A". 1S37. LETDSCHÉ N\ 31; m COÜRANÏ, f MAANDAG, MAART. notificatie. De Staatsraad, Gouverneur van Zuid-Holland, Gezien de missive van den Opperhoutvester voor de Noordelijke provinciën, van den if February 1837, N°. 19, ten aanzien van de stuiting der Visscherij; En gelet op de deliberation van Hun Ed. Groot Aclitb. de Gedeputeerde Staten van Zu:d Holland, van den sisten February 1837, N°. 6; Brengt, bij deze, ter kenuisse van alle de daarbij belanghebbendendat, achtervol- volgens de bepaling van den Opperhoutvester voor de Noordelijke provinciën, vastge steld inet overleg van Gedeputeerde Staten voornoemdtot conservatie van de Visscherij, dezelve zal gesloten zijn van den isten April aanstaande tot den isten Jiinij daaraanvol gende met uitzondering echter van al zulke visscherijen-, hetzij langs de stranden, het zij in de rivieren of binnenwaterenals bij vroeger niet geabrogeerde placate» mogten zijn vrijgesceid, cn speciaal van de visschery van steur, ,elft en andere vroonvischin de buitenrivieren of binnenwaterenalsmede van aal cn paling in de rivieren en binnen wateren; terwijl, ter vermijding van misbruik, ten aanzien van de laatstgenielde vissche rijen, voor zoo veel 'de vlieten, wateringen cn sloóten aangaat, 'daartoe alleen van aal- korven gebruik zal mogen worden gemaakt; zullende nogtans de op den laatsten Maart reeds gevangen visch tot uiterlijk op den 15de» April aanstaande inogen blijven verkócht worden. - Wordende den belanghebbenden wijders herinnerd de, bij Zijner Majs. besluit van den 23 Mei 1824, Staatsblad N®. 34), gemaakte bepalingen, omtrent het visschen met "den bengel ir. den gesloten vischtijd. En ten einde niemand hurvan eenige onwetendheid zoude kunnen voorwendenzal •deze worden gepubliceerd en geaffigeerd, alom Waar zulks te doen gebruikelijk is. Gedaan te 's Gravenhageden 28 February 1837. De StaatsraadGouverneur voornoemd Van dÏ;r DuyN. kennisgeving. Zuiü-iToiiaiiuuil - 7 eerlang op dc plaatsen hunner bestemming zullen aankomen Brengt, bij deze, ter kennisse der belanghebbenden, 'dat in de gemeente van Ridder kerk, op den 13 Maart 1837, *n iedere der gemeenten Leerdam en Meerkerk, op den 15 Maart 1837, in de gemeente Alolasserdainop dén 16 Maart 1837, en in iedere der gemeeuren Naaldwijk en Voorhout* op den isteu April 1837, twee Hengsten uit de yoor- zeide Stoeterij zullen worden aangeb'ragt, cn men derhalve, echter niet op Zon- en Feest dagendc Merrie» ter dekking zal kunnen aanbieden, doch zich te voren bij het plaat selijk Bestuur zal dienen te vervóegen, ter bekoming van het bij aït. 256 van voormeld Reglement voorgeschreven Certificaat, ten bewijze, dat de Merrie» in eigendom toebe- hoóren aan diegenen, door wien zij ter dekking worden aangeboden, zullende daarvan door het Plaatselijk Bestuur aanteekening worden genomenop eene deswege door hen te houden lijst. *s Gi avenhageden 5 Maart 1837.. De Staat standGouverneur voornoemd Van der Duyn. NEDERLANDEN. Leyden den iaden Maart; Uit een algemeen verslag wegens den staat van den landbouw in ons Rijk* gedurende het jaar 1835, ontleent men het volgende algemeens overzigt van de gemiddelde prijzen der verschillende graansoorten en der overige veldgewassen, en voortbrengselen, welke op de markt binnen deze stad, iri 1834 en 1835, waren aangevoerd: «834- 183s. 1 1834. per mild ƒ5 77. ƒ0.44,6. Kaas.