börgd, en znlks volgens het berigt van den :8 Blaart 1!,, (zie Staats-Cou-
rant N°. 67).
Nog meldt uien uit 's Gtav'enhagè van den 8 April:
Gisteren morgen heeft de Hertog van CambridgeOnder-Koning van Ha
nover, in het hotel Bellcvue, alwaar Hoogstdezelve gelogeerd tvas, de be
zoeken ontvangen van Z. K. H. den Prins van Oranje en Hoogstdeszelfs
twee oudste Zonen, van Z. K. lf. Prins Fredérik, van Z. D. H. den Her
tog van Saxen JVcimarvan het Corps Diplomatique, en van den Staats.
raad-Burgemeester dezer stad. Des middags was er groot diner ten Hove,
waarop Z. K. H. de Hertog van Cambridge genoodigd was.
Gisteren avond heeft er een luisterrijk bal en souper bij Z. K. H. den
Prins van Oranje plaats gehad, waarop 700 personen tegenwoordig geweest
zijn, en hetwelk tot laat in den nacht gedtiurd heeft. Z. K. !I. de Hertog
van Cambridge heeft hetzelve bijgewoond. Heden morgen heeft Z. K. H.
deze Residentie verlaten en Zich naar Rotterdam begeven, om naar Londen
te vertrekken.
Heden is de 13de verjaardag van H. K. H. Prinses Sophie, Dochter van
Z. IC. H. den Prins van Oranje, met de gebruikelijke plegtigheden gevierd
geworden. Des morgens was er een dejeuner-dinatoir bij den Kroonprins,
waarop 50 personen, en des middags groot diner bij Hoogstdenzelven, waar
op 60 personen tegenwoordig waren.
Z. M. heeft goedgevonden te bewilligen, dat de wapenschouwing over
de met onbepaald verlof zijnde mobiele schutters, die in de maand April
zou worden gehouden, eerst in den loop van de maand October 1837 zal
plaats hebben.
Onlangs werd vermeld, dat Z. M. het Departement van Oorlog gemag-
tigd had, om de werkbazen bij de militaire corpsen te verbieden, om voor
bijzondere personen te werken, of aan deze leverantien te doen, met last,
om hen uitsluitend bij het arbeiden voor de legercorpsen te bepaleu, en aan
dit verbod stiptelijk de hand te houden. Thans verneemt men, dat onder de
bovenbedoelde werkbazen ook begrepen moeten worden de militaire schoen
en kleermakers-bazen, gevestigd in de plaatsen waar de pepóts der afdee-
lingen zich bevinden; dat, wanneer de militaire werkbazen patent mogteh
vragen, ten einde voor particulieren te kunnen werken, zulks hun moet
worden geweigerd, als strijdig zijnde met de door het Departement van Oor
log uitgevaardigde boven omschrevene bevelen, met kennisgeving, dat zij
voor particulieren niet vermogen te arbeiden; terwijl van deze aanvrage me.
dedeeling zal moeten gedaan worden aan de militaire Autoriteit, ten einde
ook deze daartegen wake; dat, indien evenwel de bedoelde bazen mogten
bevonden worden voor bijzondere personen te werken, die overtreding van
het verbod, doch alleen om des verbods wjllebij proces-verbaal zal moeten
worden geconstateerd; zullende dus zoodanig proces-verbaal, zonder alvo.
rens den bekeurde tot transactie op te roepen, aan de Gouverneurs der pro
vinciën moeten worden overgemaakt, om onmiddellijk aan het Departement
van Financien te worden opgezonden, ten einde dat van Oorlog daarover
te kunnen onderhouden.
Bij eene aanschrijving van 29 November 1831, was van wege het Mi-
nisterie van Financien, de heffing voorgeschreven van het regt van borgtogt
op de acten van cautie, door wijnkoopers en anderen gesteld, tot zekerheid
van den Rijks-accijns en van de Rijks- en Plaatselijke opcenten gezamenlijk
en wel over dat gedeelte van den borgtogt, hetwelk geacht kon worden te
strekken tot zekerheid van de Plaatselijke opcenten. Dit voorschrift was
voornamelijk daarop gegrond, dat, bij de algemeene wet van 26 Augustus
1822 alleen gehandeld wordende over de Landsbelasting, het bepaalde, bij
art. 279 dier wet, dat namenlijk de cautien, ten behoeve der administratie
te stellen, vrij zullen zijn van het regt van registratienalleen die cautien
kan betreffen, welke tot zekerheid der Landsbelasting moeten strekken.
