gebragt werdén van den gemeenteraad, rot dat einde behoorlijk zamenge. \>epenom daarover naar eiscli te beraadslagen. Het besluit van den ge meentenraadtzal san den Prefect (Gouverneur) moeten worden ingezonden, die het aan dén Bisschop zal" mededeelen om daarop deszelfs advies te geven. Indien de Bisschop en de Prefect (Gouverneur) in gevoelen verschillen, zal de een zootvel als dé ander, daarvan verslag kunnen doen aan den Mi uister (Directeur-Generaal) van Eerediensr, wanneer de inkomsten der ge- /meente ontoereikend zijn, zal de gemeenteraad in overweging nemendoor welke middelen, volgens de voorschriften der wet, in die uitgave zal kun nen worden voorzien. Het vijfde hoofdstuk handelt van de Kathedrale kerkende bisschoppelijke huizen en de Seminarien. De fabrieken der Metropolitane en Kathedrale ker' ken zullen bij voortduring zamengesteld zijn en beheerd worden, overeen, komstig de Bisschoppelijke reglementen, bij decreten bekrachtigd. Al de bepalingen wegens de kerkfabrieken der parochiën zijn, wat het inwendige beheer betreft, mede toepasselijk op de fabrieken der Kathedrale kerken. De departementen (provinciën) begrepen in een bisdom, hebben, ten aan zien van de fabriek der Kathedrale kerk, dezelfde verpligtingen, als de ge meenten, ten opzigte van de fabrieken der parochiale kerken. De laatste bepaling, in evengemeld decreet voorkomende, luidt als volgt; „De fun datiëngiften of erfstellingen aan de Kathedrale kerken, zoo wel als die aan de Seminarien vermaakt wordende, zullen aanvaard worden door den Bisschop, behoudens onze magtiging in onzen Staatsraad te verieenen, op het rapport van onzen Minister van Eeredienst." Als bijlagen tot bovengemeld- decreet zijn in de gezegde verzameling ge. voegd en daar achter geplaatst onderscheidene Koninglijke besluiten, sedert 1816 over dit onderwerp genomen, onder welke men telt: Een van 1°. julij van dat jaar, waarbij Gedeputeerde Staten der provinciën bevoegd verklaard worden, om de beheerders van openbare instellingen te magtigen tot som mige daden van buitengewoon beheer. Een van 16 Julij deszelfden jaars, waarbij Gedeputeerde Staten der provinciën bevoegd verklaard worden, tot het beschikken op verzoeken wegens remissie of vermindering van pacht, aan opet bare instellingen verschuldigd. Een van 21 Octoberi8i8, houdende gejijke bevoegd-verklaring, om de beheerders van openbare instellingen te magtigen tot het aanvaarden van zekere giften en erfstellingen. Een van 16 Augustus 1824, houdende, dat de kerkbesturen en kerkelijke administra tien geene beschikkingen kunnen nemen omtrent onderwerpen, waarvan de bezorging hun niet uitdrukkelijk bij de bestaande wetten, reglementen of verordeningen is opgedragen. Dit Koninglijk besluit houdt onder anderen de volgende bepalingen in, welker algemeen in het ooghouding wenschelijk ware: Are. 1. Alle kerkbe sturen en kerkelijke administratien zullen zich zorgvuldiglijlt wachten van ecnige bestellingen of beschikkingen te maken, omtrent onderwerpen, waar van de bezorging hun niet uitdrukkelijk bij de bestaande reglementen, orders of instructien is opgedragen. Art. 2. Zonder daartoe alvorens onze toestem, ming te hebben verkregen, zal het niet geoorloofd zijn, om nieuwe kerken or gebouwen, toe de oefening van de openbare Eeredienst bestemd, te stich. ten of op te bouwen, noch ook, om de reeds bestaande te herbouwen of aan dezelve eene veranderde inrigting te geven; maar zullen de Kerkbesturen zich erkel moeten bepalen tot de werken van noodzakelijk onderhoud, die de instandhouding der gebouwen mogt vorderen. (Bij Koninglijk besluit van 25 Maart 1828, is liet Departement van de Roomsch-Katholijke Eeredienst gemagtigd, om te beschikken op alle aanvragen van Roomsch-Katholijke gemeenten, tot den opbouw en den kerkbouw, en het maken van ver anderingen van