ƒ0.23;. -4.67'. -5.45. Brood (tarwe) -0.17. "■*- -3 44- (middelsoort) -0.11. rN o 7 Tarwe Rogge Gerst Haver. Duivenboon. Paardenboon.,, Hooi de 100 8 Stroo Boter het 8 -31°; -2.44I. -2.52, -4.634. -4.20,. -4.2i|. -3.75I. -I-74- - I.I2j. -0.73J, -I.90. -I.27. -O.73. (fogêO -0.08Ï Aardappel. (vroege) per mud -2.26'. (late) -1.54. Vleesch (rund-) -0.43. (kalfs-) -0.54' (schapen-) 1835. ƒ0.26. -0.17L "O. II}. -0.08}. 4p -0 37i- -2.41L -1.65. - 0.40. - 0.46'-. - 0.305. Hieruit blijkt, dat in 1835 de gemiddelde prijzen, zoo van de granen als van het hooi, stroo, de kaas, het tarwebrood en de middelsoort, alsmede die van aardappelen, lioo- ger, doch de prijzen van de duiven- en paardenboonende boter, het roggebrood, het rund-, kalfs- en schapen vleesclï, lager zijn geweest dan die in 1834, ofschoon bij som mige dezer artikelen het verschil slechts weinig bedraagt. Nopens de wijze eencr goede aardappelentcelt, wordt uit Vriesland in het verslag gezegd: Als algemeenen regel kan men veilig aangeven, dat het met deze cultuur zeer slecht is gesteld geweest, zoo zelfs, dat op Sómmige plaatsen de noodige voorraad voor eigene consumti'e niet is verkregen géworden. Als uitzondering mag men beschouwen de daadzaakdat óp enkele grond stukken* doch meer in de beste zandgronden dan óp de klei, een beter gewas dan in 1834, .ja zelfs een best product, is ingeoogst. Bij het niet te ontkennen algemeen verval dezer cultuur door ons geheel Rijk, kan het niet te vaak herhaald worden, dat men zich be hoorde te wachten, om toch niet te veel van deze vrucht te vergen, welke alle gron den, hoe óok genaamd, het veen- en den moeras-grond niet uitgezonderd, voor lief neemt, daar het zeker is, dat juist hieraan, voor een goed gedeelte, de verbastering is toe te schrijven; kunnende immers het resultaat in alle gevallen gelijk staan. In de tweede plaats mag aangemerkt wordendat men keuriger behoorde te zijn in het op sporen van de béste soort van poters, en deze niet aan eenen tegennatuurlijke» bron moet '^onderwerpenzoo als nu veelal het geval is. Ten derde is het invoeren van zoo veler lei soorten van aardappelen eene zaak van meerder gewigt, dan men zich oppervlakkig voorstelt, daar, bij vervolg van tyd, zich al spoedig eene mengeling van soorten kan opdoen, welke den terugkeer tot de edelste aardappelen hoogst moeijelijk maakt, en de booze praktijken der opkoopers en verzenders in de hand werkende, den handel in dit product geheel den bodem kan inslaan. Éindelijk is het zeer aan te raden de bemes ting der aardappellanden, Want dit wil men niet achterwege laten, om eene meerdere hoeveelheid te bekomen, Ofschoon de aard der vrucht medebrengt, dat dezelve geen regt- streeks bemeste land bemint, met karige hand te doen plaats hebben, zelfs proeven te doen nemen met tweejarigen wel geconserveerden en volkomen met bet daaronder ver mengde stroo geconsolideerd mest van runderenzoo het met geschikt droogliggend grond stuk betreft, "of met zoodanigen paardenmest, zoo het de spraak is van dampliggende en vochthoudende landerijen. De bestendige afwisseling en opvolging van veldvruchten kan mede niet straffeloos achterwege gelaten worden; bet omne nimium schaadt hier zeker. De natuur te willen dwingen is toch hetzelfde, als hare werking en haven gang te wil len ontkennen.