ècirrek eeD ouden Chaltieeuwschen Dierenriem, door de Griekende Aesyp- tenaren en de Chinezen ontleend en nagevolgd, bevatten. De heer de Pa- ravey zal van deze opmerkelijke gedenkteekenen in het door hem uit te geven iverk, gewag maken. Daar de behoefte aan woningen in deze Residentie zich hoe langer zoo meer doet gevoelen, wil men, dat er onlangs een aanbod door parti culieren zoude gedaan zijn, om, langs het nieuwe Scheveningsche -kanaal, eenige huizen te bouwen, in welk verzoek, ivij evenwel vernemen, dat door het stedelijk Eestuur, ongetwijfeld om gewigtige redenen, tot nu toe is gedifficulteerd. In de zitting van de Staten van Holland van het vo'ige jaar, werd door Jh. Mr. H. J. Caan het voorstel gedaantot het vaststellen van een regle ment op het beheer en onderhoud der buurtwegen. Toen is er besloten ge worden dit voorstel in handen te geven van Heeren Gedeputeerde Staten van Zuid- en Noord-Holland, met vetzoek om de vergadering, in derzelver volgende gewone bijeenkomst te Haarlem, omtrent den inhoud te dienen van consideratien en advijsonder overlegging casu quo van een -concept regie- ment op het beheer en onderhoud der buurtwegen in de provincie Holland. Thans verneemt mendat inde maand Julij jl. gehoudene vergadering der Staten van Holland dien ten gevolge voorgedragen zijn eenige algemeene Folicie- verordeningen op de buurtwegen, welke aan alle plaatselijke Autoriteiten en aan alle in het gewest bestaande Heemraadschappen, dijk- en polderbe sturen zijn medegedeeld, onder aanschrijving, om vóór of uiterlijk op iFe- bruarij 1838, aan de Gedeputeerde Staten kenbaar te maken in hoeverre zij deze algemeene en bijzondere bepalingen doelmatig en uitvoerlijk achten, o<f welke wijzigingen, verbeteringen of bijvoegingen daarin zoo wel ter uitoe fening eener goede Policie op de bedoelde wegen, als ter voorkoming van ongelukken op dezelveti, ook door het uitbeitelen en opsnoeiien van boo. men, zouden behooren gebragt te worden, en welke middelen er bij ieder hunner bestaanom de deswege nader vast te stellen bepalingen behoorlijk ter executie te leggen en te doen handhaven. Gemelde voordragene bepa. lingen zijn van den volgenden inhoud: Algemeene bepalingen van Policie tot een concept-reglement op de Buurtwegen. Art. 1. Alle molenaars, of diegene die het opzigt hebben over molens, staande op een afstand van 50 ellen van de wegen en dijken, ofdigter, zul len verpligt zijn, om wanneer zij malen, voortdurend toe te zien, of er eenige paarden, heczij los of voor rijtuigen gespannen, naderen, waarvan de geleiders het stilstaan van den molen verlangen, en zullen, op een daartoe te geven bewijs, in dat geval, den molen dadelijk doen ophouden, totdat de paarden en rijtuigen voorbij zijn. Art. 2. De geleiders van wagens met honden bespannen, zullen bij de ontmoeting van rijtuigen, op een gegeven sein van den geleider vaneen aan komend rijtuig, niet blijven voortrennen, maar zuilen een oogenbiik blijven staan, tot dat het rijtuig voorbij zal zijn. De geleider van den hondenwagen zal zich vóór de honden plaatsen. Art. 3. Geene goederen, hoegenaamd, mogen langs de wegen gehangen worden, binnen een afstand van 25 ellen van den weg. Art. 4. Geene goederen mogen ter bleek gelegd worden, op de bermen of het gras, kort aan de wegen. Art. 5. Geene gerooide boomen of gedeelten van dienmogen langer dan drie dagen langs de wegen blijvenevenmin mogen mestspecien of andere materialen daar blijven liggen. Art. 6. Geene voertuigen mogen des nachts, op de wegen blijven staan, «n gedurende den dag alleen, voor zoo verre dezelve de passage niet hinderen. Art. 7. Geene bokken, geene