'Art. 4. "Op de Bewuste voordragtzal, na verhoor der besturen van'de
gemeenten'in welke de'dflaroj! voorkomende personen, onderstands domicilie
hebben, door het Departement van Binnenlandsche Zaken worden beselnkt,
overeenkomstig de beginselen in het volgende artikel vastgesteld.
Art. 5. Degenen die zelve niet verlangen ontslagen te worden, zullen,
wanneer de belanghebbende gemeente Besturen des ondanks, op hun ontslag
prijs stéllen, kunnen óncslagén worden, edoch alleen ingeval die besturen op
tene overtuigende wijze doen blijkendat zij den tc'ontslancn personendadelijk
een toereikend middel van bestaan niet slechts kunnen maar met de daad zullen
verschaffen-, zoo dat deze zich niet weder aan bedelarij behoeven schuldig
te maken.
Van degenen die zich in de gestichten slecht hebben gedragen, zal het
ontslag gedurende een jaar Worden uitgesteld; en znlks telken'jare tot zoo
lang hun gedrag en arbeidzaamheid voldoender grond geven voor het voor-
uirzigcdat zij in de gewone maatschappij teruggekeerd zich niet weder aan
bedelarij zullen overgeven.
Zij die met schulden bij de Maatschappij van Weldadigheid zijn bezwaard,
welke door de Permanente Commissie worden teruggevorderd en reisgeld
behoeven, zullen slechts kunnen worden ontslagen voor zooverre die schtil
den worden aangezuiverd en in het reisgeld wordt voorzien.
Van degenen die door bijzondere doch voorbijgaande omstandigheden tijde-
lijk ongeschikt zijnom in de gewone maatschappij teruggekeerd in der-
zelver behoeften te voorzien, zal het ontslag worden uitgesteld tot dat die
omstandigheden zullen hebben opgehouden te bestaan.
Ten aanzien der zulken echter die meer blijvend ongeschikt zijn om in de
gewone maatschappij in hunne behoefte te voorzien zullen, vermits hét tiiec
met het doel der bedelaars-gestichten strookt dezetvén daarin voortdurend te
doen verblijven, door de zorg der plaatselijke Besturen van derzelver onder,
stands domicilie de vereische maatregelen worden genomen, op den dag dat
zij, ontslagen zijnde, even als alle gewone behoeftigen door de betrokken
armen-administratien of besturen van godshuizen worden verzorgd.
Art. 6. Behalve ten gevolge der boven bedoelde jaarlijksche voordrage,
zullen door het Departement van Binnenlandsche Zaken, tusschentijds,geefte
andere in de bedelaars-gestichten verblijvende personen, kunnen worden ont
slagen dan'r
a. voor zoo veel de ter zake van bedelarij opgenomen personen betreftde
zulken van wien het overtuigend blijkt, dat zij dadelijk bij het erlangen vah
ontslag een toereikend middel van bestaan in de gewone maatschappij zullen
vinden, of die in andere daarmede gelijkstaande zeer buitengewone omstan
digheden verkeeren, en
b. voor zoo veel aangaat degenen die zonder gebedeld te hebben zich vrijwil
lig ter plaatsing in de bedelaars-gestichten hebben aangegevendezulken die
verkeeren in de termen van Ons besluit van den 7 December 1836 N°. 67.
Art. 7. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken zal, na overleg met dë
Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid, vaststellen of de
bepalingen der vijf eerste artikelen van dit besluit op eenmaal, dan wel ach
tervolgens zullen worden ten uitvoer gelegd, met dien verstande echter, dat
uiterlijk in 1840 de voordrag! tot ontslag overeenkomstig het hierbij voorge.
scbrevene zal moeten worden opgemaakt.
Art. 8. De regeling van liet ontslag uit de bedelaars-gestichten der
Maatschappij van Weldadigheid, van de personen, welke daarin geplaatst
ziin, op contracten tusschen het bestuur dier maatschappij en andere dan héc
Departement van Binnenlandsche Zaken, aangegaan, zal voortaan door dié
mede-contracten moeten plaacs hebben naar dezelfde beginselen, welke bij
dit besluit zijn vastgesteld voor het ontslag dergenen, die in de bedoelde ge
stichten gevestigd zijn, op de door het genoemd departement met het bestuur
der Maatschappij van Weldadigheid geslotene overeenkomsten.
Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering de.
zes, waarvan een afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State tot
informatie.
