pdoeide gerucht aanleiding te hebben gegeven. Hij heefc daar een detache
ment van het leger der Koningin, dat een vierponder bij zich had, in zijne
na»t bekomen, zonder dat een enkel soldaat heeft kunnan ontsnappen. De
jardenwerken, die men sedert twee jaren rondom Ciudad-Real heeft aangelegd,
uaken hare verdediging door een betrekkelijk gering aantal nationale gardes
mogelijk. Zij hebben ten minste Palillos belet, om in de stad door te drin
gen; ofschoon deze, naar het schijnt, den 28 Mei op het punt is geweest
om zien van eene der poorten van de stad meester te maken.
Volgens tijdingen uit Madrid was de stemming over de wet, wegens
de volle inning der tienden in de zitting van den sden met 9.3 tegen 66 stem
men aangenomen; waarna men tot de stuksgewijze beraadslaging der arti.
telen overging.
Generaal Narvaez was met zijne voorhoede in la Mancha aangeko
men, en dien ten gevolge was de gemeenschap met Andalusie hersteld.
Uit Bayonne melden de langs gewonen weg ontvangen berigten tot 9
T„nij, dat Don Carlos den /den te Tolosa was, na met den infant Don Se-
hestiaan en den Generaal Maroto de linie van Andoain geinspecteerd te hebben.
.dehesaal Rspartero is den 5den met 16 bataljons, 500 ruiters en ge
schut te Pampelüna gekomen.
ITALIË,
1 Rome den 29 Mei. De Hertogin ran Saksen-Wcimar is hier met hare kinde
ren de'ri itjden dezen aangekomen. Den 24sten daaropvolgende is zij door
den Paus in een bijzonder gehoor ontvangen. Zij werd aan hem voorgesteld
door den Nederlar.dschen Gezant, Baron de Liedekerke. Den 28sten zijn
HH. HH. naar Napels op reis gegaan.
In een berigt vod Napels van 31 Mei wordt de aankomst van den Hertog
rati Sahen-IVcimar met zijn gezin gemeld en er bijgevoegd, dat zij ten Hove
met de uiterste onderscheiding ontvangen worden. In eene gala-representatie,
welke den 30 Mei, ter gelegenheid van 's Konings naamfeestin den schouw
burg San Carlo gegeven werd, was de Hertog en zijne gemalin in het mid-
jen van het Koninglijk gezin gezeten.
DUITSCHLAND.
Uit Berlijn meldt men van den 10 Junij:
In de hoogere kringen verzekert men, dat de Hertog van Lucca de Pro.
ltstantsche geloofsbelijdenis heeft aangenomen, en daardoor met het hof van
jtom'e in onmin is geraakt, aan hetwelk hij fgelijk vroeger werd gemeld.)
bereids de tot hiertoe uit zijne Staten genoten inkomsten heeft geweigerd.
Z. M. de Keizer van Rusland heeft zich aan boord van de stoomboot
It Proworny naar Stokhohn begeven, van waar Hoogstdezelve naar St. Pe
tersburg zal vertrekken.
Uit Hanover schrijft men van den n Junij
Het dagblad dezer stad metdt thans, dat de Eerste Kamer der Stenden-
Tergadering den 26 Mei hare beraadslaging over liet ontwerp eener nieuwe
straatsregeling begonnen heeft. Uit hetgeen datzelfde blad mededeelt omtrent
Je beraadslaging zelve, blijkt, dat de Kamer het eerste hoofdstuk van het
ontwerp, handeler.de over den Koning, de froon-opvolging en het regent
schap, heeft aangenomen, doch daarbij onderscheidene bepalingen, op de
voordragr harer Commissie, in eenen liberalen zin gewijzigd heeft.
Omtrent de Tweede Kamer verneemt men, dat het ontwerp der nieuwe
staatsregeling den /den in dezelve aan de orde van den dag is gesteld, doch
Jat de vergadering, met 36 tegen 14 stemmen, tegen den wil der Bewinds
lieden; besloten heeftom de beraadslaging nog tot de volgende week uit
te stellen. Dit uitstel is gewis door de oppositie verlangd om reden dat zij
binnen weinige dagen nog de aankomst van eenige tot hare partij behoorende
Afgevaardigden verwachtte. Te oordeelen naar hetgeen eenige leden in de
bijeenkomst van den /den in het midden gebragt hebben, is het niet onwaar
schijnlijk, dat de Kamer, alvorens tot de beraadslaging over het ontwerp der
nieuwe constitutie over te gaaneene verklaring zai opmaken omtrent de bij
let indienen van dat ontwerp gedane mededeeliog des Konings, waarin deze
.laatste te kennen geeft, dar hij, ingeval het ontwerp verworpen wordt, vol-
geus het patent van 1819 zal regeren.