kerkgebouwen). Art, 3. Bij de aanvragen om onze toestem ming tot de schikking, den opbouw, den herbouw of het veranderen der inrigting, mitsgaders tot het doen ten uitvoer brengen van andere werken dan die van het noodzakelijk onderhoud der kerken en gebouwen rot oefe ning van de openbare Eeredienst bestemd, zal moeten gevoegd worden eene opgave van de daartoe vereischte kosten en van de middelen, welke voor handen zijn, om de kosten te kunnen bestrijden. Art. 4. Zonder daartoe al vorens onze toestemming te hebben verkregen, het niet geoorloofd zal zijn, om eenige nieuwe kerkelijke gemeenten op te rigten of in te stellen. Bij de aanvrage om onze toestemming, zal moeten gevoegd zijn eene opgave der benoodigde kosten en fondsen, waaruit die zullen worden bestreden. Art.5. Evenmin zal het geoorloofd zijn, om, zonder daartoe onze toestemming of de toestemming der openbare magcen, die wij zullen goedvinden daartoe aan te wijzen, te hebben verkregen, uit de kerken weg te breken, te vervoeren of te vervreemden, of zich eenige andere beschikking te veroorloven, met opzigt tot de in de kerken geplaatste voorwerpen van kunst of geschied kundige gedenkstukken, van welken aard die ook zouden mogen zijn, voor zoo verre zij niet toebehooren aan bijzondere genootschappen of bijzondere personen. Een Koninglijk besluit van 27 October 1825, N°. 103, betreft het tijdig vragen der vereischte magtiging tot aanvaarding van giften en erfstellingen, aan openbare instellingen vermaakt. Dit besluit bepaalt, onder anderen, dat geene antorisatien tot het aanvaarden van schenkingen onder de levenden, of bu testament, ten behoeve van kerk- en armgestichten of andere inrigtingen van de zoogenaamde doode hand, voortaan zullen verleend worden, zoo de aanvragen tot bekoming dier autorisatien niet zijn ingediend, binnen één jaar, na de dagteekening der acte van donatie, voor zoo veel de schenkingen on der de levenden betreft, en van één jaar, na de inlevering der memorie van aangifte voor het regt van successie, voor zoo veel de legaten of erfmakin- kingen aangaat. Een Koninglijk besluit van 15 April 1835, N*. 85, waarbij Gedeputeerde Staten der provinciën bevoegd verklaard worden, om de beheerders van open bare instellingen te magtigen tot het voeren van regtsgedingen. Een Koninglijk besluit van 14 November 1837, N°. 72, genomen op een aantal rapporten-van het Departement voor de zaken der Roomsch-Katholijke Eeredienst, allen strekkende hoofdzakelijk tot behandeling der vraag: „of het Keizerlijk decreet van 30 December 1809, omtrent de Roomsch-Katho- lijke kerkfabrieken, behoort te worden nagekomen in de gemeenten van liet Zeeuwsch gedeelte des Bisdoms van Cent;" alsmede naar aanleiding van een aartal vroegere besluiten, waarbij als beginsel werd aangenomen, dat de bepalingen, vervat in het voorschreven decreet, met betrekking tot de zoo even bedoelde gemeenten voortdurend behoorden te worden toegepast; al verder in aanmerking genomen zijnde: i°. dat het buiten tegenspraak is, dat de gemeenten van het Zeeuwsch gedeelte des Bisdoms van Gent, tijdens de uitvaardiging van het decreet van 30 December 1809, betrekkelijk de kerk fabrieken, Tot Frankrijk behoorden; dat dit decreet voor die gemeenten wet tig verbindend was, en dat hetzelve er, even ais in de zuidelijke provinciën des Rijks, uitvoering heeft erlangd; eii2°.dac het voorschreven decreet even min voor gezegde ZeeuwsChe gemeenten, als voorde gen. provinciën dooreene latere wettelijke bepaling is gewijzigd of ingetrokken, is bij veelgemeld besluit goedgevonden en verstaan te verklaren:, dat het Koninglijk decreet van den 30 December 1809, opzigtelijk de Room-Katholijke kerkfabrieken en de gemeenten van het Zeeuwsch gedeelte des Bisdoms van Gent wettig bestaat en voordurend tot rigtsnoer moet verstrekken. Ten slotte