MENGELINGEN. te kweeken, vrede- en eëndingt behoordt? te onderhoHdeti, en de bode vao lijdzaamheid en liefde behoorde te wezen. „Zij moet het nooit vergeten (dc 6 vervolgde de Bisschop), dat zij aan hare groote bestemming, namelijk om zalige bewoners voor den Hemel te vormen, slechts dan kan voldoen, wanneer zij voor de aarde aan hunnen pligt getrouwe en gehoorzame, deugd zame onderdanen vormt. Nevens de wet, „vrees God," is haar ook deze: „eer den Koning, en wee! der overheidals eene Goddelijke instelling, gehoor eeaain," tot heilig regtsnoer gegeven. Van Cobientz schrijft men van den 23Sten dezer, dat in het ijs bij Un» lielstein nog slechts eene opening van weinige roeden overbleef, ofschoon de was van het water en de afnemende koude het twijfelachtig maakten of de Rijn^zich daar nog wel voor goed zetten zon. Door den was des waters was liet ijs voor Dusseldorp weder los gegaan doch tot nabij het dorp Himmelgeist op een geschoven. Uit Rome zijn berigten ontvangen, dat het Pausselijke hof de door het Dom-Kapittel overgezonden verslagen en al deszelfs vetrigtingen bekrach- tigd beeft. Uit Odessa wordt van i Jannarij geschreven, dat de pest aldaar thans geheel had opgehouden, en dat men dus verwachtte, dat de gemeenschap tusschen de stad en het omliggende land den /dgn zou geopend worden. Ook te Odessa was de koude hevig en de brandstoffen hoog in prijs. Het getal der Duusche, BulgaardscheJoodsche en Grieksche colonien in het Russisch Rijk bedraagt thans 418, met eene bevolking vau ruim 263,000 petsonen van beide kunne. GROOT-BRITANNIE. Londen den 2.3 Januarij. Gisteren avond heefc de tweede lezing der Bill inet betrekking op Kanada in het Huis der Gemeenten plaats gehad. Lord ■Durhamdie naar Kanada wordt afgevaardigd, wil noch voor Zich noch voor zijnen Secretaris eenig tracteroent aannemen. Den 21 sten is weder een hevige brand in deze hoofdstad uitgebroken,, en wel in graan- en kolenpakhuizen in Pedlar-Squarewelke eerste onge veer 3000 quarters graan en 500 zakken meel bevatten. Behalve deze ma gazijnen en de daarin vervatcé voorraad, zijn ook de nevenstaande koren molens van den heer Walker eene prooi der vlammen geworden», De schade worde op ruim 20,000 st. begroot. -De armoede in de hoofdstad is onbegrijpelijk groot, hetgeen doet zien, dat de ingevoerde armen-weuen niet dat uitwerksel hebben, dac men van dezelve verwacht had. De strenge vorst, die voorleden week had plaats gehad, heeft opge houdenhet ijs én sneeuw dooiden op de straten weg. Te Londen is een buitengewoon Gezant van den Onder-Koning van Aegypte aangekomen. In een Engelsch blad leest men De oude Salomo Vad gelijk, toen hij uitriepi Is er eenig ding, waarvan toen zeggen kan: zie dat is nieuw!" In een der jongste nummers van het ■Journal Atiatinüêlevert de heer Biot een belangrijk opstel, waarin hij aa.n- toonc, dat verscheidene voorgangen- der kunstvlijt, die bij ons als nieuwe uitvindingen te .voorschijn treden reeds sederc langen tijd in 'het Oosten uit gevonden waren. Hij, herinnert aan de boekdrukkunst,, aan de magneetnaald en aan het buskruid, welke allen sedert ve.U£<;pwen bij de Chinezen bekend zijn; voorts aan de ,wijz,e van vervaardiging van het porselein,' die in hare Volkomenheid eerst in de; 18e eeuw door Pater JEntreoo/les uit China werd overgebragtaan eene kunstige machine tot net wannen der granen, die nu laatstelijk in Frankrijk onder den naam van tarare is bekend gewor den aan hub he manier om de metalen te smelten; aan hunne papie'rfabrika- fcie.uit bamboes en katoen; aan hunne ijzeren hangende.bruggen aan de ge boorde putten, in Karigliik met water bedeelde gewesten van China, en aan hunne naauwkeurige opgaven, hoe men gaz door buizen leiden kan, óm de straten eener stad te verlichten, die, lang