** In 1835 zijn op de Utrecbtsche vastenavond*- en palmmarkt, voor verschillende soor ten van paarden, de volgende prijzen besteed: op eerstgemelde markt kostten de beste koetspaarden vart f 600 tot 800 en f 900 het spaner waren toch évenwei niet vele schoone spannen aanWezig; rijpaarden van f 300 tot f 500; werkpaarden, waarvan de markt rijkelijk voorzien was, van ƒ75, f\50 f 160; de mindere soorten van ƒ40, Sok 80. Öp de palmmarkt kostten de beste spannenf 8001000, f isoo, enkele 1300 tot f 1400; men beschouwde de markt niet als willig. Mindere .soorten werden gekocht voor f 400, f 606 i f 800; de beste vreemde paarden voor f 500 tot 700. Taarden voor het leger van verschillende wapens 125 k oob; werkpaarden van ioö tot 200; de minste soort van 50 tot f 100. Jn Utrecht zijn belangryke proeven omtrent de kruising der schapen genomen. De sehaapkudde aan *s Rijks vee-artsenij-school bevindt zich, bij de huis-voederingin goeden staat en neemt in getal der afstammelingendoor de kruising van inlandsche ooijen met Engelsche zuider-duinraramentoe. Dit jaar worden lammeren van de tweede very?. «Jtlingswelt Verwacht. Ten gevolge itx tienigfe vfCÜfrde óeischapea tbr bespringing door den Engelschen ram* onder de kudde waren gelaten, en waarvan enkele éenigzins kreupel waren, doch hetwelk geenszins liet vermoeden gaf, dat zulks door het rotkreupcl werd veroorzaakt, werden kort daarop meer dan 30 stuks door deze kwaal aangedaan, waar van alle, tijdens het bcrigt, nog niet volkomen hersteld waren. Zij zijn daarbij overi gens gezónd gebleven. Ten blijke, dat deze ziekte door besmetting was aangebragt, kan dienen, dat alleen die schapen daardoor werden aangetast, welke in hetzelfde"bok werden gehouden; terwijl dc jonge ooijen en rammen, die in twee afgezonderde hokken waren opgesloten, daarvan, onder den zei ftl en leefregelvolkpmen zijn bevrijd gebleven. De monsferkaart van wollen, in 1835 op de algeineene vergadering der Nederlandsche huis houdelijke maatschappij vertoond, heeft reeds de verfijning der Wol van de eerste teelt doen kennen. Deze wol is te Leiden voor 1.20 hét Nederl. pond ongcwasschen en mee veel vuil beladen, verkocht, terwijl soortgelijke wol van de inlandsche schapen 90 cen- ten heeft opgebragt. Van dezelfde gecroiseerde wol is door de Hecrcn Krcnz en Zoon binnen deze stad, een.stuk laken vervaardigd, hetwelk met alle onkosten op nagenoeg f 6.00 de Nederlandsche of 4. po de oude el'te staan komt,'hebbende daartoe de ge- lieele vachten, en dus.zoo wel degrovere als fijnere-gedeelte'moeten worden gebruikt. Uit deze proef* zegt de Commissie van landbouw, is gebleken, dat de wol, zelfs vdn de eerste gemengde teelt, zeer geschikt is voor middelsoorten of militaire lakens, waar toe dc gewone inlandsche wollen niet kunnen dienen. De Commissie van landbouw in Vriesland, van dc vermeerdering der zwanendriften in die provincie gewagende, kan niet nalaten op te merken, hoe wenschelijk het ware, dat, bij zulk een overvloed, de zucht der mode, welke zoo gaarne veel opoffert aan der vreemdelingen marcelpelsch. en ander bontwerkzich verledigde tot bet Weder-invoeren van het dragen d^r pels-werken en pelerines van zwanendons, zoo als zulks voor weinige jaren het geval waseen edeler en passender sieraadzegt zijvoor de jonge Neder landsche niaagd en defcige matronen dan de huid der vuile marters, der boschkatten cn ander verslindend ongedierte; en