A°. 1S3T,
LEYDSCHE
C 0 U R A N
\m ft
X
MAANDAG,
4«f
i
so FEBRUARI).
Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden,
Gezien hebbende de circulaire van den Heer Staatsraad, Gouverneur van Zuid-Holland,
Van den 30 Januarij jl.Provinciaal Blad 10);
Gelet op de missive van den Heer Controleur der Directe Belastingen van den ?den
dezer maand, N°. 92;
Brengen bij deze ter kennis der daarbij belanghebbenden, dat gedurende den loop de
zer maand zal plaats hebben de gewone jaarlijkschc opneming der Patentpligtigenof
dezelve van behoorlijk Petentover het loopende dienstjaar, (Mei 1836 tot Mei 1837},
Voorzien zijn, en, voor zoo veel dc Fabrikanten, TrafiekantenWerkbazen enz. betreft,
van het getal werklieden enz., benevens van het door hen daarvan te houden Register,
zoodanig als zulks is voorgeschreven bij de Artikelen 35 en 36 der Wet op het regt van
Patent; waarschuwende mitsdien elk en een iegelijk wien zulks zoude mogen aangaan,
om te zorgen, dar het gezegelde Patent gedurende deze maand gereed liggeten einde
aan dc daartoe gekwalificeerde personen te worden vertoond en zich alzoo voor schade
te wachten.
Ley den,, den 16 Febuarij 1837.
Burgemeester en Wethouders der Stad Ley den
j. g. de m e y.
Ter ordonnantie van dezelve,
P. A. du PUI»
NEDERLANDEN.
Leyden den ipden Februarij.
De geboortedag van Z. K. H. Prins Willf.m Alexander Paul Fredkrik
Lodewyk oudste zoon van Z. K. H. den Prins van Oranjeis heden alhier
op de gebruikelijke wijze gevierd.
Men meldt uic 's Gtavenhage van den 17 Februarij:
Ï11 den avond van den 14de.11 dezer is er bij Z. K. H. Prins Fr e der ik eene
luisterrijke partij gehouden, welke door Z. K. H. den Prins van Oranje en
Hoógsideszeïfs twee oudste zonen is bijgewoond.
Ofschoon de heerschende ziekte ook eenigen invloed op het gestel
Zijner Majesteit heeft te weeg gebragt, zoo is Hoogscdezelve thans van die
algemeen in omloop zijnde ongesteldheid, bijna geheel hersteld.
HH. Exc. de Secretaris van Staat en de Minister van Justitie, nemen ins
gelijks in beterschap toe.
Z. K. H. de Groot-Hertog van Baden heeft aan den Nederlatidschen
Gezant aldaar, Baron Schimmelpenninck van der Oye> bet grootkruis der orde
van qen Leeuw van Zahring geschonken.
Zijne Maj. heeft bepaald, dat aan zoodanige officieren van den genera-
len staf, rot het leger te velde behoorende, die in hunne tegenwoordige po
sitie belast zijn of mogcen worden tot het doen van verkenningen, opmetin
gen en ander veldwerk, en de toelage niet genieten'bij Hoogstdeszelfs besluie
van den 25 April 1820, N°. 33, toegekend, in het genot zullen worden ge
steld oer schadeloosstelling voor het gemis van campagne-vivresaan de mi
litairen bij 's Konings besluit van den SMaart 183.1, N°. 9. bedoeld, toege
kend, en zulks over het getal dagen, dat zij ten einde voorschreven buiten
liunne gewone standplaatsen op het terrein werkzaam zullen zijn geweest,
welke bepaling tevens van toepassing is verklaard op de officieren van den
generalen staf, die bereids in het afgeloopen jaar, gedurende hetwelk de
campagne-vivres of de schadeloosstelling voor hei gemis daarvan niet ver
strekt zijn, met bovenbedoeld werk zijn belast geweesc.
