A0. 1837.
L E Y D S C II E
WOENSDAG,
fv/ri
_,e Ays?
f)j mmM<%
COÜRAN
JUL IJ.
A*»Z
"CïTATtf
Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, maken ,bij deze bekend, dat
bij Hen is ingekomen en aan den Ontvanger verzonden het primitief Kohier der Perso
nele Belasting van de jw £<;m<2 Wijken der Stad, dienstjaar i8§|-, op den 07 [unij jl.
door den Heer Staatsraad, Gouverneur dezer Provincie, invorderbaar verklaard," en dat
van heden af de termijn van drie maanden ingaat, binnen welke de reclames behooren
te zijn ingediend.
Voorst wordt ter kenuisse van de belanghebbende gebragt, dat door de vermeerderde
bevolking der Stad tot boven de 36,000 zielende belasting op de deuren en vensters
berekend is op 71 Cents voor ieder, alsmede dat uit gelijken hoofde, de berekening
van de belasting op het Mobilair naar het tarief is geschied volgens de gde klasse;
terwijl daardoof het minimum van den aanslag voor het mobilair is geklommen tot be
neden de zestig guldens.
Leydenden 6 Julij 1837.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
P. G. van Hoorn,
Wethouder.
Ter ordonnantie van dezelve,
P. A. du Pui.
NEDERLANDEN.
Leyden den nden Julij.
Heden namiddag zjjn HH. KK. HH. de Prins én Prinses Frederik der
Nederlanden, benevens HoogscderzeWer Dochter, Prinses Louze, deze stad
gepasseerd, komende laatstelijk van Kleef en gaande naar 's Gravenhage.
Het Jaarlijksch Examen en de Prijsiiitdeeling onder de Kvveekelingen
der Middelbare School voor het Underwijs der Oude en Nieuwe Talen enz.,
van den Wel-Ed. Zeer Geleerden Heer J. J. de Gelder, Phil. T'ieor. Mag.
lit. Hum. Doctor, werd gisteren, in tegenwoordigheid van een aanzienlijk
aantal toehooiders, in de groote Stads Gehoorzaal gehouden. Twee uitste
kende Jongelingentot de Akademische lessen bevorderd, droegen hunne
declamatien voor: R. P. A. Dozy, de vita et scriptie Tyrtaei en A. van
Eyii Bijleveld, de simpheitate ac suavitate Anacreontic, en werden met
Eereprijzen begiftigd; de eerste met een buitengewoon Praemium Doctrinae
en den prijs voor de Geschiedenis, de laatste met den Griekschen en La.
tijnschen prijs der eerste klasse en den prijs voor de Wiskunde. Vervol
gens werden den Jongelieden over de verschillende deelen van het onder,
wijs eenige vragen voorgesteld. Daarna ontvingen de volgende Jongelingen
elk in hunne klassen de behaalde Eereprijzen: J. C. Hummel jr. de prijzen
voor de Latijnsche, Grieksche en Fransche talen; N. J. W. Smallenburg
een getuigschrift voor het Grieksch en den prijs voor de Hollandsche taal;
J. F. Reitz eenen prijs voor de Grieksche taal; H. W. Tydeman Jr. eenen
prijs tot aanmoediging voor het Latijn; J. Zeeman de prijzen voor het
Grieksch, Latijn, Duitschen het getuigschrift voor het Teekenen, en J.
D. Karnspek Reitz de prijzen voor het Latijn en Engelsch. Eindelijk werd
aan J. P. Munting een getuigschrift voor het Latijn, aan C. C. H. Mun-
ting een getuigschrift voor de Wiskunde, benevens aan G. C. Six, W. Tim-
Jhermans en E. J. Schade van Westrum een getuigschrift uitgereikt, dat
zij de lessen te kort hadden bijgewoond, om naar Eereprijzen mede te dingen.
Men meldt uit 's Gravenhage van den 10 Julij:
Gisteren middag is er groot diner ten Hove geweest, waarbij Zijne Maj.
de Koning van Wurtemberg en Hoogstdeszelfs dochters, benevens het Corps
Diplomatique tegenwoordig waren.
Heden is er groote recepiie bij den Koning van Wurtemberg.
In de Haarlemsche Courant leest men onder dagteekening van den 9 Julij:
Heden is het honderd jaren geleden, dat de Öpregte Haarlemsche Courant,
welke reeds in het jaar 1665, en vroeger, onder dien titel bestond, voor
het eerst werd uitgegeven door een der voorouders van de tegenwoordige
eigenaars van dat blad. De laatstgenoemden meenen dezen voor hen heu-
geliiken dag niec te mogen laten voorbijgaan, zonder openlijk hunnen dank
te betuigen voor het vertrouwen, hetwelk hunne Courant, gedurende dat
honderdjarige tijdperk, onder de leiding van hen en hunne voorouders, bij
stad- en landgenooten heeft mogen vinden. Zij geven bij deze tevens de
verzekering, dat zij bij voortduring al wat in hen is zullen aanwenden, om
dat vertrouwen waardig te blijven, en geenen arbeid noch moeite ontzien,
om het belang van hun blad, over welks verre verspreiding zij zich steeds
mogen verheugen, te handhaven en te vermeerderen,.
