A°. 1837. LËYDSCHE COURANT, VRIJDAG, SEPTEMBER; V, -'{l! kENNISGEVING. Burgemeester en .Wethouders der Stad Leyden, geven bij deze kennis aan de Ingezetenen dezer Stad, dat, krachtens de bepalingen, vastgesteld bij Zijner iNiajestcits ^besluit, van den 24 December 1829, N°. 123, omtrent de vervulling der buitengewone Vacatures in de Stedelijke Kies-Kollegienin de vergadering van den Ed. Aclitb. Raad, 'op heden gehoudenbij stern-opneming gebleken is, dat door de Stemgeregtigde Inge zetenen, ter vervulling der drie tusschentijds gekomen zyndc buitengewone vacatures bij meerderheid van stemmen, zijn verkozen de Heeren; Mr. PIERRE ANT01NE du PUI, WILLEM PIETER KLUIT Junior, én Mr. HUGO GEVERS Welke die functie tot aan den 30 September 1842 zullen waarnemer!. Aldus gedaan en gearresteerd, bij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, op den 7 September 1837. P. G. van Hoorn, Wethouder. Ter ordonnantie van dezelve, P. A. dü Pui. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, tnaken bij deze bekend, dat Op heden bij Hun Ed. Acnrb. is ingekomen en aan den Ontvanger verzonden, het eer site Aanvullings* Kohier der Personeele Belasting* dienst 1837 en 38, over alle de wijken dezer Stad, op den 2 September 11. door den Heer Staatsraad, Gouverneur van Zuid- Holland, invorderoaar verklaard; en dat van lieden af de termijn van drie maanden in gaat, binnen welken de reclames tegen hetzelve behooren te zijn ingediend. Leydenden 7 September iÖ37é P. G. van Hoorn, Wethouder Ter ordonnantie van dezélve, P. A. du Pui. NEDERLANDEN. Leyden den 7den September. Wij vernemen, dat bij het voltooijen van den opbouw der Grofsmederij alhier, de Aannemer Carcl Blansjaar, van het Bestuur dezer onderneming ehn keer vleijend getuigschrift heeft oncvangen voor den ijver hierbij aah den dag gelegd, en de goede uitvoering van het werk, hetwelk in Zijne constructie vele vreemde bijzohderheden bevat; onder welke hoofdzakelijk behoort eene geheel vreemde constructie der daken, welke bij eetie veel mindere kostbaarheid en meerdere ruimte, eene groote soliditeit voegt. Men meldt uit 's Gravenhage van den 6 September: BÜ Koninglijk besluit van 27 Augustus, N°. ióo, {Staatsblad N°. 55), is de onlangs te Rotterdam, onder de benaming van Sociëteit ter verzekering tegen zee- en brandschade, opgerigte naamlooze Maatschappij, bekrachtigd en de deswêge tusschen de deelnemers verleden acte van overeenkomst goed. gekeurd. Uit deze acte, welke op den 29 Junij 1837, ten overstaan van den Notaris J. M. J. Falenton en zijnen ambtgenoot, te Rotterdam residerende, Verleden is, blijkt: dat de Maatschappij, waarvan de zetel te Rotterdam ge vestigd blijft, is aangegaan voor den tijd van vijf en-twintig jaren; dat de zelve is bestemd tot het doen van verzekering voor gevaar ter zee en te land, op rivieren en binnenwateren, mitsdagers voor gevaar van brand op gebouwen, koopmanschappen, effecten, meubelen en andere goederen; en dat het Maatschappelijk kapitaal bepaald is op 700,000, veraeeld in 140 aandeelen van f 5000 ieder, welke bij het verlijden der acte alle geplaatst' «ijn, en dat aanvankelijk bij het in werking brengen der Maatschappij, loten honderd over ieder aandeel zal moeten worden gestort. Onverminderd den bepaalden tijd van dunr der Maatschappij, hierboven vermeld, zal dezelve moeten ontbonden worden bij een verlies van 40 ten honderd van het kapi. taal, en na de geheele uitputting van het reserve-fonds, hetwelk op 10 ten honderd van het kapitaal, of 70,000, bepaald is, ten ware de deelhebbers, onder de goedkeuring des Itonings, mogten besluiten de zaken met liét ver. minderd kapitaal voort te zetten. Het bestuur der Maatschappij is opgedra gen aan vijf Commissarissenwkartoe benoemd zijn de heeren: M. A.F.Ht Hoffmann, L.Struth.lV. Schaay, D. F. E. Bünge, en M. Firuty J.D.Zoon eii een Directeur, zijnde de heer A. J. Bicher Gaarten, te Rotterdam. 'Ein delijk is aan do belanghebbenden opgelegd de naleving van de algemeene bepalingen en voorschriften; vervat in het Koninglijk besluit van tien isten December 1833, {Staatsblad N°. 