is tot nadere bijeenroeping gescheiden. Tot Burgemeester te Schoonhoven is door Zijne Maj. aangesteld de heer .7. C. van LimbeckWethouder aldaar, in plaats van Mr. J. van Koetsveld van Ankeren De heer .7. Burghart van GentNotaris te Leyden, is dezer dagen door Zijne Maj. als zoodanig ontslagen. Door Zijne Maj. is aan de R. C. Gemeente te Schipluiden eene Rijks subsidie van 4500 verleend tot het bouwen eener nieuwe Kerk ter vervan ging van -hei: tegenwoordige bedehuis. Naar men verneemt, heefc de heer Royer9 Directeur der Akademie van beeldeede kunsten te Amsterdam, als eene dankbare hulde aan de na gedachtenis .van wijle Hare Majesteit de Koningin, die hem tot aan haar afsterven, de meest welwillende bescherming verleende, een borstbeeld dier geëerbiedigde en algemeen geliefde Vorstin, in marmer, vervaardigd, en dezer dagen1 aan Z. M. den Koning aangeboden, wien het behaagd heeft, hetzelve met welgevallen aan te nemen. Bevoegde beoordeelaren hebben dit nieuwe kunstwerk van den heer Royer met belangstelling aanschouwd, de gelukkige gelijkenis, welke zoo moeijelijk na den dood te treffen was, erkend, en de uitmuntende wijs, waarop dit borstbeeld is bearbeid, ten hoogste bewonderd. Den 2osten dezer is het badsaizoen te Scheveningen gesloten geworden. Uit Rotterdam wordt van den 22 October gemeld, dat sedert de laatste opgaven, van den óden tot den i3den dezer, uit de vloot zijn aangekomen 18 haringschepen, als 9 te Vlaardingen (waaronder de laatste eerste reizer), I van Zwartewaal en 1 van Delfshaven, voorts 4 te Maassluis (waaronder de eerste derde reizer), 2 te Enkhuizen van den Rijp en 3 te Amsterdam, ie zamen roet 342 lasten haring. Van den i3den tot den 2osten dezer zijn aangekomen vijf schepen alle te Vlaardingen, waaronder 1 van Delfshaven, 1 van Midüelharnis, 1 van Scheveningen, te zamen met 85^ lasten. De Hoofdcommissie heeft op den i5den dezer geene redenen gevonden om den vroeger vastgestelden prijs tot 1 Maart 1839 te verhoogen, weshalve deze op f 17 de ton zeepak zal blijven staan. Dezer dagen is te Amsterdam overleden, de wei-edele zeer gel. heer Hdc Hartogin leven Lector in de Wis- Sterre- en Zeevaartkunde aan het Athenaeum Illustre aldaar. Hij had den ouderdom van 88 jaren bereikt. Te Amsterdam is in den nacht van den 24 October brand ontstaan, in het huis van den plaatdrukker in de Warmoestraac N°. 31.7. Siekemeijer Hec huis is van achteren grootendeels uitgebrand, de belendende huizen hebben ook geleden. De bewoner heeft zich deerlijk in het aangezicht en de handen gebrand de eigendommen waren voor brandschade verzekerd. Den 20 October is achter de Wester, bij Texel, gescand het schip Helena, Kapitein D. J. Gr even, van Marennes naar Dordrecht; van de equi- page weet nien niets. Eenig wrakhout was ook aldaar aangespoeld. Uit het berigt, omtrent de schipbreuk van het Harlinger beurtschip,in de Leeuwaarde1 Courant medegedeeld, ontlëenen wij nog hec volgende: Al dadelijk (nadat men het gevaar waarin hec schip verkeerde, vernomen had), was men op middelen tot redding bedacht, en bemoeiden zich vele menschlievenden, om hulp te verschaffen. Eigenaardig sprak men daartoe den Kapitein van de stoomboot Prins Frederik aan, om zoo mogelijk het schip in de haven te slepen, of de passagiers over te nemen; doch deze verklaarde zich niet derwaarts te kunnen begeven, daar op hem de verant woordelijkheid voor het vaartuig rustte. Daarop wendde men zich tot het personeel van de loodsdienst, liggende een der loodsvaartuigen buiten de sluizen gereed, en verzocht men de loodsen toch onverwijld alles in hec werk te stellen, om de in nood zijnde menschen te redden. Deze aanzoe ken werden onmiddelijk achtervolgd door onderscheidene en belangrijke uit- lovingen aan geldsolide guarantie bovendien geboden voor hec eventueel verlies of beschadigen van het loodsvaartuig, en alle aandrang en overreding gebezigd, om de respectieve loodsen hoofd voor hoofd en gezamenlijk over te halen met het bedoelde vaartuig uit de haven te gaan. Terwijl men hen vruchteloos trachtte over te halen, boden zich een aantal menschlievende en moedige varensgezellen uit deze stad, vrijwillig en zonder eenige toe zegging op belooning, tot redding aan, om, indien men hun slechts een geschikt vaartuig konde geven, alsdan de redding ten minste te beproeven. Doch door-een tocvalligen en noodlottigen zamenloop van omstandigheden, konden zij geen geschikt vaartuig meester worden, daar velen van oordeel waren, dat er met sloepen niets uit te voeren was, waartoe anders de groen- landsche sloepen volgaarne werden aangeboden, daar ook de loodsen wei gerden om hunne boot tot dat menschlievend einde af te staan; zij gelieten zich eindelijk, als of zij zeiven er op uit wilden zeilen, zoodra het weder en tij iets gunstiger en handzamer werden. Inmiddels toonde mep de gestadig om. hulp roepende schepelingen, door het ontsreken van teertonnen op den dijk, dat men hen opgemerkt had; dat men door deze verrichting,op eene verwachten stranding was voorbereid, en hield men, door hec gedurig voortgaan daarmede, tevens hunne hoop en moed levendig. Zoo was ligt allenskens middernacht geworden; maar rog ging de storm niet liggenzoodat het bij het voornemen der loodsen bleef.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 1