vóór onze gaz-verlichting, door Je Pautf zijn in twijfel getrokken. Eindelijk gééft Biotuit éene Japansche encyclopedie van 1713, de behandeling aan, om door middel van bezinking, Uit rijst, suiker en siroop te winnen, en doet opmerken, dat daarvan reeds in een Chineesch werk van 1578 vVordt gewag gemaakt, terwijl de manier om uit vruchten suiker te trekken, eerst sederc 1811 bij ons bekend is. De suiker uit riet en de bereiding, .van den rijst-brandewijn of arak hebben reeds In het jaar 707 de Chinezen van de Indianen geleerd. Op eene plaats in Schotland zijn eenige vrij hevige schokkingen der aarde gevoelddoor dezelve is eene scheur in den grond ontstaan van meer dan -een halve Engelsche mijl breedte. F R A N K R IJ K. Parijs den 26 Januarij. Het Volksboek, dat de door ..andere schriften reeds bekende, Abt de la Mennaisonlangs in het licht heeft gegeveh, maakt Wederom veel opzien. In hetzelve beweert hij, dat de rijken hnnne schat ten hebben verworven door anderen te berooven, en dus, dat het der armen pligt is zich dje schatten wederom toe te eigenen. Een opstand zal dit schrijven'wel niet veroorzaken, daar de Policie wel zou waken, wanneer de armen kich door stelen het goed van anderen wilden toeëigenenonder voorgeven, dat het hun goed was; én omdat daarenboven de armeren zeer wel begrijpen, dat zij niet door den roof der rijkeren, maar door geheel andere omstandigheden arm geworden zijn, of feêds van geslacht tot ge slacht uit armoedige ouders zijn geboren. -Eene particuliere correspondentie uit Parijs meldt, dat de Hertog van Orleans zich met de zaken van het Ministerie van Oorlog zeer sterk be moeide, zoodat als het ware de Minister van Oorlog als pro forma kon be schoüwd worden, waarom sommigen meenen, dat het gerucht, hetgeen se dert eenigen tijd geloopen had, dat namenlijk de Hertog het opperbevel over het leger zou ontvangen, niet ongegrond was. Alle officieren, die in Parijs komen, moeten zich niet alleen bij den Minister van Oorlog, maar ook bij hem aanmelden en de meeste bevorderingen en benoemingen wor den door den Hertog gedaan. De schrijver der correspondentie meende, dat zoodoende de Ministeriele verantwoordelijkheid zon weggenomen worden. Den aksten heeft de afgetreden Spaansche Gezant, Graaf Campuzano een afscheiils-gehoor bij den Koning gehad, als wannneer ook de nieuwe Gezant d'Espeja zijne geloofsbrieven overhandigde. Van de zijde der Fransche Regering wordt thans verzekerd, dat de vrees voor eene vredebreuk mei/Ibdel-Kader ongegrond is, en dat, indien deze vorst zich laatstelijk in den omtrek der stad Algiers ophieldzulks en kei plaats had, om voor het ontruimen der aan Frankrijk afgestane steden fceledah en Coleah te zorgen. Het regeringsberigt erkent intusschen, dat de Maarschalk Vallie troepen heeft doen oprukken, maar zegt, dat dit slechts heeft plaats gehad, om sommige met de Franschen verbondene volkstammen gerust te stellen. 1 Door den Minister van Oorlog is den 25sten in de Kamer van Afge vaardigden eene concept-wet aangeboden voor een pensioente geven aan de weduwe van den Generaal Damrémont, voor Constantine gesneuveld, groot 10,000 fr. Een rijke gierigaard, Advocaat te Lyon, is dezer dagen van koude ge storven, omdat hij te karig was vuur te laten aanleggen. Sedert 1800 hebben alleen te Parijs 25,327 branden plaats gehad, die «ene schade van 28,786,890 fr. veroorzaakt hebben. NIEUWE ONDERZOEKEN omtrent de VORMING van den REGEN. De weêrkunde is een der gedeelten van de natuurlijke wetenschappen; dat sedert eenige jaren de minste vorderingen gemaakt had; echter is het niet geheel stil gebleven, zoo als men zulks uit de weinige ontdekkingen zoude opmaken, welke daarin zijn bekend geworden. De onderzoeken, welke te geltjker tijd in verschillende landstreken