bevat deze verzameling inlichtingen omtrent de inrigting én za- mensteiling der jaarlijksche begrooting en rekening wegens het geldelijk be heer van de kerkfabrieken bii de Roomsch-Katholijke gemeenten, wat betreft de begrooting, jaarlijksche rekening, zoo van inkomsten als uitgaven in de balans, vergezeld van de noodige modellen tot een en ander betrekkelijk. Te Amsterdam zijn in het iaar 1837 geboren 7249 kinderen, te weten 3666 jongens en 3583 meisjes-, overleden zijn 8093 personen, als 4137 van het mannelijk en 3957 van het vrouwelijk geslacht, onder welke twee bove» de 100 jaren oud; 1962 pares zijn gehuwd en 10 «dltscbeidingen hebben et plaats gehad, Uit Rotterdam schrijft men van den 29 Januarij: Naar men éit éene goede bron verneemt, zal in het plan, hetwelk nog in deze zitting bij de Tweede Kamer der Staren-Generaal zal in overweging komen, opzigtelijk den te maken spoorweg van Amsterdam en Arnhem, niet alleen begrepen zijn een weg van Amsterdam over Utrecht naar Arnhem; maar tevens eene vertakking van Rotterdam op Utrecht, welke vertakking aan de Maaslaan (de eerste dwarsiaan op den Iloogendijk buiten Rotterdam; welke naar de Maas en Plantage leidt) zou beginnen-, aldaar den genoem. den Dijk oversnijden, en zoo door het binnenland van Kralingen, links den weg naar Gouda en regts van den Ysselddjk doorloopeu tot Kortenoord, waar hij dan de onderhanden zijnde nieuwe, als dan (zoo men hoopt) ledig gemalen nieuwe droogmakerij der Noordsche en Zuidpias zal doorloopen; en van daar in eene regte linie deszelfs koers op Utrecht vervólgen. Men verzekert, dat van wege de genie, deswege reeds een plan aan het Gouvernement is ingediend. Op geene betere plaats dan aan de Maaslaart zou het begin kunnen gesteld worden, als gelegen naast de noodige ruinuè tot lossing- en ladingsplaatsen, en tevens tot scbeepsberging. Men verlangt alhier zeer naar de verwezenlijking van dit plan, evenzeer als men zich verheugt, dut aan het plan tot voortzetting van den Haarlemmer spoörwef naar Rotterdam, bij Koninglijk besluit geen gevolg is gegeven. Uit Dordrecht meldt men van den 2 February: Alhier ziet men, tot nog roe, geen gevaar in den stand van ijs en Water op onze rivieren, vermits de waterstand, tot zelfs te Keulen, voor het sai- zoen laag blijft, en het water bestendig afstroomt, zoodat, indien ergens ijsdammen bestaan, deze dan toch water doorlaten. Achter dit eiland is het ijs van de Moerdijk benedenwaarts genoegzaam opgeruimd, terwijl het tusschen de Lage Zwaluw en dit eiland nog gepas seerd wordt. In de collecte te Utrecht, welke wij vroeger hebben opgegeven, heb ben H. H. Studenten de aanmerkelijke som van f 1600 bijgedragen. Té Groningen is die bijdragen door H. H. Studenten tot f 745 gestegenalwaar in het algemeen 1111 voor armen f 9557 is bijgedragen, waaronder f 2820 doof de aldaar bestaande afdeeling der Maatschappij van 'f Nut van 't Algemeen uit hare kas gestort. Te Brussel is door eenige boosdoeuders eene weduwe van 70 jaar ver moord geworden en hare voornaamste bezittingen gestolen. De Policie eChtef zou reeds op het spoor der misdadiger! zijn. CHINA/ Üit Petersburg wordt geschreven: Zekere Grieksch-Russisch monnikJokimdf, is door hét Gouvernement van Petersburg naar China gezonden om met juistheid de militaire magt van dat Rijk te begrooten. Deze maneven behendig en arglistig onder den monnikskap als, tijdens Napoleon, de Generaal Tcherniehef, het was onder den gegallonneeiden rok van eenen Aide-de-Camp van den Keizer Alexander heeft, door kracht v»n geld en van liefkozingen jegens de vrouwen der Mandarins, de meest naauwkeurige opgaven betreffende de troepen van Chini weten te verkrijgen. De door hem overgezonden berigten komen hierop neder; Het Chinesche krijgsheer is in vier deelen gesplitst; Het eerste is eert garnizoen, bestaande uit