De Provinciale Staten van Gelderland hebben als leden van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal herkozen de heeren IV. A. Baron Schimne/penntck
van der Oije tot de Poll en Jhr. C. Baron van Nagell van Ampsen.
Door de Provinciale Staten van Vriesland ziin als leden der Tweede Kamer
der Staten-Generaal herkozen de heeren Mr. T. S. Tromp en S. van IVelderen
Baron Rengers.
De Provinciale Staten van Zeeland hebben als lid van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal herkozen Jhr. Mr. P. J. Boddaert, en tot lid van Gede
puteerde staten benoemd Jhr. Mr. ,7. van Reigersberg Vcrsluijs, in plaats van
Jhr. Mr. A. van Cittersoverleden.
In het verslag van de Staten van Utrecht, komt onder anderen het
volgende voor:
De bevolking bedroeg op 1 Januarij 1837, 137,651 zielen, de garnizoe
nen daaronder niet 'begrepen: en is dezelve alzoo in den loop van 1836 met
553 zielen vermeerderd.
De ontginning van woeste gronden wordt bestendig en aanvankelijk met
uitzigt op een goed gevolg voortgezet. In het jaar 1836 zijn tot dat einde
wederom aanzienlijke uitgiften van heide velden door het Amortisatie Syn
dicaat aan particulieren gedaan. De ontginningen, welke door den heer
Baron van Lynden van Sandenburg onder Doorn en Maarn, en die, welke
door de heeren Stoop en Berman tusschen Woudenberg en Zeist bewerk,
stelligd worden, verdienen bovenal opmerking. Tot ons leedwezen verne
men wij, dat de onderneming van den heer Stoop, tot het boren, eener
Artesische bron in de velden achter Zeist, waarvan men reden had veel goeds
voor de cultuur aldaar te mogèn verwachten, vooreerst riet zal worden
voortgezet, alzoo onvoorziene en onoverkomelijke hinderpalen de boring
schijnen té beletten.
De bemoeiiingen van den heer Dufour, met betrekking tot de kweeking
van den witten moerbezienboom en de zijdeteelt, waarvan door ons in het
verslag melding is gemaakt, hebben een gunstig resultaat opgeleverd, en
het gevolg daarvan is geweest, dat zich te Utrecht een genootschap heefc
gevestigd, onder den naam van maatschappij voor de aankweeking van den
witten moerbezienboom, de opvoeding van zijdewormen en de zijdeteelt.
Het doel dezer maatschappij is:
i°. pe aankweeking van den witten moerbezienboom te Utrecht en in de
omstreken van dien in daartoe aan te leggen kweekerijen.
2°. Om jaarlijks in daartoe geschikte gebouwen zijdewormen op te voeden.
30. Om zoodanig getal aangekweekte boomen, mitsgaders zoodanige hoe
veelheid gewonnen eijeren te verkoopen, als de omstanaigheüen zullen toe
laten; en eindelijk:
4°. Om zijden tonnetjes op te ltoopen, en dezelve met de eigen gewon
nen tonnetjes te doen afhaspelen, en de langs dien weg verkregen ruwe
zijde in den handen te brengen.
Het getal der aandeelen dezer maatschappij, ieder groot f 500, is bepaald
op 150, en wordt dezelve bestuurd door eenen Directeur, vier Commis
saris':n en eenen Secretaris, die tevens met de fnncien van Penningmeester is
belast. De heer Dufour vervult den post van Directeur, en de keuze toë
Commissarissen is op zoodanige leden cier maatschappij gevallen, van wier
kunde en werkzaamheid men zich met reden veel goeds beloven mag.
Zijne Maj. steeds gereed de hand te leenen aan al wat kan dienen tot
bevordering van welvaart, heeft in deze onderneming, voor rekening der
nationale nijverheid, voor tien aandeelen doen inschrijven; en een gelijk
geial aandeelen voor eigene rekening genomen. Het aantal actiën bedraagt
op dit oogenblik over de 100.
Nadat de heer U. IV. T. Cazius, die in 1832 overleden is, van af het jaar
1810 zijne fabriek van inlandsch geoctroijeerd, of zoogenaamd Amsterdamsch
kunst-cement, met moed en volharding had staande gehouden. In weerwil
van de vele ongunstige omstandigheden, waartegen hij te kampen heeft
gehad, is die fabrijk op denzelfden voet en steeds met een gewenscht ge
volg, door deszelfs compagnon, den heer J. H. Kraamwinkelvoortgezet
onder de firma van Cazius en Comp.