schapen, of ander vee mogen's nachts aan lijnen gebonden langs de wegen grazen, en gedurende den dag niet zonden toestemming van het bestuur. Art. 8. Ten aanzien van het uithalen of uitwijken van alle rijtuigen (post. karren, postwagens en vrachtwagens daaronder begrepen)moet iedereen de helft van den weg afstaan, onverschillig het getal paarden en wielen van de rijtuigen en zulks: het Noordelijk gedeelte van de Provincie Van de regter- naar de linkerzijde (bij de hand.) Binnen de stad Amster dam en in alle plaatsen gelegen in Waterland, Westvriesland en dat gedeelte van het Noorder-Kwartierhetwelk zich uitstrekt van Alkmaar tot en mee den Helder, benevens in de aldaar aanwezige bedijkte polders en meeren. En in de overige gedeelten van Noord-Holland, van de linker- naar de regterzijde (van de hand.) In het Zuidelijk gedeelte van de Provincie Van de linker- naar de regterzijde (van de hand.) Ddar waar eene ver. schillende wijze van uithalen aanvangtzal zulks worden kenbaar gemaakt door het plaatsen van borden, waarop zulks met in olieverw geschilderde letters wordt aangekondigd. Art. 9. De geleiders van voertuigen, door andere, in draf, of anderzins oogenschijnlijk spoediger voortrijdende voertuigen, van achter op ingehaald wordende, zullen daartoe, op het hooren van het geroep of trompetgeluid, verpligt wezen: In Noord-Holland. Ter linkerzijde (bij de hand.) Binnen de stad Amsterdamin Waterland Westvriesland en in dat gedeelte van Noord-Holland, hetwelk zich uitstrekt van de stad Alkmaar tot aan den Helder, benevens de bedijkte polders en roeeren. Ter regterzijde (van de hand) in het overige gedeelte van de Provincie Holland (Noordelijk gedeelte.) In Zuid-Holland. Ter regterzijde (van de hand,) zoo veel mogelijk uit het spoor te wijken, cm dergelijke voertuigen te laten voorbijgaan. Zij zullen niet in het midden van den weg mogen blijven staan maar aan de regterzijde, niet eensklaps maar allenskens moeten ophouden, zoo dat de geleider van het volgende rijtuig in de gelegenheid gesteld wordt voorbij te rijden of tijdig op te houden. Strafbepalingen. De naleving van vorenstaande en verder te maken Policie-verordeningen moet verzekerd worden door zoodanige bij de keuren vast te stellen poena- liteiten, als waarvan de bestaande wetgeving, en meer bijzonder de wet van den 6 Maart 1818de toepassing veroorlooft. De Boekhandelaar Lelyveld, te Rotterdam, is dezer dagen in hechtenis genomen onder verdenking van het maken van eenige valsche Obligatien Amortisatie-Syndicaat en i\pCts. Werkelijke Schuld, benevens eene of meer Russische Obligatien bij Hope en Comp. Men zegt, dat hij dit feit bereids zou hebben beleden, doch tevens beweerd, dat nimmer zijne bedoeling was geweest, deze valsche effecten of de coupons derzelve in omloop te brengen. Hoe dit zij en of er werkelijk in circulatie zijn bevonden, daarover is nog niets uiteelekt. Men zegt, dat hij, bij gelegenheid eener erfdeeling, de echte effecten dier nalatenschap onder zich gehouden en nagemaakte aan zijne zuster gegeven had, doch tevens bij haar de coupons, vóór den ver valtijd. tegen geld inwisselde. Uit Amsterdam meldt men van den 8 December: Ten gevolge eener resolutie van den Minister van Financien, in dato 23 November I. afd. regten, N°. 219, zullen, in het algemeen, van de Sici- liaansche te Messina te huis behoorende schepen, voortaan de tonnengelden kunnen geheven worden, volgens de 2de klasse, vermeld in de algemeene wet van 26 Augustus 1822, Staatsblad N°. 38). Wii vernemen met belangstelling, dat het Z. M. heeft behaagd, bij besluit van den 27 November I. 1., N°. 