Mantsjoe-TartarenMogollen en Chinezen, uitma. kende 315,200; het tweede is het leger der overwinnende banier, zamenge. steld uit Mantsjoe-Tartaren en Mogollen, 166,000 man; het derde, de armee der groene baniergeheel gevormd uit Chinezentelt 666,300 man eneinde lijk, het vierde gedeelte, liet leger van Thibet en Turkostan is 38,000 man sterk. Het totaal van dit krijgsheer is 1,275,500 man. Hetzelven is even ais de Europesche legers in corpsen, afdeelingen, regimenten, bataljons en escaa drons verdeeld. AMERIKA. De jongste berigten over Engeland uit Kanada ontviulgen; luidden voor de Engelsche zaak zeer gunstig. De opstandelingen waren bijna uit allé plaatsen verdreven, en hielden nog slecht aan de hoorden van de Erie en op Navy-Island, in de nabijheid van den waterval der Niagara, atand. Die zich op laatst genoemde plakts bevinden, staan onder een aanvoerder, die zich in dezen opstand bekend heeft gemaakt, Mackensie, en zij weidén uit Buffalo van wapenen en voorraad voorzienZelfs kwamen Amerikaansche vrijwilli gers bij hen dienst nemen. Men hoort van het ander opperhoofd Jder opstan delingen, Papineauniets; men denkt, dat hij wegens de kondezijnen dood in de bosschen zal gevonden hebben. Een Nóord-Amerikaansch dagblad deelt hét volgende voorval mede: Een vrije Neger in New-York kreeg het in den zin, ohlangs een reisje naar het Zuiden te doen. Te Washington wierp men hem echter in de ge. vangenis, zoo als men dit met iederen Neger, die uit verre streken naar het Zuiden overkomt, altijd doet, om te onderzoeken, of hij niet misschien eert ontloopen slaaf is. Toen nu deze Neger voldingend bewezeh had dat hij een vrij man was, verkocht men hem tot dekking der gevangenis- en onder- zoek-kosten. De National-Intelligcncen geeft in zijn Nommer van 1 Augus. tus een uitvoerig artikelom de regtvaZrdigheid van deze handelwijze té betoogen. In een Amerikaansch dagblad wordt melding gemaakt van een buitenge meen z on mi cros coopte Hartford uitgevondendezelve vergroot de voor werpen drie, en zelfs vier millioenen malen, wanneer de zon zeer helder schijnt. Door middel van het werktuig, ziet men den angel eener bij, als had dezelve 14 voet lengte, en men ziet honderden slangen van 6 tot 8 voe ten in twee droppels azijn zwemmen; AFRIKA. In onze vorige deelden wij een berigt roede uit *s Gravenhagë, Waarin melding werd gemaakt van eenen opstand onder de inlandsche bevolking der Goudkust, aan het Nederlandsch gebied loebehöorende; de Engelsche Timet geeft hiervan het volgende op Er is een opstand onder de Negers in het fJederlindsche etablissement; niet ver van Cape Coast, uitgebroken, en de Gouverneur, die mei 300 man hen tegen was getrokken, is met aide onderzijn bevel staande man schap, gedood of gevangen gemaakt wal; dit betreurenswaardig geval had grooten schrik verspreid onder de kooplieden van de andere etablisa sementen aan deze kust. T U R K Y Üit Kaïro wordt van de maand December her volgende geschreven: Onlangs hebben alhier bij de besnijdenis der zeven Prinsen van den PachS greote feesten plaats gehaddie zeven dagen duurden en eiken morgen door het gebulder van bet geschut aangekondigd werden. Op de drie laatste avotH den waren de moskeen, paleizen en de geheele stad prachtig verlicht. Dé Pacha liet veel geld onder de armen uitdeelen en twee duizend andere kinde ren die te gelijk met de zijnen besneden waren, op zijne kosten nieuw kieeden, terwijl ieder den toegang tot zijn paleis had en er open tatel gehou den werd. Het waren dagen van algemeene vreugde, een tijd, waarbij dé diepe ellende van het Arabische volk wonderlijk afsteekt. Tbar.s heeft het hier geen brood te eten, en de nood ia zoo hoog geklommen, dat aanzien lijke hoeveelheden koren vin elders ingevoerd moeten worden t waarvan ge.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 2