Deze zaak zich dezer dagen andermaal hebbende voorgedaan, zoo is, bij
een vernieuwd onderzoek derzelve, de aandacht gevallen op de vroegere wet
van 22 Julij 1821 Staatsblad N°. 69), welke wet den grondslag uitmaakt
van die van den 26 Augustus 1822 voorschreven, en daarmede in een naauw
en onafscheidelijk verband staat, zoo als uit derzelver inhoud en uit den
aanhef van laatstgemelde wet genoegzaam blijkt, en daar het nu, krachtens
art. 16 van de eerstgenoemde wet is, dat de plaatselijke opcenten op het
principaal van den Rijks-accijns door de ambtenaren der in- en uitgaande
regten enz. worden ingevorderd en beheerd, zoo vervalt het hierboven aan-
gewezen motief over de heffing van het regt van borgtogt, en vindt men
zich thans bezwaard met die heffing langer te doen voortgaan. Dienvolgens
zijn de ambtenaren zoo der registratie als die van de in- en uitgaande regten
en accijnsen, aangeschreven, teneinde, zonder evenwel op het verledene
terug te komen, de acten van cautie van den bedoelden aard alleen voortaan
gratis van de formaliteit der registratie voorzien worden, en bijgevolg als
vervallen aan te merken de hiervoren gemelde aanschrijving van 29 Novem
ber 1831, N°. 43, zoomede de daarin opgenoemde decisien.
Uit Amsterdam meldt men van den 6 April:
Z. K. H. de Hertog van Cambridge heeft gisteren, kort na zijne aankomst,
bij zich ontvangen, den Baron Constant RebecqueKamerheer des Konings,
vervolgens den Consul en Vice-Consul van Hanover, daarna de beide Edel-
Achtbare heeren Wethouders van der Oudermeulen en Deutz van Assendelft,
toen den Kolonel Knol, en eindelijk den Engelschen Vice-Consnl Melvil.
Z. K. H. heeft voorts het Paleis en de Nieuwe Kerk bezigtigd; des namid.
dags heeft Hoogstdezelve Zijne Exc. den Gouverneur der Provincie ontvan
gen en des avonds den Hoogduitschen Schouwburg bezocht.
Heden ochtend heeft Z. K. H. zich naar de Landswerf, de Synagogen,
het Rijks Museum, de Oude Kerk en de Kabinetten van de heeren van der
Hoop en Six van IVinter begeven, en is kort voor drie ure van hier naar
's Gravenhage vertrokken.
Nog wordt uit Amsterdam van den 7 April gemeld:
De collecte op heden ten behoeve der stads armenscholen gehouden, heeft
opgebragt de somma van ƒ6362.78zijnde ƒ249 98 minder dan in het vorige jaar.
Wij merken te dezer gelegenheid tevens op, dat een legaat van 20,000,
in het afgeloopen schooljaar aan het fonds ter uitbreiding van het onderwijs
te beurt gevallen, door het Algemeen Handelsblad abusivelijk vermeld gewor
den is, als vermaakt door den heer J. Hoeuftterwijl men hetzelve heeft te
danken aan wijlen den heer Jacob Nepveu.
In gemelde stad is Vrijdag nacht brand ontstaan bij Isaac Jacob van
Praagdiamantslijper, in de Foeliestraatwelke echter spoedig geblnscht is.
Uit Harderwijk meldt men van den 5 April:
Heden zijn van hier te water naar Terveere vertrokken, 206 onder-officieren
en manschappen, onder bevel van den Majoor Egter van Ifissekerkebege
leid wordende door de iste Luitenants Boers, Lindenberg Seisvan Rogué en
van Damden 2den Luitenant Pechse, en den eden Luitenant-Kwartiermees
ter van Marionalsmede den officier van gezondheid der 3de klasse Baumert,
om van daar met het schip de Zeeuw naar Java te worden overgevoerd.
A E G Y P T E.