tevens een klein middel van besta,in voor de bewoners der meeroevers, den "houder van zwanen, den koopman en bewerker. Met lof wordt in hel verslag gesproken van het door den heer T. van Duynhovente Cuykgegeven voorbeeld tot het aanleggen van boomgaarden op heide gronden, hetgeen ten blijke verstrekt van het goede, hetwelk er kan worden gesticht, indien men slechts doelmatig te wérk gaat. Reeds in 1804 gaf die heer daarvan het voorbeeld, en sedert heeft hij hetzelve zoö zeer uitgebreid, dat hij er thans 1300 vruchtboomenmeest ker sen, noten* appelen en kastanje dragende, heeft staan. Jonkheer van Sassen van IJs- selt-, te Boxmeer, heeft hein spoedig opgevolgd, en heeft er important veel geplant. Deze beide voorbeelden hebben velen aangespoord, 0111 vruchtboomen bij hunne huizen te planten en nopens de behandeling van den grond ingelicht. Nu ziet men schier overal vruchtboomen bij de huizen, op anders ledig liggende plaatsen, zoodanig, dat men thans de opbrengst der boomen bij dc huurwaarde rekent, zoodat zulks vroeger ledige ruimten thans meer interest geven, dan de beste landerijen, en dit vermeerdert nu nog te meer, omdat men in bovengemelde kweekerijen goede boomen van een redelijken prijs kan be komen. Iii het verslag wordt medegedeeld, dat in den omtrek van Tilburg, voor rekening van Z. K. H. den Prins van Oranjeruim 400 bunders heigrond zijn aangekocht, en daar van een groot gedeelte in 1835, met rogge en haver bezaaid vvas, hetwelk een tamelijke» oogst en "graan bad opgeleverd; een ander gedeelte was nog in bewerking en werd met zorg behandeld. k I11 het begin van 183Ó, is door de beeren A. van der Hoop en J. Stuarthet Velzer- bosch en de" Breesaap aangekocht, met oogmerk, om op hetzelve proeven te nemen tot verbetering van den landbouw. Dit landgoed bestaat uit 13 boerderijeneen aantal ar beiderswoningen en meer dan 1000 bunders wei- en bouwland van eene gefingé qualiteit'; uit bosschenzoo wel van hakhout als van hoog opgaande boomencn uit duingronden die echter onder de beste kunnen worden gerangschikt, en waar tusschen uitgestrekte vallèijen gelegen zijn. Voornoemde eigenaars hebben reeds aanvankelijk blijken gege ven,'dat zij daartoe noch geld, nocfi moeite, willen sparen, zoo wel'doör ruime bemes tingen van landerijen, als door het aanleggen van kweekerijen voor jong'plantsoenver- Jaging en otndijking van een bunder lands, ötti aldaar bijzonder zicti met proeven bezig te ho'uden, zuivering* inboeting en aanplanting van bosschen, als door het gedurig cii in gr 00 te menigte mest maken, waartoe zij bereids de gedeeltelijke stal voedering op hunne gronden hebben ingevoerd, en hunne stallingen, aanhoudend met plaggen doen voorzien, om de niestmaking zoo veel mogelijk te bevorderen. Intusschen 'is de tijd, gedurende welken men gewerkt heeft, nog te kort geweest, om meer uitgebreid te kun nen berigte». Ook blijkt liep, dat de inlandsche tabak, die, gelijk men weet, op verschillende plaat sen, zoo als in de omstreken van Amersfoort, Nykerk, Wageningen enz., geteeld wordt, weinig voor inlandsch gebruik geslerenmaar liet meeste voor buitenlandsche verzendin- dingen bestemd wordt. Immers leest men in een Franscliofficieel verslag; dat de hoogc bladeren, eerste qualiteit, van Amersfoort en Nykerk, welke door het bemesten der lan den met schapenmest, zeer vettig zijn, eenen