Sedert is door dezelfde firma in 1833 nog opgerigt eene snuif kapperij
die tot een bijzonder gerijf en gemak verstrekt voor de winkeliers in snuif,
om aldaar op eene spoedige en goedkoope wijze hunne karotten of andere
snuifsoorten te kunnen doen kappen en malen; terwijl door dezelfde firma
in 1835 nog is opgerigt en in werking gebragt eene machinale wolspinnerij,
waarop de wol tot garen gesponnen wordt, en waarvan de deugdzaamheid
en voortreffelijkheid welligt het buitenlandsche overtreft, alle welke machi
nes en molenwerken gedreven worden door derzelver watermolen, gelegen
aan het Zwartewater buiten de Waardpoort dezer stad, en door welke in
dustriële ondernemingen, die tot dus verre in een hloeijenden staat verkeer
ren, aan zeer vele huisgezinnen van "de geringe volksklasse werk en een
middel van bestaan gegeven wordt.
S P AJt N J E.
Éerigten over Parijs van den 8 Julij.
De verschijning van Don Carlos ten zuiden van den Ebro was den 29 Junij
nog niet te Madrid i\ekendmaar men ergerde zich aldaar zeer over de wer
keloosheid van den Generaal de Meer, die men daaraan toeschreef, dat het
Ministerie hem de vessterkingen en levensmiddelendie hij zoo hoog noodig
had niet toezendt. De lieer Carasco zou daarover eerlang in de Cortes
regtstreeksche vragen \ap de Ministers: rigten; doch men verwachtte, dat
de meerderheid, welke die staatslieden in genoemde vergadering hebben'we-
ten te verwerven, eene voor hen al te moeijelijke beraadslagingen over dit
onderwerp wel zou weten te beletten.
Overigens htftiden de Cortes zich thans met het antwoord op de jongste
aanspraak der Koningin-Regentes bezig. Het oorspronkelijk opstel daarvan,
dat in de zitting van den 2<5sten is voorgelezen, doch, zoo het schijnt, nog
veranderingen staat te ondergaan, munt uit door een zeer dichterleken 'toon,
en vloeit over van betuigingen van geljjrhcheid aan de Koningin-Regentes)
die daarin een regenboog des vredes en eene gelukster voor Spanje wordt
genoemd; ook van de „engelachtige onschuld der aangebedene Koningin
Isabellawordt daarin gesproken; terwijl tevens in de overdrevenste bevvoor-
dingen van de vreugde, die de invoering der nieuwe staatsregeling in Spanje
verwekt heeftgewag wordt gemaakt. Don Carlos wordt in dit stuk een
even ondankbaar, ais ontaard Vorst genoemddie het heefc durven wagen,
oin den standaard des opstands op te trekken, de toorts der tweedragc in
Spanje te werpen, alle hartstogten in beweging te brengen, den vader tegen
den zoon, broeders tegen broeders te wapenen enz.
„De overwinning," zeggen de Cortes eindelijk, „is begonnen, 0111 hare
verblindende stralen over onze banieren te verspreiden en de pogingen en
smartelijke opofferingen onzer dapperen te bekrooDen."
Berigten over Parijs van den 9 Julij,
Telegraphische Depeciies.
Bayonne6 Julij 1837, 3 lire.
De Generaal commanderende de 20ste militaire 'divisie aan
den Minister van Oorlog.
De Generaal Randonte Hernaniden 4den des avondsgeweigerd heb
bende eenige belhamels van het muitende regiment der Prinses in vrijheid te
stellen, heefc dit regiment op zijnen grooten staf en op ziine verdere officie
ren geschoten. De gezegde Generaal is gekwetst; de Engelsche Colonel
Aide-de-Camp van den Generaal Mtrasol en een vaandrig zijn gedood. De
leger-Brigadier O'Donnell heeft de orde hersteld; maar de Generaal Mirasol
de soldaten niec hebbende knnnen bezadigen, heeft het commando aan Jau-
rrguy overgegeven en zich aan boord van een Engelsch vaartuig ingescheept.
Bordeaux, 7 Junij 1837, 5J. uur des avonds.
De Generaal commanderende de 20ste militaire divisie aan
den Minister van Oorlog.
De Pretendent is in den nacht van 28 en den morgen van 29 Junij metder-
daad den Ebro, bij Xerta, overgetrokken. Cabrera wachtte hem op dit
punt, alwaar hij eene schipbrug had gelegd. De expeditie, voorafgegaan
door benden van CabreraForcadell, Serrador en anderen is onmiddellijk
daarop over Amposta naar Valencia opgerukt.
Achter deze depêche voegt het Journal des Dibats éene redenering, waarin
bij zegt, dat het opmerkenswaardig is, dat Don Carlos van Xerta rioch regis,
streeks naar de hergen van Cenia en Benifazar, centrum van de operatien
van Cabrera, noch regtstreeks naar Valencia getrokken is, maar eenen groo.
ten omweg gemaakt heeft, om bij de zee te komen. Men heeft reden te
vreezen, zegt dat blad, dat Don Carlos zich in gemeenschap met de Sa.dinL