A0. 1837. LEYDSCBB C O U R A N Ta 138; VRIJDAG, A 17 NOVEMBER. p ?s V-A', f G.-JWÓOH Yj TE NEDERLANDEN. Leyden den i6den November. In der tijd is reeds met een enkel woord gewag gemaakt van de bemoei ingen des genoocschaps ter zedelijke verbetering van de gevangenen in 1836. Thans is het verslag deswege gedrukt en zal het denkelijk niet ongevallig zijn deze en gene nadere bijzonderheid te vernemen, nopens eene instelling, welke aanvankelijk zoo vele goede vruchten oplevert, en meer en meer over vooroordeelen, waarmede bijkans alle in den beginne te worstelen hebben, <ioor proefondervindelijke weldadige uitkomsten zegeviert. Uit bedoeld ver slag kan men opmaken, dat het aantal leden, gedurende het dertienjarig be staan van het genootschap, niet vermeerderd is; doch dat daarentegen de geest en hec doel van de instelling meer gekend en gewaardeerd waren ge worden, en de gunstige beschouwing ook in Nederland diepen wortel had geschoten. De bemoeijing van het genootschap heeft zich in 1836, over een aantal van 2337, zoo crimineel als correctioneel veroordeelden, uitge strekt; 448 personen hebben gedeeld in het godsdienst-onderwijs en de ze delijke opleiding, van wege het genootschap veroidend, zoowel door eene gepaste toespraak, als door het lezen van nuttige of stichtelijke geschriften; 415 personen zijn in het lezen, schrijven en rekenen onderwezen, en aan 88 personen is eenige arbeid verschaft. Aan 244 ontslagenen is eene tijde lijke ondersteuning verleend; terwijl 73 personen aan een middel van bestaan zijn geholpen. Van deze laatste hebben slechts 11 zich die hulp onwaardig betoond. Het is opgemerkt, dat die mislukkingen zich niet altijd kenmer ken door eene dadelijke herhaling van misdaden, waaraan zoodanige individus zich vroeger hebben schuldig gemaakt, maar in zeer vele gevallen worden veroorzaakt door een wanordelijk of verkwistend levensgedrag, of wel door oe overgegevenheid aan het misbruik van sterke dranken. Menig voorbeeld zou aan te wijzen zijn, dat de zoodanigen, die zich, in de betrekking, waar in zij, 11a hun ontslag, geplaatst warengedurende een geruïmen tijd, getrouw en eerlijk betoonden; maar die, door de rampzalige zucht tot drank verleid, en daardoor hunne veipligting uit het oog verliezende, hunne meesters In de noodzakelijkheid bragten hen te moeten verwijderen. De overhelling tot wanorde, verkwisting en, daarmede gepaard gaande, onzedelijkheid, deed zich vooral bij de vrouwelijke ontslagenen gevoelen. Aangenaam waren de berigten, in dit verslag medegedeeld, over de ondersteuning, welke het ge nootschap van andere inrigtingen van liefdadigheid of nijverheid, of van bij zondere personen, bij voortduring, ondervond. Zoo had de Directie der Amscerdamsche tulle—fabriek werk verschaft aan de tijdelijke uit Rotterdam overgevoerde jeugdige vrouwelijke gevangenen; zoo had de heer Secretaris der maatschappij: Tot Nut van Algemeenop bekomene magtiging van het hoofdbestuur derzelve maatschappij, een genoegzaam aantal exemplaren ter hand gesteld van hare werken, waardoor op eene doeltreffende wijze in de bestaande behoefte aan geschikte lectuur voor de gevangenen voor een ruim deel was voorzien; terwijl uit eigen boezem van hec genootschap tot de 'bearbeiding van eenige andere gepaste geschriften besloten weid. Zoo ging ide heer Pous loffelijk voort jeugdige ontslagenen in zijne kweekschool voor >den landbouw en de zeevaart op te nemen. Van de 36 ontslagenen, die, van den aanvang af, in die kweekschool zijn opgenomen, is een aantal van 24 weder in de maatschappij teruggekeerdvan de overige 12die zichin het einde des vorigen jaars, onder het opzigt van den heer Pous bevonden, zouden met Mei dezes jaars een tweetal huq eigen brood verdienen. Van alle kan men de beste berigten geven. De heer Hoboken te Rotterdam en andere edeldenkende