67, aan den heer G. A. C. TV. Mar. kies de Thenars kwijtschelding te verleenen van de gevangenisstraf, waartoe hii, bij vonnis van de Regtbank van Utrecht, (in appel door de Regtbank alhier gevestigd), is veroordeeld geworden, ter oorzake van sommige uit- drukkingen betrekkelijk eenen zijner wapenbroeders, in een door hem uit gegeven geschrift. In het Alg'meen Handelsblad leest men het volgende: Men schrijft 011s nit Hilversum van den 8 December, dat aldaar eenige kameraden van Elias Koster, die vroeger op de citadal met hem gediend hadden, en die met hem in Frankrijk krijgsgevangen waren geweest, ver haald hebben dat hij tusschen beide meermalen aanvallen van woede had, en in de krib moest worden gebonden, ten einde uit zijne razernij geen onge luk mogt voortspruiten. Volgens hun zeggen wist hij niets van het gebeur de. wanneer soortgelijke woede voorbij was. Hangende de deliberatien des Konings en in weerwil dat de raad van gra. tie een ongunstig rapport had uitgebragt, achten wij de mededeeling dezer bijzonderheid van het grootste gewigt, te meer, dewijl het omstandigheden zijn, die verborgen zijn gebleven voor de cognitie van den Regter. Uit Middelburg schrijft qien van den <5 December: Heden nacht, omstreeks 1 ure, deed een omzettende vuurgloed aan dé lucht een zwaren brand in de nabijheid dezer stad vermoeden, gelijk dan ook weldra bleek dat plaats had bij hét dorp Gapinge, en wel op de boe renhofstede van de buitenplaats het Huis te Gapinge, toebehoorende aan deh heer Mr. J. Snouck Hurgronje, zijnde de schuur, wagenhuis en varkenshok geheel afgebrand, waarbij 7 paarden, 24 stuks hoornvee, 4 varkens en s geiten, benevens de ingezamelde oogst en al de bouw- en melkgereedschap- pen, eene prooi der vlammen zijn geworden. Daar de brand, bij het ont dekken daarvan reeds zoo fel de overhand had genomen zijn alle pogingen tot blussching, hoe spoedig mogelijk ook aangewend, vruchteloos geweest. Gelukkig hebben bij dezen brand, waarvan de oorzaak onbekend is, geen menschen hef leven verloren. Uit Luxemburg schrijft men, dat de heer vanKerckhof, uit Rotterdam aan het Athenaeum van Luxemburg tot Professor in de Chemie is benoemd* AMERIKA. Een Noord-Amerikaansch blad bevat het volgend verhaal van het veron» gelukken van eene stoomboot: De stoomboot Monmouth heeft in de laatste dagen van October Nieuw^ Orleans verlaten, om een deel van den stam der Creeks Indianen, die, door de sedert lang bekende middelen, waren overgehaald, om hun geboorteland aan de Noord-AmerikaansChe volkplantingen af te staan, naar andere streken aan gene zijde van de Missisippi over te voeren. Niet minder dan 600 dezer ongelukkigen, waaronder vele vrouwen en kinderen, waren op deze stoom boot ingescheept. Toen het schip bij het opvaren der sneistroomende,breede rivier, tot nabij Prophet-Island Bend was gekomen, ontmoette zij, nadat de duisternis gevallen was, een ander schip, dat, door eene stoomboot voortgesleept, de rivier afzakte. De beide stoombooten botsten tegen elkan. der aan, en wel met zulk een geweld, dat de Monmouth dadelijk zonk. Van de óoo Indiaansche landverhuizers zijn niet minder dan 300 verdronken. Een der Amerikaansche bladen schrijft dit ongeluk daaraan toe, dat de Kapitein van den Monmouth, uit onkunde, op de rivier eenen weg volgde, die alleen door afkomende schepen bevaren wordt. Nog in een ander blad leest men daaromtrent: De vreesselijke verantwoordelijkheid der opoffering van zoo veel menschen- levens drukt op de aannemers, die de overeenkomst tot het doen verhuizen der Creeks-Indianen hebben gesloten. Door schandelijke geldzucht gedre ven, hebben zij deze menschen op oude, vermolmde