zijn ingesteld, omtrent de wijze, waarop zich de regen vormt, en de voornaamste omstandigheden van dit natuurwonder, zijn er een voldoend bewijs van. Dit onderwerp was des te belangrijker, daar men hierop omtrent de nuttigheid van het in stand houden der bosschen, den invloed van de hoogte en den aard van den grond moest oordeelen. Men neemt vrij algemeen aan, dat de vorming van den regen het Hitwerksel is, van de verdikking der vochtigheid van den damp kring, op eene groote hoogte bewerkstelligd, dewelke alzoo verdikt zijnde, in droppels op de oppervlakte der aarde nedervalt. De lucht bevat altoos, in oplossing, eene zekere hoeveelheid dampen, in den staat van onzigtbare veerkrachtige vloeistof; tot eene zekere mate verkoeld zijnde, wordt de zelve onder de gedaante van zigtbaren damp of wolk verdikt, en blijft, naar mate der verschillende omstandigheden, waarm zij'zich bevindt, maar voornamelijk naar mate van den meerder of minder elektrieken toesiand van den dampkring, door de natuurlijke terngstuiving van hare deeltjes opgehe ven, of wel verzamelen zich deze laatste, onder de gedaante van droppels, en vallen in eene meer of min zwaren regen, neder. De aandacht der waarnemers is onlangs op dit onderwerp gevestigd ge. worden, door de opmerking van eenige afwijkingen, welke niet dadelijk konden worden uitgelegd. Men had over liet algemeen waargenomen, dat er meer regen in de bergachtige streken en op de verhevene plaatsen dan elders valt, hetgeen inen uitlegt door de aantrekking, welke de verhevene plaatsen op de wolken uitoefenen. Men dacht dus eene afwijking te vinden in eenige waarnemingen door den heer Arago gedaan, en volgens welke de hoeveelheid regen, die boven op het observatorium van Parijs vale, veel minder aanzienlijk is dan die, welke den grond bereikt. Eenige gelijke waarnemingen door Doctor Heberden op den top der torens van de West minster-Abdij gedaan, leveren dezelfde resultaten op. Deze daadzaak, naatiw verbonden aan verschillende vragen over de zamenstelling van den dampkring, trok de aandacht van verscheidene Engelsche geleerden, en bepaaldelijk van den heer Philips, Secretaris der maatschappij van Yorkshire en Professor in de natuurlijke histerie aan het King's College, tot zich. Bij de eerste zametikomst der Engelsche geleerden te York in 1831, ver. zocht de Commissie de heerenPhilips en Gray, van York, om eene reeks waarnemingen te doen, betreffende de hoeveelheid regen, welke op den top van den grooten toren der hoofdkerk van York, en aan deszelfs voet valt» De plaatselijke gelegenheid en de gemakken door de overheid verschaft, veroorloofden deze waarnemingen met eene zeldzame naauwkeurigheid te doen. De groote vallei of liever de vlakte welke geheel het midden van Yorkshire besiaat, en waarvan de lengte van vijl tien tot twintig mijlen is, biedt geene enkele verhevenheid aan, welke half zoo hoog is als de midden toren der hootdkerk van York welke zich twee honderd voeten boven den grond verheft» Op dezen toien was het, dat men een der maten stelde, en nog was dezelve op eenen staak verheven, en stak alzoo eenige voeten bo ven de borstwering van den toren uit. Op dezen stand kon men den staat van den dampkring viij van allen invloed gadeslaan, hetgeen op verscheidene andere meer verhevene punten, maar in wier nabijheid zich hoogten bevon den, die invloed op de waarnemingen konden hebben, het geval niet was. Van dezen toren kan men een omveder reeds aan de ver verwijderde ber gen van R'chmond zien opkomen, en de afwijking waarnemen, welke aan hetzelve door de winden enz. wordt gegeven. De overige stations waren op het museum der wiisgeerige maatschappij van Yorkshire, dat binten de stad gelegen is, en waarvan liet dak het ver. hevenste plint uit de nabuurschap