bleven niet achterlijk om mede ontslagenenhier en daar, nuttige bezigheid te doen erlangen. Onder anderen had een jongeling, die door het vro.eg verlies zijner ouders, van der kindschheid af, op het dwaal spoor was geraakt, en reeds op zijn 17de jaar voor de tweede maal een reg terlijk vonnis onderging, door gepaste leiding de .zedelijkheid terug erlangd; hij doet thans eene tweede reize naar de Oost-Indien. Dit wordt teregt als eeu sprekend bewijs bijgebragt van de goede uitwerking, welke een goed opzigc en onderwijs, ook op van der jeugd af verbasterde "gemoederen kan uit oefenen, en boe velen, bij meerdere en meerdere uicbreiding van hec genoot schap, aan de deugd kunnen worden teruggeschonken. Inzonderheid blijfc het genootschap de aandacht op de jeugdige ontslagenen vestigen, welke, zoo men weet, nu ook hier te lande, in eene afzonderlijke gevangenis wor den verzekerd. Bij de waarneming, dat, over het geheel, in den laatsten tijd, misdrijven vooral in jonger jaren gepleegd worden, zoo acht het genootschap het vrij minder raadzaam zich in bespiegelingen daarover te verdiepen, dan wel het kwaad zoo veel mogelijk inderdaad te keerenen altans op de jeug dige gevangenen al dien invloed uit te oefenen, welke een echt liefderijke geest kan verschaffen. De wensch dat deze inrigcing, welke als een wel dadige tak van zoodanige instellingen in Engeland, Frankrijk en de Veree- nigde Staten kan beschouwd worden, op onzen bodem al dien wasdom moge verkrijgen, waartoe het Nederlandsch Volkskarakter de hoop geeft, zal voor zeker ruim gedeeld worden. Ziet hiér het vervolg en slot van hét onderzoek door de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nopens het ontwerp van wet tot vast stelling der middelen, om te voorzien in de uitgaven voor den jare 1838, waarvan wij hec begin in ons vorig Nommer hebben medegedeeld. Ten achtste heeft men de intrekking verlangd der voor het Rijk doellooze en voor de Ingezetenen zeer bezwaarlijke bepaling van de wet op bet gemaal, waarbij wordt vastge steld dat er steeds consentbilletten noodig zijn tot den ven oer van onbelast graan. Tea negende heeft men, ten opzigte vso de zegel-, registratie- en hypotbeek-regten den wensch te kennen gegeven, dat de deswege bestaande wetten spoedig mogten wor den herzien, vooral ook omdat dezelve in verband met de nieuwe wetgeving moest wor den gebragt, en men dagelijks nieuwe bezwaren van de bestaande wetten ondervond. Men merkte deswege ook op, dat zich meer en meer de behoefte doet gevoelen, dat de tienjarige of tijdelijke vernieuwing van de hypothecaire inschrijvingen weder worde her steld, en dat het niet aan voorbeelden ontbreekt, dat liet door versterf, afwezendheid enz., schier onmogelijk is geworden om opheffing te kunnen doen, vooral van am hts halve genomefie inschrijvingen, iets, hetgeen dikwerf meer en meer bezwarend wordt •door de overdreveue vorderingen van de hypotheek-bewaarders. Eindelijk beeft men ook de noodzakelijkheid aangetoond, dat er eene nieuwe wet op het stuk der jagt en visscherij worde daargesteld. Daar de Regering immers zelve bet gebrekkige der wetgeving bad ingezien, vleidde men zich, dat spoedig door baar aan het geuit verlangen zou "worden voldaan. Men beeft de Regering onderscheidene mis bruiken doen kennen, welke er onder de tegenwoordige wet plaats vinden. Ten gevolge daarvan, wenschte men onder anderen, dat de permissen om te mogen jagen of visschen, welke zonder betaling van recognitiën worden afgegevenonder de benaming van roode •akten, alleen zouden worden uitgereikt aan personen, die tot het jagt-departement in eenige betrekking stonden, en aan hetzelve belangeloos diensten bewijzen. Betrekkelijk het ontwerp van wet tot gelijkstelling van den accijns op de grove maat kolen en het kolengruis is in de eerste afdeeling te kennen gegevendat men