booten ingescheept, die zij voor eenen spotprijs konden bekomen, doch, die ook niet meer in staat waren, om dienst te doen. Daarmede nog niet te vreden en om hunne schandelijke winsten nog grooter te maken, hebben zij de Indianen op deze ellendige schepen zoo zeer op elkander gepakt, dat de reis voor hen eene wezenlijke straf moest worden, en zelfs alle legelen der welvoegelijkheid te hunnen aanzien schandelijk waren geschonden. Het gezigc van het ruim en dek van dit schip, waarin en waarop de arme Indianen niet als menschen, maar als koopwaren op elkander lagen, was reeds bij het wegvaren stuitend voor ieder, die eenig gevoel heeft. Het omkomen van 300 van deze onge lukkige wezens zet de kroon op dit werk der ongeregtigheid. PERSJE. Over Ronstantinopel van den 14 November, heeft men berigten uit Persie, waarin de toestand van hetzelve als zeer verward en bedenkelijk werd op gegeven. De Schah moest, zoo als bekend was, tegen een deel zijner onderdanen, die hem niet wilden erkennen, oorlog voeren; doch de ge vechten vielen niet ter zijner voordeeie uit. De bewoners van Persie, die hem tvaren toegedaan, werden daardoor, zoowel als door het drukkende der belastingen en den stilstand des handels, een gevolg van den voortdurenden oorlog, zeer mismoedigd, De Schah zou evenwel den oorlog voortzetten en was in dat voornemen door de vriendschap van Rnsland, welke hij nog onlangs ondervonden hadtoen de Keizer te Eriv-an zijnen 8 jarigen zoon zoo uitnemend ontvangen had, versterkt geworden, A E G Y P T E. Uit Kalro meldt men van 27 November, dat er in Aegypte nog maar zeer weinig levensbehoeften zijn voor het binnenlandsch gebruik, en dat de prijs van dezelve uitermate duur is. De prijs van het koren was te Kaïro ver dubbeld. Door het Gouvernement was niets gedaan om in de toenemende behoefte te voorzien; geene premie was op den invoer van buitenlandsch graan gesteld. Alleen hebben de Gezanten der vreemde Mogendheden kunnen verkrijgen, dat de willekeurige régteh op den invoer van graan op geheven en er slechts 3 pCt. zou betaald worden. Een gedeelte van Aegypte's bevolking zou gevaar, ioopen, om, indien de duurte der levensmiddelen bleef voortdurenvan honger öm te komen. Eene eigendunkelijke handelwijs van den onder-Kohing maakt nog daarenboven, dat de prijs der granen niet dalen kan. Het is namenlijk verboden in andere schepen graan te laden, dan die aan hem toebehooren; zoodat de landbou wers in Opper-Aegypte genoodzaakt zijn groote sommen ie betalen om huil koren naar Kaïro en Alexandrie te voeren, daar de prijs der vaartuigen ge heel willekeurig en nog onlangs zeer verhoogd is. Sedert 4 jaren bezat het huis Harvis, te Malta een aanzienlijken opslag van korendat thans naar Aegypte zal gevoerd worden. GRIEKENLAND. Athene den 12 November. De Grieksche Geneesheer Epitisheeft de orde van den Verlosser, welke hij van Z. M. ontvangen had, voor de diens,-: ten, welke hij te Poros had oewezen, terug gezonden, met bijvoeging,van, zeer erkentelijk te wezen voor dit blijk van onderscheiding, maar, dat da tijd hem eenen lauwerkrans moetende vlechtenhij voor het oogenbiik geen ordenteeken verlangde, maar wel honderd drachmes daags, voor al den tijd- dat zijne dienst te Poros in het werk gesteld was geworden. De Koning, heeft hem, ter zake van dezen brief, bij ordonnantie, in den Courrier gei plaatst, van de lijst der Hoogleeraren van de Universiteit doen schrappen, hem vervallen verklaard van het lidmaatschap bij het comité van gezondheid! en zijne benoeming tot de orde van den Verlosser herroepen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1837 | | pagina 2