bijzonderen geur bézitten en uit dien hoofde in groot aanzien staan. Zij worden zeer gezocht door dc regie» van FrankrijkItalic en andere Rijken. De lagere bladeren, of het zoogenaamde aard- en zand-goed, of .eigen lijk de bladeren, die in de maanden Julij en Augustus liet eerst van liet veld gebaald worden, zijn daarentegen zeer geacht in al de Duitsche gewesten, alsmede in Belgie. Dc beste qualiteiten, waarvan het blad, ten aanzien van soort en kleur, veel overeen komst, met den Havanah-tabak beeft, worden bij voorkeur naar Engeland uitgevoerd, om.daar tot liet beklceden der cigaren te dienen. Bij dit berigt oppert men de vraag, wanneer de iiilandsche qualiteiten inderdaad zoo goed zijn, of door eene meer doelmatige handeling in de teelt of bewerking, zoodanig verbeterd kunnen wordendat de vreem deling er voordeel in vindt, 0111 "ze van hier te komen halen, waarom men dan niet bepróeft, 0111 dat voordeel hier te- lande zelve te genieten? Men meldt uit 's Gravenhage van den 10 Maart: In de av.ondzitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van giste ren, hebben de heeren Cor ver-Hooftvan Alphen, Donker-Curtivsvan Jsc/t van IVijckvan Reenen en de Jonge nog bet woord gevoerd. De heeren va11 Alphenvan Asch van IVijck en de Jonge hebben het ontwerp, nopens de losrenten, bestreden. Zij beklaagden zich over de ingewikkeldheid daarvan en hadden verlangd, dat het 4 pCt. effect buiten de operatie der losrenten waren geblevendac voorloopig het grootboek der Overzeesche Bezittingen onaangeroerd ware gelatenen dat men zich ook voor alle overdrijving te dezen wachtte. Zij meenden dat het beter ware geweest slechts eene lee ring a 5 pCt. uit te schrijven, zonder die op de geldmiddelen van de Oosc te doen steunen. Zij gaven te kennen, dat men de hoop koestert, dat de schuldbrieven a pari zullen kunnen worden uitgegevendat de opneming der 4 pCt. schuldbrieven tegen 93 pCt. in de nieuwe leening onbillijk is en de schatkist nadeelen berokkent, en dat men vreest dat, indien de beurs van Amsterdam niet gunstig voor de Oost-Indische leening gestemd iszij ook geenszins welgevallig over het thans aanhangige ontwerpeen uitvloeisel dier Oost-Indische leening, denken zal. De heer Donker-Curtius heefc die ontwerp als het onvermijdelijk gevolg van de mislukking der Oost-Indische leening beschouwd. Wat aangaat het ontwerp tot voorziëning in de volle rentebetaling over 1837, hebben de sprekers van dien avond zich daarover verklaard, omdac zij zulks, in het wel begrepen belang des Lands, tot behoud van *s Lands credietraadzaam achtten. Zij gevoelen echter al het bezwarende daarvan en hoopten dat de Regering niets zou nalaten, óm dit Belgisch aandeel in de Nederlandsche schuld, zoo spoedig mogelijk* op Belgie over te brengen. Meer bedenking vond het derde ontwerp, tot het toestaan van buitenge wone oorlogs-credieten voor 1837. De heer Corver-Hooft meende, dat men zijne krachten bewaren moest, en gaf zijn diep leedwezen te kennen over de steeds voortdurende uitgaven voor oorlog, die zoo wel Belgie als ons uitputten. Hij houdt het er dan ook voor, dat er allezins noodzakelijkheid bestaat, om onze strijdkrachten in te krimpen en veeleer alle pogingen aan te wenden; ten einde tot een vergelijk met Belgie te komen. Daar het krijg-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1837 | | pagina 1