Gegeven te T Gravpnhageden 49 Januarij des jaars 1838, Van Ónze rege.
ring het vijf en twintigste.
(JGeteekendj WILLEM.
Van wege den Koning,
(JGeteekendj Van Doorn.
Men meldt uit 's Gravenhage van den 9 Febrnarij:
Met de stoomboot van Londen, welke gisteren voor Scheveningen ft
aangekomen, zijn twee renboden overgebragt, die naar Petersburg bestemd
zijn en hunne reis derwaarts onmiddellijk hebben voortgezet Met dezelfde
stoomboot zijn onderscheiden passagiers, voor Hamburg bestemd, medege.
komen; terwijl, naar men verzekert, met dezelfde gelegenheid, belangrijke
depeches van onzen Gezant, den heer Dedel, bij Zijne Exc. den Minister
van Buitenlandsche Zaken zijn ontvangen.
Uit Dordrecht wordt van den p Februari) gemeld:
De doof heeft reeds eenen merkbaren invloed op het ijs uitgeoefend;
volgens de peiling van heden morgen, was toen de grootste dikte van het
(js voor deze stad 34, en de minste 30 Nederl. duimen, zijnde dus sedert
onzen vorigen 5 Nederl. duimen afgenomen, terwijl zich reeds op verschil,
lende plaatsen dooigaten in hetzelve bevinden. Aan den Moerdijk beneden,
waarts ziet men weinig of geen ijs meer; in het nog vastzittende ijs op hec
Bergscbe veld vertoonen zich vele dooigacen.
Men schrijft uit Utrecht, dat het Zijne Maj. behaagd heeft, den Vice-
Admiraal J. van der Velden, lid van het Hoog Militair Geregtshof, tot Rid.
der der orde van den Nederlandschen Leeuw te benoemen.
Uic Arnhem meldt men van den p Febrilarij
Wij vernemen, tlat er tusschen Wamel en Dreumel, in de Waai, een
ijsdatn ligt, die aldaar opgeschoven is toen het ijs zich in de rivier vast.
zette. Sedert is die ijsdam dagelijks sterker geworden, en heeft zelfs zoo.
danig in dikte toegenomen, dat bij eene boring, welke dezer dagen door
een beambte, van den Waterstaac is gedaan, 15 voeten ijs en slechts ééne el
water onder hec,ijs gevonden is. De Waalstroom, met zijne groote menigte
zandplaten, levert op meer dan eene plaats, uit hoofde van de ondiepte der
rivier, veelvuldige gelegenheid op toe het vormen van zulke zware ijsdani
men, die, bij hoogen waterstand, doorgaans oorzaak worden van geweldige
overstroomingen. Dan toch vindt het van boven afkomende ijs hier één tegen,
stand, welke den stroom dwingt, om een nieuw bed te zoeken; en in zulke
omstandigheden is geen dijk hoog of sterk genoeg, om aan de krachc van ijs
Óf water tegenstand te bieden.
Te Nijmegen heeft zich even als te Groningen eene vereeniging gé.
vormd van vrouwen, met het doel om aan armen eigen gemaakte kleeder-
Itnkken te doen uitreiken; de vereeniging heeft den naam van Dorcas aan.
genomen. De contribuerende leden betalen jaarlijks 3, de werkende f 1.50.
Te Groningen hebben 26 Studenten den 8sten dezer eenen wedloop op
Schaatsen gehouden. De prijs, bestaande in een paar gouden kniegespen, is
gewonnen door M. J. Martens, de premie bestaande uic een paar zilveren
ditodoor W. Hesselink
Uit Goes wordt gemeld, als eene in de tegenwoordige konde merk-
waardige bijzonderheid, dat op den 26 Januarij II., bij N. Vertregtop het
Wilhelmiiia-Dorp, eene hen acht kuikens heeft uitgebroed, welke tot nog
toe allen in leven zijn, hebbende de hen tot den toden dier maand in de
opene lucht gebroed, doelt is na dien tijd, uit hoofde der toenemende vorst,
ln een vertrek geplaatst, waarin echter iederen nacht de vorst doordrong.