is. Men stelde op dit dak eene maat ter hoogte van omstreeks dertig voeten. Eene derde maat weid op eeni- gen afstand van daar, op de oppervlakte van den grond zelve, en van alle gebouwen verwijderd, geplaatst. De heer Philips volgde deze waarnemin. gen met de grootste naauwkeurigheid, een jaar lang, en deed het resultaac aan de vereeniging van Engelsche geleerden, in 1832 kennen, Deze waarnemingen stellen en bevestigen, op de klaarb'ijkelijkste wijze, de reeds boven aangeduide afwijking, te weten: dat de hoeveelheid regen gedurende, het vallen, naar mate dezelve den grond nadert vermeerdert. De heer Philips zocht deze waarneming nader toe te lichten, doch slaagde hierin slechts gedeeltelijk. De vermindering der hoeveelheid regen, op de verhe vene plaatsen gevallen, scheen hem sterker in het koiiile jaargetijde dan gedurende de zomermaanden te zijn, en de graad dezer vermindering heeft eene viij naauwkeurige overeenkomst met de droogte van de lucht. De schrijver meende uit deze verschillende waarnemingen te kunnen op maken dat het verschil in de hoeveelheid regen, op verschillende hoogten vergaderd, afhing van de gedurige Vermeerdering van eiken regendroppel, sedert het begin van deszelfs val tot het einne, naar mate dezelve de vnch tige lagen der lucht doortrekt. Het is dus niet aan de vermeerdering van het getal droppels, maar aan de vergrooting van eiken droppel ten koste der vochtige lagere lucht, Welke dezelve doortrekken, dat men dit verschil moet toeichrijvena watu uit eene koudere streek komende, trokken zij al de vocht der lagere streken tot zich en deelen daar hunne koude mede. Daarom ziet men dikwijls, dat de regen de lucht verkoelt. De heer Philips tot stelliger resultaten willende komen, vervolgde zijne waarnemingen een geheel jaar, en bood er de uitkomsten van, der vereeni ging van geleerden te Edeuhurg, in 1834 aan. Hij stelde toen, dat de ver- kregene hoeveelheden, op de drie punten alwaar bij zijne waarnemingen had gedaan, in verhouding tot elkander waren, als veertien, negentien en vijf en rwintig. Eene vrij belangriike discussien vond omtrent dit punt plaats in dezelve betwistte men niet de resultaten door den lieer Philips verkregen, giaar al een de wijze waarop hij de vermeerdering van den regen in de lagere streken uitlegde. Bij de vereeniging van geleerden re Dublin, bood de heer Phiiips op nieuw het resultaat van een derde jaar waarnemingen aan welke op dezelfde plaat sen en door dezelfde middelen waren gedaan en deze waarnemingen beves tigden ten volle die dei beide vorige jaren, maar de schril ver had gedurende dit derde jaar bepaaldelijk liet vcornemer gehad, om de verhouding der ver meerdering op verschillende hoogten naamvkeuriger ie volgen, en deze resul taten door eene wiskunstige berekening juist uit te drukken. De berekenin gen op deze waa'rneniingen gegrond; biagien hem tot de volgende resultaten: 1°. Dat de grootte van eiken regen-droppel vermeerdert, naar mate dezelve destreken van den dampkring doortrektwelke vochtig ziin; 2°. dat deze vermeerdering volgers de jaargetijden verandert, en, eene bepaalde evenre digheid, met de gemiddelde temperatuur van elk jaargetiide, opleverc. De mathematische wetten dezer daadzaken, zijn in eene eenvoudige alge braïsche berekening aangewezen, welke juut het verkreaere getal aanduidt, Alzoo hebbende onderzoekingen van Professor P'iilips de wiisgeerige geschie denis van den regendroppel, van de hooge streken van den dampkring tot op de aarde, gegeven. Deze beschrijving, welke wij, tot ons leedwezen, niet kunnen mededeelen, verdient dubbele belangstelling, daar dezelve onj tevens den staat van de verschillende streken des daropkrings naauwkeurigsf doet kennen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 3