Het getal troepen, dat gedurende den loop van dit jaar rot versterking
van de krijgsmagc in Neêrlandsch Indië naar de Oost- en West-Indische
bezittingen zal worden gezonden, is bepaald op 1500 onder-officieren en
soldaten voor de Oost-Indiën en op 200 manschappen voor de West-Indiën.
In de Dordrechtsche Courant van 1. 1. Donderdag, vindt men liet vol
gend verslag van de Handel-Maatschippijuit Amsterdam:
De Raad der Nederlandsche Handel-MaatschappijDingsdag jl. alhier bui
tengewoon vergaderd, heeft, op voordragt der Directiena rijpe overweging,
en onder inwachting der goedkeuring van Zijne Maj., besloten, om eene al-
gemeene vergadering van stemgeregtigde deelhebbers te beleggen, en daarin
voor te dragen het doen eener nieuwe leening ten behoeve der Nederlandsche
Handel-Maatschappij, met gelijke bepaling van interest en guarantie als bij
de eerste leening, en zulks tot een beloop van 13 millioen guldens. En
alzoo de artikelen van overeenkomst bepalen, dat zulk eene algemeëne ver
gadering van stemgeregtigde deelhebbers vier weken te voren moet worden
geconvoceerd, zoo is de dag, waarop dezelve in dit geval zal gehouden
worden, Donderdag den idden Maart aanstaande.
Niet onbelangrijk waren de bedenkingen door onderscheiden leden van den
Raad tegen dezen maatregel in het midden gebragt, maar dezelve hebben
rnoetèn onderdoen voor de afdoende redenen, van den kant der Directie,
door haren President, voor den maatregel aangevoerd en met uitstekende en
overtuigende bewijzen klaar ontwikkeld; zoo dat het gevolg, na eene dis
cussie van verscheidene uren, is geweest, dat, bij eindelijke stemming, van
16 tegenwoordige leden van den Raad, slechts eene stem zich tegen het
voorgestelde heeft verklaard.
Hoogst opmerkelijk en bemoedigend waren voorts de mededeelingenbij
deze gelegenheid door den President gedaan. Niet alleen kon hij de verga
dering geluk wenschen met de in het afgeloopen jaar wederom boven alle
verwachting behaalde aanzienlijke voordeelen en gelijktijdige opmerkelijke
bewaring voor schaden en verliezen; maar. in bijzonderheden tredende over
den toenemerden bloei der Maatschappijdoor vermeerdering der cultuur in
onze Oost-Indische Bezittingen, deelde hij, ten bewijze daarvan, mede, dat
in her afgeloopen jaar 102 door de Maatschappij bevrachte bodems binnen
gekomen waren, die vijf en een halve millioen vracht verdiend hadden.
Zoodanig nam voorts de cultuur in gezegde bezittingen toe, dat de contrac
ten met het Gouvernement, wegens consignatie van die goederen aan de
Maatschappij, eerst tot een beloop van 12, daarna tot 18, nu voor dit jaar
1837 tot 22 millioen gn/den geklommen waren; terwijl de cultuur nog al-
ind in meergenoemde bezittingen voor nog meerdere uitbreiding vatbaar bleef.
Met die vermeerdering van cultuur ging ook hand aan hand het toenemend
vertier van onze fabrikaten, hebbende in 1836 de van hiér uitgezonden lijn
waden reeds een bedrag opgeleverd van 3,650,000 gulden, terwijl daarvan
riet slechts alles grerig verkocht werd, maar de vraag daarnaar zoodanig
toenam, dat reeds daarvan op levering verkocht was. En wat betreft de
voor de vaart op Oost-Indien gebouwde schepen, het getal derzelve is reeds
tot 150 geklommen, metende 45,000 lasten.