60.) Voor dat de Staten-Generaalin Mei jl.zijn uiteen gegaan, is er, in voldoening aan de deswege bestaande grondwettelijke voorschriften, van Regeringswege aah dezelve toegezonden het verslag nopens den staat van het armwezen over 1835. Daaruit blijkt, dat de instellingen van weldadigheid ten getale van 5861 zijn, waarvan 5841 gemeentelijke; de overige hebben eene meer algCuleene oestemining. De gevraagde ihlichtingen ontbreken voor J51. Het getal der personen, die in de weldaden dezer instellingenomtrent ■welke inlichtingen Zijn ontvangen, behalve in die der commissien of veree- nigingen, welke uitdeelingen doen v.an levensmiddelen en brandstoffen, en der banken van leening, deelen, is (behoudens eenige dubbele berekenin gen), 451.405; in die der instellingen tot het VeHeenen van onderstand 170,239; 'n d'e der instellingen, welker doel is hét getal der armen te verminderen 99,914, en in die der instellingen tot voorkoming van armoede 81,252. Het geheele getal dezer personen staat tot de bevolking als 178 54/100 tot «oóo. Volgens de van de Besturen der bedoelde instellingen ont. vangen opgaven, bedragen de uitgaven in het geheel f 14,780,851.79Jna. melijk, die der instellingen tot het vefleenen van onderstand f6,359,309. 56! die der instellingen, welke strekken om hét getal der armen te verminderen 2,691,394.685, en die der instellingen, tót voorkoming van armoede, f 5,730,147. 54j. Volgens diézelfde opgaven, bedragen de ontvangsten in het geheel f 15,075,443.18}-, namelijk, die der instellihgen tot het verleenen van onderstand ƒ6,651,488.34; die der instellingen, welke strekken om het getal der armen te verminderen, f 2,722,698.985en die der instellingen,tot voorkoming van armoede, 5,701,455.86. Bij de beschouwing dezer som men, moet echter gelet worden op de in het verslag gemaakte opmerkingen, nopens den aard dér daarin voorkomende uitgaven en ontvangsten, waaruit bepaaldelijk voortvloeit, dat die uitgaven slechts gedeeltelijk éenen eigenlijk gezégden onderstand, San behoéftigeti verstrekt, uitmaken. Men heeft, even als reeds in vroegere rapporten is opgemerkt, ook in dit verslag niet kunnen vermijden dednbbele berekeningen; Welke daaruit voortspruiten, dat ■dezelfde personen tot verschillende instellingen in betrekking staan; daar echter de gevraagde inlichtingen voor verscheidene instellingen ontbreken, ge looft men echter niet, dat uit die duboele berekeningen, in de telling der personen, een groot verschil kan ontstaan. Ten aanzien van de uitgaven én ontvangsten is de telling, ook mede dit jaar, bij gebreke van een ge deelte der gevraagde inlichtingen, wel zeker beueden de eventedigfceid gebleven. Omtrent bet verslag aan de Tweedé Kamér der Staten-Generaal, eert aanzien van de Latijnsche scholen iti 1835, verneemt men, dat de leerlin gen óp dezelve 1255 bedroegen. Het lager onderwijs bieel insgelijks een voorwerp van de zorgen der Regering Uitmaken. Het gezamenlijk aantal der daartoe bestemde scholert bedroeg in gemeld jaar 2832, en dat der leerlingen 304.459. namelijk 173,578 jongens en 130,881 meisjens; van welke scholert 13Ó ten Koste vim gods huizen armbesturen of genootschappen, en 506 voor rekening van bijzon dere personen waren. Van al deze vond men er in Zuid-Holland 427, met ai 142 leerlingen. Uic dit alles blijkt, dat de schoolgang merkelijk is ver meerderd daar in 1826, bij eene bevolking van 2,285,663 zielen, de scho len door *i6 098 leerlingen bezocht werden, en het getal der sqfiolieren >n 1835, bij eene tot 2,528,387 geklommen bevolking, ruim driemaal honderd en vierduizend heeft bedragen. Naar men verzekert, zouden de regteriijke Ambtenaren, dezer dagen; van Rceringswege uitgenoodigd geworden zijn, naauwkeurig op te geven hun naam ouderdom, enz., benevens de stad waar zij gepromoveerd zijn en het getal jaren, gedurende welke zij in functie geweest zijn. Sommigen beschouwen deze aanvrage als een begin der ten uitvoer legging van de nieuwe organisatie der regtérlijke lnagt. Uit Rotterdam meldt men van den 6 September: Z K H de Hertog van Cambridge is gisteren, vergezeld van een zijner Aidés-de-Camp, den heer Stephens, uit 's Gravenhage alhier aangekomen, en heeft zich; na bij den Consul Harer Groot-Brirannische Majesteit te zijn afgestapt en aldaar eenige ververschingen gebruikt te hebben, aan boord der stoomboot de Batavier naar Engeland ingescheept. Uit Groningen meldt men van den 4 September: Te Vrieschelbo is, in den vroegen morgen van den 1 dezer, in de boeren behuizing van den landbouwer Luppo IVillems Engelkens, een zeer hevige brand ontstaan, waardoor het