Z. M. de Koning heeft aan Z. Keiz. H. den Grootporst troonsopvoiger
van Rusland, en aan Z. K. H. den kroonprins van Prulssen het Grootkruis
vaii de Koninglijke Gtteiphen orde aangeboden.
Uit Frankfort meldt men van den 13 Junij:
De otid-Consul-Generaal van Oostenrijk in het Koningrijk der Nederlan.
den, de Ridder Bernardus de Car lidie zich sedert eenigen tijd alhier be
vond, is gisteren in eenen hoogen ouderdom overleden.
De Mercure de Sualte heeft een belangrijk overzigt medegedeeld omtrent
de instellingen, bestemd voor de op»oeding van de mindere klassen van het
I Koningrijk Wtirtemberg, opgerigt in 183/. In 5/ vertrekken, zijn er voor
werklieden en leerlingen openbare Zondagsscholen, door 2,951 jongelieden
j bez-oght. Nog 10,210 jongelieden die de scholen nog bezochten, of dezelve
reeds verlaten hadden, ontvangen in 369 vertrekken, gedeeltelijk theore-
I tisohgedeeltelijk practisch onderwijs in de annkweeking van vruchtboomen.
In 648 openbare industrie-scholen, worden 28,96/ kinderen, voor het groot,
ste gedeelte bereden de 14 jaren, in andere nuttige vakken onderwezen, In
2/vertrekken bestaan er primaire-scholenin welke men zorgdraagt voor
1,669 kinderen beneden de 6 jaar.
Behalve de huizen van opvoeding, onder het rneverzigt van den Staat,
waaronder de weeshuizen te Stnttgardt en te Weingarten, de inrigtin.
gen voor kinderen van omzwervers te Weingarten, de scholen voor doóf-
stotnmen te Urnünd en Esslingenhelt, ontvingen 831 arme kinderen onder
houd en opvoeding in 19 instituten. Buiten dit getal, zijn 2350 kinderen
opgevoed in bijzondere huizen ten koste van de weeshuizen der gemeenten,
der plaatselijke Overheden, der Israëliten ten nutte van de weezen, van die
ten voordeele van ontslagene gevangenen, van onderscheiden maatschappijen
van vrouwen, van particuliere fondsen enz.
Er zal jaarlijks re Athene van 18 Junij eene jaarmarkt gehouden wor
den. Alle vreemde kooplieden zullen er op dezelfde voorregten als de Grie
ken Worden toegelaten.
De opstand in Syrië schijnt onderdrukt te zijn.
GROOT-BRITANNIE.
Londen den 13 Junij. H. M. is gisteren wêer naar Windsor vertrokken,
dóch voor haar vei trek heeft zij een bijzonder gehoor verleend aan den Prins
deiigne, buitengewoon Gezant van Belgie bij de krooning der Koningin.
Maandag avond is in het Lager-Huis wederom beraadslaagd over de
wet op de Municipale Corporatien. De Mïnisterielen hebben in die zitting
wederom eene overwinning behaald, 'daar het herhaalde voorstel van Sir
li. Peel, om de huurwaarde der gebouwde eigendommen van hen die in de
lersche steden het kiesregt zullen kunnen uitoefenen, op 10, en niet op
5Ést. te stellen, met 286 tegen 266 stemmen en dus met eene meerderheid
van 20 stemmen is afgekeurd.
Men verwacht nu nog een voorstel van CfConnell, om de schatting der
huurwaarde aan de ingezetenen zeiven over te laten, terwijl de Conservati
ven willen, dat dit bij taxatie zal geschieden.
De Fransche Ambassadeur, Generaal Sehastiani, is te Londen aange.
komen en men verwacht, dat binnen Jtort de Conferentie over de Belgische
zaken weder zal aanvangen. Men twijfelde echter, of dit wil vóór de
krooriing lop geschieden,
De stad is nog niet zoo vol als psen voor de aanstaande krooning wel
verwacht had. Meer dan 41c huizen et: hamers zijn deze we'èk ïiög tef
huur aangeboden, op den weg, dien II. LI. moet doorgaan.