Gedurende mijne terugreis van Caïro, werd ik bij mijne intrede in de
mnskée van Eleazar aangenaam verrast, er een onverwacht verschijnsel te
zien van de herleving van de klassike studiën, ten aanzien van de Arabische
literatuur. Dne van de binnenzijde van de colonnade van deze moskée zijn
tot openbare lessen ingerigtop een bepaald uur plaats de Professor zich
onder eene van de colonnaden, en doet er zijne voorlezingen en maakt er
zijne aanmerkingen. Het gehoor neemt rondom hem in eenen halven cirkel
plaats en de leerlingen zetten zich, zoo als ten tijde van Oamaleel, aan d;
voeten van den meester. Ik ontmoette in eene van dezelve den jongen en
geleerden Scheich Muhammet, van Tantra; hij was bezig met lessen te ge
ven over de Arabische literatuur voor een zeer aanzienlijk gehoor, aan het
welke hij de Scances de Hariri uitlegdeen hij kondigde vervolgens voor j
eenen anderen zomer zijne lessen over de Hamdsa aan. De keus om dat
werk te behandelen is eene stellige vordering in beschaving, want de Hariri
is een werk van Arabische letterkunde, toen dezelve in verval was, ten
tijde toen het woordenspel en de gemaaktheid in den stijl de plaats van de
ware dichtkunde hadden ingenomen, terwijl de Ilamasa eene verzameling is
van oude dichtstukkenwelke stellig nationaal zijn en die de wansmaak
van de laatste eeuwen in de groote school van Azhar geheel had doen ver
geten. De Scheich Muhammet zeide mij, dat het de nieuwe uitgaaf va^
de Ilamasa wasondernomen door Professor Freitag te Bonnwelke hem
er toe bepaald had, om er zich in zijne lessen van te bedienen, omdat die
uitgaaf ook de aanmerkingen van Tebritzi, over die oude vers-stukken be
vatte, aanmerkingen, welke hij te vergeefs gezocht had zich in Aegypte
te verschaffen. Dit is eene ware zegepraal voor de Europesche weten
schappen.
-y Er is "weinig nieuws van den dag. De Pacha bevindt zich in Opper-
Aeijypte en Ibrahim is uit Syrië hier terug gekeerd. Hij moet een'weinig
meer beschaafd zijn geworden en dit was noodzakelijk. Thans neemt hij
aan de tladen van het Gouvernement een grooter deel, dan te voren.
In de valleij van den Nyl is de ellende altijd even groot, of liever,
groeit van dag tot dag aan. De tijdingen uit Arabie ontvangen, zijn slecht.
De luchtsgesteldheid raapt de Aegyptische en Syrische regimenten weg, en
de negers, in de regimenten gestoken, sterven aan eene besmettende ziekte,
welke tot het land zelve schijnt te behooren.
Men heeft hier brieven ontvangen van een Fransch Geneesheer Botta
welke zich naar Senna begeven heeft. De Imandie in dat land slechts één
jaar regeert, heeft hem zeer goed ontvangen, en de inwoners schijnen gee-
nen afkeer tegen de Europeanen aan den dag te leggen. Zelfs in Cairo
kent men zeer weinig deze partij van Syrië, omdat de inboorlingen reeds
sedert meer dan eene eeuw zich aan het gezag der Porte onttrokken hebben,
en omdat dat land zeer weinig door Europeërs bezocht wordt.
Men kan eene rijke verzameling van Semitische opschriften verwachten,
welke groot licht over de geschiedenis van Zuid-Arabie en Aethiopie kun.
nen verspreiden.
Het Aegyptische genootschap, gesticht te Cairo door Europeanen en vooral
door Engelschen, begint een vereenigingspunt te worden, waarheen zich
alle Europesche reizigers en hunne correspondenten begeven, en deze in
stelling kan met ter tijd van groot gewigt worden. Het houdt zich bezig om
eene boekverzameling op te rigtenwelke al de werken moet bevatten over
AegypteArabie en Afrika geschreven.
T U R K Y E.
Uit Syrië wordt geschreven dat Servieonder het bestuur van den ver-
lichten en bezadigden Vorst Milosch, groote vorderingen in beschaving maakt.
Sedert weinige jaren waren aldaar onderscheiden scholen en een gymnasium
opgerigt. Hij laat zijne beide zonen eene kostelijke opvoeding geven, en
geen geld is hem te veel, zoo hij voor hetzelve aan zijne zonen slechts
bekwame mannen tot onderwijzers geven kan. Die Prinsen zouden eerlang
eene reis door Europa ondernemen en aan eene der Duitsche Hoogeschole n
eenigen tijd vertoeven.