gaarne van ^ie Regering ontvangen zou, indien dit over een bepaald tijdperk kon worden gegeven, eene opgave van het afzonderlijk bedrag van den accijns van de drie soorten van stcferi- kol'endusverre aan verschillende taks van belasting onderworpen. Voorts vreesde men, dat hetzelfde kwaad hetwelk men nu ten aanzien der aangifte van maat kolen voor gruis wil trachten te keeren, ten aanzien der aangifte van sciiaalkolen voor maarkolen zoude blijven bestaan. Ook dachten sommige leden, dat het verband tusscl.cn de brandstollen daargesteld, door deze verandering ten nadcelc-van het inlandsche product, den turf, zoude worden verbroken. Voorts oordeelde men, en vond men het onbillijk dat de hoefsmeden en vooral de geringere standendie kolengruis gebruiken door de voorge stelde verandering liet meest zouden lijden. Sommige leden echter vonden daarin minder bezwaar, uit hoofde van de vermindering der opcenten, waardoor de totale accijns van het gruis beneden liet tegenwoordig bedrag zal blijven. Eindelijk vroeg men hoe het runt den accijns van die kolen zou zijn, die nog nice in consmntie zijn gel-ragt, maar in de entrepots opgeslagen en nog voorhandenen welof van dezelve aanpeil en leve ling van den accijns naar het voorgedragen tarief, zal plaats hebbenindien dit ontwerp mogt worden aangenomen. In de cweede afdeeling heeft men bovendien verzocht, dat de belasting op de coake een object van wetgeving en niet van ministeriele beschikking mag wezen. In de derde afdeeling heeft men de voorgestelde vermeerdering ook voor de min vermogende ingezetenendie geene maatkolenmaar gruisgebruiken om zich des winters te kunnen verwarmen, drukkend geoordeeld. - In de vierde afdeeling had den eenige leden voorts gewenscht, dat de accijns niet op 30 cents, maar op 26 cents liet Nederlandsche mudde was bepaald gewordenen dat de maatkolen alzoo waren ver minderd zonder verhooging van het kolengruisdan dit vond bij andere leden zwarig heid omdat hierdoor de verhouding tusschen de belasting op den turf als inlandsch pro duct en de belasting op de steenkolen als vreemd product, zoude worden verstoord. Ter gelegenheid van dit wets-ontwerp wordt door een lid gevraagd een staac: i°. van hec aantal tonnen turf, van de verschillende soorten onderling; 20. van het aantal inge- slagene in dc fa brij kendie 19/20 vrijdom genieten, ook naar de soorten; 3^. van de ingevoerde mudden steenkolen over elke soort40. van het aantal ingeslagene in de f-tbrrkendie vrijdom genieten, alles afzonderlijk over de jaren 1834, 1835 en 1836; dat lid wenschte de verhouding te kunnen beoordeelen van den accijns tot iedere ton of mud, ten einde zoo mogelijk de vrijdommen afgeschaft te zien, omdat, naar zijn gevoe len, met behoud van de opbrengst, veel onregtmatigheden zouden kunnen voorgekomen worden. In de vijlde afdeeling, eindelijk, is opgemerkt, dat het wenschelijker was deze wet eenigzins later te overwegen, opdat de belanghebbenden in de gelegenheid mog ten zijncasu quohunne belangen op dit speciale punt in te brengen. Eenige leden hebben in bedenking gegeven of er overwegende redenen zijnommet gelijk doel dan maar niet tevens de schaalkolen, dit toch ook gruis afwerpen, met de maatkolen gelijk te stellen. Men meldt uit 's Gravenhage van den 15 November: Op Woensdag, den 22*ten dezer, des avonds ten 7 ure, zalj, in eene def zalen van Diligentia alhier, de jongeheer C. A. Basslèdie in den jeugdi gen ouderdom van 12 jaren bereids tijdens het verblijf van den heer JMontrj alhier, verwonderlijke blijken van vlugheid van geheugen gaf, en zich inde gehengenkunde sedert ijverig geoefend heeft, in het openbaar, ten behoeve van de armen dezer hofstad, proeven zijner vorderingen géven. Hij zal op meer dan 20,000 vragenonderscheidene kunstenen wetenschappen betreffen de, en in een programma uitgedrukt, terstond