Het behoeft wel geen betoog, dat, bij zulk eenen toestand van zaken,
het zoowel voor de Maatschappij in het biizonder als voor den handel, de
scheepvaart en het fabriekwezen van ons land in het algemeen, vnn het niter
lie belang is dat de Maacschappij het middelpunt van zooveel welvaart bljjve,
en daardoor tevens voor Holland zulk eene hoogst belangrijke markt meer ert
meer verzekerd worde. Maar daartoe is het tegenwoordige kapitaal der Maat-
schappij niet meer toereikende; en om dus eens vooral de Maatschappij iil
staat ie stellen om vooic te £?.an op den door haar thans bewandeld wordende
en voor geheel ons land zou vruchtbaren weg van boogen bloei en voorspoed,
is de in overleg zijnde nieuwe leening onmisbaar noodzakelijk. Zoover, men-
scbclijke voorzorgen en berekeningen daarbij gaan kunnen zijn de belangen
der Maatschappij in dezen, zelfs tegen de noodluitigste staatkundige gebeur
tenissen, gewaarborgd.
Uic Amsterdam meldt men van den 18 Februarij:
Naar men verzekert, zal het Pruissisch Gouvernement, met 1°. Maare
aanstaande, voor ieder scheepslast, dat met Nederlandsche schepen op Pruis
sisch grondgebied aangebragc wordt, een verhoogd tolgeld van 10 heffenj
Het is onnoodig te melden, welke schadelijke gevolgen dit voor den Ne*
derlandschen handel hebben zal.
Uit Groningen schrijft men van den 16 Februarij:
In den nacht van den iiden op den ieden dezer heeft men te Winschoten
een dubbele kerkroof gepleegddaar men te gelijk in de kerk van de Roomsch-
Katholijke en van de Israëlitische gemeente is ingebroken. Gelukkig waren
de voornaamste kostbaarheden van beide kerken in dezelve niet aanwezig;
men heeft dus alleen eenige zaken van mindere waarde kunnen rooven en de
armenbussen ledigen.
Ook te Pekel-A is men dien zelfden nacht ingebroken in de één gebouw
uitmakende Roomsch-Katholijke kerk en pastorij, en moet bij den Pastoor
nog al een aanzienlijke roof zijn gepleegd.
Uit Finstenvold schrijft men van den n Februarij:
Op den morgen van den 8sten dezer, had alhier een droevig ongeluk kun
nen plaats hebben. Het meisje van den kastelein P. Póppemzijnde veer
tien jaren oud, gaat eene boodschap doen, met een korfje in de hand, op
schaatsen naar Windschoten. Op het Tjam komende bij de Keersluis, waar
het open ligt door het afstroomen, valt zij hier ongelukkig in het water,
schiet er dadelijk onder, en men ziet niecs meer dan het korfje, hetwelk op het
wacer drijft. Een man, welke langs de kade loopt en nog anderen in de
verte zien het; door het geroep, komt ook de watermulder Tjark Kaspers
Reininga toeschieten, en zonder zich te bedenken laat hij zich in het water
glijden, neemt de rigcing op het korfje, zoekt het meisje onder van den
grond op en komt met haar boven; doch nu kan hij niet met haar aan wal
komen, dewijl er nog ijs aan denzei ven vast ligt; hij tracht het ijs met de
vuist kort te slaan; doch vruchteloos! en zoo wel hij als het meisje verkee-
•ren in het grootste gevaar. Alles wordt tiu aangewend door hen, die aan
dén wal staan, aan welken het ook gelukt, om beiden te redden. Zij is
vervolgens in het huis van genoemden watermulder gebragt, waar zij door
de noodige hulp spoedig bijkwam; efi thans geniet zij wederom hare vorige
gezondheid.
A M E R I K A.