Men houdt zich in het zuiden van Frankrijk thans bezig met het op.
rigten van landbouwende koloniën, naar het voorbeeld en in den smaak van
diegenen, welke hier te lande door de Nederlandsche Maatschappij van
Weldadigheid gesticht zijn. Het werk van den kundigen Alban ie Villeneuvt,
jedurer.de Napoleons beheer zeer geacht Onder-Prefect in Zeeland, den titel
'dragende van: ,-Estai sur le Paupirisme, waarin hij vè'e bijzonderheden over
de Nedenaiidsche artnen-kolonien mededeelde, heeft bijzonder aanleiding
coc het opr.gten der genoemde koloniën in Frankrijk gegeven. Een Neder-
Tander, wietiénaam niet genoemd wordt, is belast met het opzigt over dezelve.
CHINA,
Wij nemen uit de Gazette de St. Betersbourgde volgende statistike berig
ten over, omtrent de militaire organisatie van Cliina, eene organisatie,
waarover men tot nogtoe weinig bijzonderheden'wist. Deze berigten, die
eene groote naauwkeurtgheid schijnen te bezitten, zijn van Kiakhta aan dj
Keizerlijke Akademie van Kunsten ce St. Petersburg, door den monnik Hyacin.
thus, een van de corresponderende leden van die Akademie, bekendgemaakt.
De kleine stad Kiakhta, waarde Russische monnik woont, is gelegen in
hec Gouvernement van Iskucsk, op de grenzen van Oostelijk Syberte en
die van China, tegen over Mtïmatchin, eene Chinesche stad, op 360 mij.
len ten westen van Pekin. Kiakhta is het eenige punt van vereeniging voor ge.'
heel den handel, die tusschen de ctvee Rijken door karavanen gedreven wordt
alles geschiedt er door ruiling; men schat, dat er voor 4 a 8,000,000 guldens
jaarlijks worde omgezet. De Chinesche stad is beter gebouwd dan de Rus.
sisclte; ieder heeft zijn kasteel en garnisoen. De Russische Missionarissen
van het Seminarium te Pekin hebben te Kiakhta een gesticht, waarin zij
voorbereid worden. De Engelsche reiziger Cochrane heelt in 1820 eene eta.
bli'sjseinenc van Engetsclie Missionarissen bezocht, dat zich te Kiakhta ge.
vormd, maar toe dus ver geen goed geVolg had opgeleverd.
Kiakhta 21 Augustus 1837.
„Da bevolking van China groeit jaarlijks in eene ongelijke evenreaigheid
aan. Volgens de opgaven in 1812 in de verschillende Gouvernementen van
'China gedaan, heeft men bevonden, dat hetzelve 361,691,000 zielen bevacte.
'Onder dit getal zijn 8 militaire bannen, zaamgesteld uit Mandchonzen
Mongolen en Chinesen, zonder de vreemde stammen mede te rekenen, die
van China afhankelijk zijnzij worden in het algemeen bij huisgezinnen
geschac, van weike er in het geheel 188,123 zijn,
„Ieder huisgezin of huis ontvangt van de plaatselijke Overheid eene lijst,
om er de bewoners van het huis op te schrijven; men verwisselt deze lijsc
jaarlijks. Als men dit ooet, wischc men diegenen van de lijsc af, die zich niet
nteer in het huis bevinden en men zee er diegenen op, die er op nieuw in
zijn komen wonen. Als men van woonplaats verandert, moet men de Over.
heid er kennis van geven, om eene lijst te ontvangen. Tien huizen vormen,
hetgeen men noemt eene pchaïs: onder opzigt van eenen pchaï-tscheo (In.
spectenr van xo buizen); 10 pchaïs maken een zsja, onder bestuur van een
zsja-tschen; 10 zsja's maken een bao, mee een opperhoofd, bao-tschen ge-
noemd. De Chinezen, buiten liet Rijk wonende, hebben dezelfde organisatie.
Deze verschillende beambten worden onder het volk voor eenen bepaal,
den tijd gekozen. Zij moeten hoofden van huisgezinnen zijn en kunnen le.
zen en schrijven. Zij zijn belast om over de zedelijkheid van het volk van
hun district te waken, dat is te zeggen, zij moeten zorgen, dat niemand
zijn brood wint door ongeoorloofde middelen, en rapporten inleveren om.
trent menschen, jegens welke zij kwaad vermoeden koesteren. Deze be.
ambten hebben dezelfde attributien 'in de steden als op de dorpen, zij zijn
verpligt om alle jaar eene rol van de bevolking in ce leveren. Zij zétten op
die rol alle bewoners van hetzelfde district Zónder onderscheidmits dac
zij eene vaste woonplaats hebben, dat hec geleerden, kooplieden, landbou.