antwoord geven, en andere on- voorbereidende proeven doen nemen. Reeds heeft deze verdienstelijke jonge ling voor deskundigen, in bijzonderen kring, ten uiterste voldaan. De prijs van het toegang-biljet is op ƒ2 de persoon gesteld; elke heer kan daarvoor eene dame medebrengen. Jongelieden van to tot 14 jaren betalen de helft. Uit Middelburg meldt men van den 13 November: Naar men verneemt, is de heer officier der genie, IV. F. Campte Vlis- singen in garnizoen, II. Donderdag van daar naar Gelderland afgereisd, om deel te nemen aan geologische en technologische nasporingen, betrekkelijk eene in die provincie ontdekte mergelstof, waarmede bereids door dezeil ervaren en verdienstelijken Ingenieur-officier eenige proefnemingen schijnen bewerkstelligd te zijn. T U R K Y E. Den 20 October is Z. K. H. de Aartshertog van Oostenrijk, Jante Smyrna van Konstantinopel aangekomen, hetgeen hij den i8den verlaten had. Hij werd door de ter reede liggende schepen,en de Turksche batterijen met salutschnten begroec. Z. K. H. is den 2isten wederom vercrokken na de merkwaardigheden der stad bezien te hebben. Hij begeeft zich eerst naar Syra en van daar naar Athene. Uit Konstantinopel wordt van den 25sren berigt, dat Z. D. H. de Her tog van Saksen IVeimür, dien dag, met zijnen zoon Prins Wilhelm een af- scheids-gehoor bij den Sultan gehad had. Hij zou den 2/sten Konstantino pel verlaten. Waarheen hij zich thans begeelt, wordt niet medegedeeld. De pest was te Konstantinopel aan het afnemen, doch langs jden Donau woedde dezelve nog hevig. SPANJE. Berigten over Parijs van den .4 November. Er is thans een legerberigc bekend van den Generaal Espartera. umtrenc de soldaten, die hij wegens den moord te Miranda tegen den GeneraalEstella gepleegd, heeft laten doodschieten. Hij zegt daarin, dat hij, zoo lang de vervolging van Don Cartas in Castilie zijn eerste püat was, mee in de gele genheid is geweest, om over de door het strafwaardige regiment gepleegde gruwelen wraak te nemen; doch dat hij thans, nu het hoofddoel van zijiien veldiogc door den terugtogt van Dan Carles bereikt was, daartoe heeft kun. nen overgaan. Hij voegt er bijdat hij de soldaten van het regiment om den tienden man zon hebben laten doodschieten, indien zij hun slecht gedrag niet eenigzins door in een gevechc bij Valladolid betoonde dapperheid hadden uitgewischt. Bij het doen der teregtscelling was het regiment van Segovia door die der garde en door een paar veldbatrerijen omringd. Na hec dood schieten der belhamels zijn alle de troepen voorhij hunne lijken getrokken. Nog zeven andere afwezige officieren en soldaten zouden later de doodstraf ondergaan. De afgezette officieren van het regiment zijn naar Valladolid ge zonden doch sommigen hunner zullen wel weder door de Koningin in hun nen rang worden hersteld. Bij eene proclamatie, die F.spartero den 28 Ócto. ber te Miranda heeft afgekondigd, had hij reeds, na aan zijne soldaten groo- ten lof voor hnnnen betoonden moed en volharding te hebben toegezwaaid, zijn voornemen te kennen gegeven0111 voortaan onder hen de krijgstucht met de meeste gestrengheid te handhaven. Sommigen meenen, dat hij doof die gestrenheid op den weg is, om aan den burger-oorlog eene voor de zaak der Koningin oneindig betere wending te geven; doch anderen zijn van ge voelen dat de muitzieke soldaten bij de eerste gelegenheid hunnen wrok over den dood hunner makkers zullen toonen. Uit Bayonne meldt men van 8 November: Hec Carlistische comitté heeft verklaard dat in minder dan veertien dagen eene kolonne van 10,000 man naar den regeer Ebro-oever zal terngkeeren. Generaal Espartero berigt van zijnen kant. dat de Christino-troepen derwijze zijn geplaatst, dat eene nieuwe expeditie onmogelijk kan plaats hebben; hij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1837 | | pagina 1