Het St. Nikolaas-Genootschap te Albany, in den Noord-Amerikaanschert
Staat New-York, betwelk reeds sedert vele jaren is opgerigtmet het doel,
om onder de bewoners dier thans zoo bloeijende stad de herinnering levendig
te houden, dat zij oorspronkelijk eene door Nederlanders gestichte volkplan.
ting i; geweest, en dat nog vele geslachten inNew-York Holland hun eigen
lijk vaderland kunnen noemen, heeft den 6 December des vorigen jaars het
feest van deszelfs bescherm-heiligenaar ouder gewoonte, met grooten luister
gevierd. Het gedrukte verslag van deze feestviering, dat wii thans voor
ons hebben, getuigt weder van de hartelijke toegenegenheid, die men in dat
gedeelte van Noord-Amerika aan Nederland en het met dat Riik zoo innig
verbonden Stamhuis van Oratije-Nassau blijft toedragen. De zaalwaarin
de zeer talrijke leden des geiiootschaps en andere gasten verzameld waren,
was met allerlei vlaggen en banieren versierd. De kleur van ons regerend
Stamhuis was echter bij deze versierselen de heerschende, en de woorden:
Oranje boven! waren in de zaal op meer dan ééne plaats te lezen. Nadat de
maaltijd, die door keur van spijzen uitmuntte, afgeloopen was, werden de
vaste'toasten bij deze feestviering, waaronder die ter eere van Holland, van
den Voorzitter der Vereenigde Staten, van den Koning der Nederlanden, en
van de nagedachtenis van IVtllem Iden grondlegger der Nederlandsche vrij
heid eene eerste plaats bekleeden ingesteld, en onder het aanheffen van
toepasselijke liederen met groote geestdrift gedronken. Bii het instellen van
den toast ter eere van onzen Koning, vergeleek de spreker dien geliefden
Vorst mei IViliemlII, den Prins van Oranje„die, volgens Sir William
Temple, zijne grootheid daarin had gezocht, dat hij gewigtige diensten aan
zijn vaderlaud bewees, niet dat hij het in dienstbaarheid hield."
Vervolgens werden verscheidene brieven gelezen van aanzienlijke lieden
die de feestviering niet hadden kunnen komen bijwonen, waaronder een van
den nieuw benoemden Voorzitter van het Noord-Amerikaansche Gemeene-
best, den heer Martin van Buren, die zelf tot het genootschap behoort en
zijne innige wenschen voor deszelfs bloei te kennen gafen een van den
Nederlandschen Zaakgelastigde te Washingtonden heer A. Martini, die
eene uitnoodiging tot deelneming aan het feest had oncvangen.
Ook werd 'een hrigf voorgelezen van den heer Lauts te Medemblik, die
daarbij eenige Nederduitsche werken aan het genootschap ten geschenken
zond, namelijk: het stukje van Professor van Hengel over het St. Nikolaas-
feest, sommige dichtwerken van H. H. KlijnMr. P. S. Schuilen C. Cebel,
en eene verhandeling van den schrijver zeiven over de vroegere ontdekkin.
gen der Nederlanders; ter gelegenheid van welke laatste hij den wensch
uitte, dat men, op het eerste jaarlijksche feest van het genootschap, aan
fViliem Jansen gedachtig mogt zijn, die tegen liet einde van 1665 Nieuw-
Holland ontdekt heeft. Aan dezen wensch is werkelijk bii het thans beschre
ven feest voldaan. Ook bleek hetdat de beer II. Kuiper(hoen nog) te
Rotterdam, een paar zijner dichtwerken bij het genootschap had ingezonden.
Van het groot aantal toasten, welke vervolgens werden ingesteld, nemen
wij de volgende over, als bijzonder geschikt, om den voor ons nationaal
gevoel streelenden geest, welke ook op dit feesriheerschte, te doen kennen.
De Regrer van der Poel: Het Huis van Oranje. Met leefde in voor- en
tegenspoed voor den roem van zi.in en ons vaderland en de telgen daarvan
hfbb'n door regtschanenheidvaderlandsliefde en dapperheid, het eene eer.
ste olaats onder de Rijken der wereld doen verkrijgen."
De h er Y. Baerdsiey: De verheven zin der wapenspreuk van Oranje:
Ik zal Mijne reglcn handhaven. (Je Maintiendrai.")