Wers, kunstenaars en beambten van de kanselarij of onder dienst zijn.
„Deze rollen worden dadelijk aan de administratie van het district over.
gezonden, die hieruit eene algemeene rol opmaakt, en dezelve vervol
gens aan de provinciale administratie doet toekomen. Deze zend haar aan
de kanselarij. Deze registers van de woonplaatsen der militairen worden aan
hunne respective Overlieden overgemaakt. Het depaTtemenc van financien
geefc de berekening der bevolking, op blaauw papier geschreven, vervol,
gens aan den Keizer over.
„Volgens de rollen van 1812, bedroeg het bebouwbaar land in al de Gon.
verneroenten, Mandchourie er onder gerekend, 7.915.251 morgen land.
De Manchousen en de Mogolen, met hen uit IVIandchottrie in China
gekomen', maken een afzonderlijk militair corps uit, bestaande uic 313,2000
man. Zij vormen het garnisoen van Pekin.
„Alle twee jaar gebeurt er eene conscriptie voorde dienst; ieder, die
den leeftijd van 16 jaren bereikt, wordt soldaat.
„De Mogolen ziin in gedeelten verdeeld, van het zuiden, noorden, wes
ten en van Chuchonor. Die van het zuiden bezetten eene uitgestrektheid
van land langS den grooten muur van de grenzen van Mandchourie af tot aan
Ordos. Die van het noorden wonen aan den noorderkant van den muur van
Argunie tot de grenzen van Tschüngarie. Die van hec westen zijn herders
volken als ook die van Chtchonor. De Mogolen zijn dadelijk aan China on.
derworpen en hebben geen eigene militaire Overheden. Zij tellen 274,275
man onder de wapenen, van welke echcer slechts het derde gedeelte in
active dienst is.
„De Chinesche troepen bestaan uit twee afdeelingen; tot de eene behoo.
ren de Mandehous, de Manchourjers die in China gekomen zijn; tot hec ani
dere alleen Chinesche inboorlingen. Zij maken 266,060 man uit.
„Over de bevolking van Tncnestan en van Tibet is niets bekend gemaakt.
I11 dat laatste Rijk zijn er 3000 man geregelde troepen; nten kent hec getal
der ongeregelden niet. De garnizoenen der steden bestaan uit Chinesen,
maar dezelve zijn gering in getal."
AFRIKA.
De dagbladen van de Kaap de Goede Hoop zijn opgevuld mét klagfen over
den onbeschermden staat, waarin de grensbewoners der oostelijke provincie
door het Gouvernement worden gelaten en over de strooperijenwelke
dien ten gevolge, de Kaffers zich vrijelijk veroorlooven. Op den 21 Oc
tober was er eene openbare bijeenkomst gehouden, en daarin besloten, een
adres aan de Koningin in te dienen. Een aantal der bewoners dier streken
ziet zich genoodzaakt te verhuizen, en de schoonste hoeven te verlaten.
In een enket districi beliep de schade, door deze strooperijen der Kaffers
geleden, circa 500,000 rijksdaalders.
Niet alleen de Kaffers waren te vreezen, maar ook de Fingos en Hotten,
totten. De Kaffers bepaalden zich enkel tot de grenzen, de andere stam.
men dringen zelfs tot in de binnén-discricten door. I11 één woord, de land
bouwer had geene veiligheid voor zijne bezittingen, en dringend noodzake
lijk is het geworden, dac het Gouvernement krachtdadige voorzieningen treffen
SPANJE.
Berigten over Parijs van den 9 February.
Telegraphische Depeche.
Bayonne, 5 February,
De berigten uit Llodio van den 2den dezer melden, dat F.spartero al het
geschut van Balmaceda heefc weggevoerd en de vestingwerken dier plaats
doen slechten.
Uit Pampeluna wordt mij de ofHcieie bevestiging gezonden, van de door
den brigade Generaal Leo», op de Carlisten behaalde overwinning, bestaande
in het bemagtigen en vernielen der brug en drie forten van Bellascoainwaar
bij 200 man gevangen gemaakt, 120 gedood en 400 gekwetst zijn.
De overwinning van Espartero op de Carlistische troepen voor Balma
ceda moet niet zoo luisterrijk geweest zijn, als in eene vorige telegraphisché
depeche gemeld was; men schrijft hierover uit Bayonne van 4 Februaryt