Volgens opgemaakte staten, beloopt de schade, gedurende de jaren
1836 en 183/, in deze hoofdstad door brand veroorzaakt, niet nnader dan
honderd vijf en dertig duizend negen en vijftig st., en zulks nog met uit
zondering der twee zware branden, in de pakhuizen der heeren Finning en
Comp., en op Davis-werf, waarbij te zamen voor ruim vijfmaalhonderd en
vijftigduizend st. aan waarde van gebouwen en goederen door de vlammen
vernield is
F R A N K R IJ K.
Parijs den 15 Junij. Bij een schrijven heefc Z. M. de Koning aan den
Maarschalk Lob au zijne tevredenheid betuigd over den ijver en geestdrift
door de naciouale garde, bij gelegenheid der inspectie, betoond.
Het oudgec voor de uitgaven is door de Kamer der Afgevaardigden
aangenomen. Een voorscelom de publieke ambtenaren geen tractement te
doen genieten, zoolang zij de zittingen moeten bijwonen, is met groote
meerderheid van stemmen verworpen. Het grootste gedeelte der Kamer be%
staac uit ambtenaren.
In het dagblad van Havre leest men van den 12de»
Bijna alle de uitgestrekte, maar magtelooze Republieken van het zuiden
der nieuwe wereld worden (hans door een nietig aantal schepen van de
Fransche smnldeelen in den Atlanciscnen Oceaan en de West-Indische zeeën
geblokkeerd gehouden, of zijn op het punt om zulks te worden. De Kapi-
tein Bazoche houdt reeds, in afwachting van zich magtiger te kunnen vertoo»
ren, de zeekust van Mexico met een fregat en eene corvet belegerd. De
Admiraal Lebianc, die door de grieven van den uit Buenos-Ayres verjaagden
Franschen Consul naar de Rio de Ia Plata was geroepen, heefc van zijnen
kant mee de corvet, waarop zijne vlag waait, en met twee of drie kleinere
oorlogschepen, die hij in der haast rondom zich heeft vereenigdde blok
kade der geheele kust van Buenos-Ayres voor zijne rekening genomen. Op
de kusten van Peru en Chiliwelke beide Staten met elkander oorlog voe
ren, is de Fransche vlootvoogd Villeneuvc er nog in geslaagd om eene soort
van gewapende onzijdigheid te bandhaven, niettegenstaande de genoemde
twee natiën, terwijl zij zich onderling verscheuren, zulke vijandige gezind
heden tegen Frankrijk doen blijken, dat daaruit weldra eene derde blokkade
zou kunnen voortspruiten. Sederc den vrede op het vaste land is onze
zeemagc nog niet. tot^ het spelen van zulk eene oorlogzuchtige rol geroe
pen geworden. Er had nog slechts aan ontbrokendat de zaak van Haïti
niet geschrikt ware geworden, en daar door de blokkade van Porc-au-Prince
en vp.n le Cap-Haïcien gevolgd was. Dan zou Europa ons, ofschoon wij
slechts weinige linieschepen en een twaalfcal fregatten in zee hebben, te
gelijk aan vier of vijf Republieken in de nieuwe wereld, die trouwens slechts
gedurig oorzaak tot twist geven, omdat alles daar zoo slecht geregeld is,
een zee-oorlog zien aandoen.
MENGELINGEN.
EEN HANDSCHRIFT van NAPOLEON.
(Fervolg en slof.~)
De Generaal Buonapartcre ontving zijnen gast op de hartelijkste en voor.
komendste wijze, doch zeide geen woord van het handschrift. Zijn door.
dringende blik kon echter eene zekere verlegenheid in de houding des goe
den mans opmerken, en deed hem er mogelijk de oorzaak van vermoeden;
hij liet er echter niets van blijken. Men plaatste zich aan tafel. Napoleotis
maaltijden zijn wegens derzelver kortheid vermaard geworden. Op dien dag
duurde het geheele dejeuner geene tien minuten, en de oude heer Delesguille
die geene tanden meer had, kon in de haasc niets meer opslikken dan eene
ingelegde peer.