Ook voor het krijgswezen droeg genoemde Vorst groote zorg. Hij heeft
besloten eene artillerie-school op te rigten; er zullen de noodige onderwij.
zers aangesteld worden.
RUSLAND.
In een schrijven uit Duitschland van 28 Maart, leest men het volgende:
'Volgens berigten van geloofwaardige reizigersdie onlangs Rusland be
zocht hebben, bepaalt zich de beweging van troepen in het binnenste des
Rijks, waarvan voor eenigen tijd is gesproken, tot verandering van kanton,
nement, hetgeen vooral des winters, wanneer daar te lande het vervoer het
gemakkelijkst geschiedt, in geenen deele ongewoon is. Dat echter deze be
weging, gelijk openbare bladen beweren, door de bezorgdheid voor eenen
oorlog met Engeland wordt te weeg gebragtis des te belagchelijkerdaar
de kusten van Rusland, zoowel aan de Oost- als aan de Zwartezee, inzon
derheid sedert den jongsten Turkschen oorlog, in den besten staat'van ver
dediging zijn, weshalve geene bezorgdheid bestaat, dat een aanval, door
eenige Mogendheid tegen dien staat ondernomen wordende, zelfs den min
sten goeden uitslag zoude hebben. Daarenboven is. volgens zeggen vaq
diezelfde reizigers, de gedachte aan eene vredebreuk inzonderheid bij den
handelstand zoo verre verwijderd, dat niet slechts de vroegere handelsbe
trekkingen met Engeland derzelver voortgang behoudenmaar ook de ge
meenschap tusschen de beide Staten, die door de bepalingen van het nieuwe
toltarief grootelijks bevorderd wordt, thans gevoerd wordt met eene leven
digheid zoo als in vele jaren niet werd gekend, waarbij ontegenzeggelijk
beide partijen hunne rekening vinden.
SPANJE.
Berigten over Parijs van den 5 April.
Men heeft geene bijzondere berigten van het tooneel des oorlogs. Deden
28 Maart door Generaal Evans voorgenomen aanval tegen Irun enFontarabis
heeft geene plaats gehad.
Don Carlos ligt te Estella aan de griep bedlegerig; zijne ziekte ver.
toont echter geene gevaarlijke verschijnselen. Er zou eene poging to:
moord tegen hem geschied zijn; hiervan echter weet men niets met zekerheid.
De bewoners van Behobia verkeerden in den grootsten angstdaar
er op den oever van de Bidassoa door de Engelschen groote aanstalten ta
een gevecht gemiakr waren.
Volgens brieven van Bayonne van den isten April, zonden de Carlis.
tische Opperhoofden Cabrera, Forcadell, Pallilos en anderen in de geberg'
tens van Hprnillotusschen Murcia en Andalusie door den Generaal Espi
nosa overvallen zijn; hij zou hen in een gevecht verslagen, 300 gevan
genen en grooten buit op hen gemaakt hebben.
Berigten over Parijs van den 6 April.
Het gerucht, dat de Generaal Cordova, uit Frankrijk naar Madrid terug'
keerende vermoord zou zijn is onwaar bevonden.
In Gallicie is het thans vrij rustig. Een Carlistisch bende-hoofd ii
in die provincie onlangs gedood geworden.
Te Barcelona heeft men op nieuw poging tot omwenteling gedaan,
doch dezelve is ontdekt. Het oproer moest op de plaats San-Jaime en de
straat Ferdinand VII uitbarsten, den 26 Maart, bij het gelui der klokket
voor het Paaschfeest. De Gouverneur kennis van de zamenspanning ont.
vangen hebbende, heeft verboden, dat men de klokken zou luiden. Eerst
des middernachts was de stad stil.
DUITSCHLAND.
Weenen den isten April. De mijnen van Ophite of Serpentine (groen
achtige marmersteenen met gele strepenslangensteen genaamd) worden sedert
een paar jaren bij Einsiedelin Bohemen, met goed gevolg bewerkt. Men
ziet thans in het Keizerlijk kabinet van schoone kunsten eene kroon en een
schepter van dat marmer, buitengewoon fraai bearbeidwelke den Keizer