huis en de schuur, benevens net daarin ge- borgene gedorschte en ongedorschte koorn, te zamen over de tweehonderd mudden bedrngende, tachtig voeren hooi, en een gedeelte van het boeren beslag eene prooi der vlammen is geworden. Daarenboven zijn daarbij deerlijk omgekomen, drie kalveren, twee oude en tien jonge varkens. Hét is aan de buitengewone ijver en hulpvaardigheid van eenige menschen- vrienden te danken, dat men het mobiiair, genoegzaam geheel onbescha digd, heeft weten te redden. Het huis en de schuur zijn tegen brandschade Verzekerd. De Oorzaak van dezen brand is onbekend. In de omstreken der stad Kampen, vooral op't Kamper eilandheerscht eene doodelijke ziekte onder de kwijnen, waardoor vele landlieden schade lijden. SPANJE. Berigten over Parijs van den 4 September. Telegraphische Depeches. Bayonne, 31 Augustus. Penacerrada is ioatUranga ingenomen; de Cariisten hebben er 360 gevan genen, 4 stukken geschut en amunitien gevonden. De Generaal Carondelet heeft Vittoria verlaten om naar Castilie te trekken." De onlusten duurden den 28sten te Pampeluna nog voort. Bordeaux, 30 Augustus. Den 24Sten heeft Buerens een ongelukkig gevecht tegen de strijdkrachten van den Pretendent, ten getale van 10,000 man infanterie en 600 ruiters be staan. De overmagt des vijands heeft de bovenhand behouden, boven den moed van de troepen der Koningin die, na een verlies van 1500 man, zich na Carinena hebben moeten terug trekken; Het verlies des vijands was zeer aanmerkelijk. Den hósten hield Buerens nog Garinena bezet. Den 25sten was de Generaal Oraa te Daroca aangekómen en trok tegen den vijand op. De Generaal Esparteró was den 22Sten te Torrelaguna om naar Beritsago té trekken. Bayonne, 2 September3j uur. Volgens berigten uit Pampeluna van den 30 Augustus omsingelde dé onder-Koning die stad, met oogmerk om de gerevolteerden tot gehoorzaam heid te doen terUg keeren. Al de troepenuirgezonaerd de tiradöres maakten gemeehe zaak met hem. Esparteró is den 27Sten met zijne troepen naar Jadraque vertrokken. Omtrent het ombrengen van onderscheiden Generaals doOr de soldaten; bevat een Parijs Ministerieel blad het volgende: Ddar het Kabinet van Mendizabal door de Generaals is omvergeworpen; wreken ae voorstanders van dat Kabinet zich thans daarover op de Gene. raals. De heer de Mendizabal is altijd als de ziel der geheime èenootschap. pen beschouwd, en hij kan zich dus niet verwohderen ovér de VreesSelijké Verantwoordelijkheid, die men op kijn hoofd laat fusten, ofschoon hij on getwijfeld diep betreurt van kijnen naam met gruweldaden gemengd te zien, die hij zeer zeker niet heeft bevolen en zelfs stellig zou hebben verboden, indien hij bad kunnen voorzien tot wélk een uiterste zijne geestdrijvende handlangers zich zouden laten vervoeren. Die bloedige gebeurtenissen schij nen overigens allen stelselmatigen tegenstand in de Cortes tegen het nieuwe Bestuur een einde té hebben gemaakt. Men heeft, vóór het oogenblik ten minste, begrepen, dat té midden van zulk eéne hevige krisis de twéedragt onder de hooge staacsmagten slechts de rampen, waardoor Spanje geteisterd wordt, zou kunnen vermeerderen. Daarenboven is het ongerijmd, om nu het nieuwé Ministerie de grondwettige ondersteuning zoekt en verwerft van dezelfde Cortes, die onder het vorige Kabinet bijeen zijn geroepen, het tegenwoordig Bestuur als openlijk voor het Koninglijk statuut, of tot den achteruitgang gezind te doen voorkomen; Berigten over Parijs van den 5 September. Onderscheiden officieren van de Koningtijke garde hebben aan den Redac teur van het dagblad El Mundo den volgenden brief gezonden, in. antwoord op de aanvallen van den Géneraal Seoane tegen de officieren van het corps, in de zittingen van de Cortes van den 22 Augustus II.: „Overtuigd, dat het Ministerie van den isAugusius 1836 de natie tot liet verderf leidde, zoo hebben wij gemeend aan hetzelve onze ondersteuning te moeten onttrekken niet door eenen opstand te bewerken en misdaden uit te voeren, zooals Seoane ten onrégte onderstelt, maar door ons öntslag te ge ven en aan de soldaten en onder-officieren te raden den bevelhebbenden Ge neraal te volgen. Ziet daar de daad, welke de Generaal Seoane eenen opstand der Janitsaren genoemd heeft. Hij die eene zoo groote rol gespeeld heeft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1837 | | pagina 1