Toen'men de tafel had verlaten, naderde Napoleon den Professor, en be
gon, al op en neder loopende, met hem een gesprek. Hij had, reeds als
Consul, de gewoonte het hoofd voorover, en de handen op den rug te hou
den en het toeval wilde dat den heer Delesguille diezelfde gewoonte eigen
was. Hij ging onwillekeurig in dezelfde houding den Consul ter zijde, ten
spot der Hovelingen die toen reeds Napoleon omringden. De oneerbiedige
gast had echter geenen tijd zijne zonde te erkennen. Het was geenen gerin.
gen arbeid voor hem, gelijken stap met zijnen mede wandelaar te houden.
Nimmer was hij aan zulk snel wandelen gewoon geweest; hij moest, wilde
hij het gesprek aanhouden, alle krachten inspannen en begon daardoor sterk
uit te wazemen. Hij had overigens zijnplan omtrent het gesprek, en wachtte
op den oogenblik, dat eene kleine panzehem veroorloven zoude, eene
voorzigtige zinspeling, op de bekende omstandigheid te maken. Zoodra het
gesprek een vertrouwelijk aanzien begon te krijgen, waagde het de Profes
sor, den mond een weinig te openen, maar telkenmale deed de Consul,door
zijne snelle korte heerscherswoorden, den reeds begonnen zin, op de lippen
zijns begeleiders smoren. De Professor gaf echter de hoop niet op: hij had
juist ziin moedig uur,eenmaal in zijn leven is wel een ieder een held.—
Eindelijk toen de Consul gedurig vriendelijker werd, ging de heer Delesguille
met geslotene oogen, om door de reeds door het duister brekende Keizer-
Majesteit, niet verblind te worden, regeiregt op zijn doei los, en liet be
vende een woord vallen over de geschiedenis der Korsikaansche vrijheid,
welke een jong artillerie officier, vijl tien jaren geleden, geschreven had. De
Consul hoorde hem naauwelijks aan en keerde hem den rug toe. De Profes,
sor merkte met schrik dat zijne herinnering slecht opgenomen was, en dach-
in stilte, dat zijn voormalige leerling zich nog niet sterk genoeg bevondc
om, met onverschilligheid, in het verledene terug te zien. Nu scheen hem
zijn zak op eens niet diep genoeg te zijn, en het handschrift werd zoo zwaar
als lood, toen hij zich in eenen koortsachtige toestand naar huis begaf.
Eenige dagen daarna ontving hij, tot zijne groote verwondering, zijne
aanstelling tot sons-chef van een bureau aan het Ministerie van Oorlog. De
heer Delesguille bleef in dezen post tot 1815. Waarschijnlijk dacht hij dat deze
gunst slechts eene beleefde uitnoodiging was om te zwijgen. Hij zweeg datl
ook jaren lang, leefde in het duistere, en vermeed zorgvuldig elke gelegen,
heid, welke zijnen naam had kunnen doen opmerken. In stilte overdacht hij
zijnen toestand, en somwijlen lag er een gians van genoegen op zijn gelaat,
wanneer hij nadacht dat de magtige Keizer mogelijk eenigen grond had hem
te vreezen.
Over het handschrift werd dus geen woord gesproken, maar des te meer
gedacht, toen de heer Delesguille eensklaps uit zijne zekerheid werd getrok
ken door de overtuiging, dat ziin geheim door andere bekend was. In zijn
bureau werkte namelijk als Secretaris een jongman van levendigen en schalk»
achtigen geest, en daarbij een liefhebber en verzamelaar van bibliographischÊ
rariteiten. Van waar de jongman mogt vernomen hebber,dat er een zooda
nig handschrift voorhanden was, weten wij niet, doch genoeg hjj wist het.
Op eenen morgen in 1810, had de heer Delesguille zijnen Secretaris iets meer
werk dan gewoonlijk opgedragen, eo beriep zich deswegens op het uitdruk
kelijk [bevel des Keizers. „Ja toch uw Keizer, zeide de jongman, die kan
nu goed bevelen, doch hij is niet altoos een vriend der absolute heerschappij
geweest, en er zijn lieden, die weten, dat hij eenmaal de schoone vrijheids
godin gehuldigd heeft. Niet waar heer Delesguilledaarvan zoudt gij ook
ivat weten te vertellen, zoo gij slechts den mond wildet openen?" „O ja,"
antwoordde de eerlijke man in zigtbare verlegenheid, „op de militaire school