jflcb zijn broeder bevond, gezonden, om hem te kennen,"zich niet voor
hem te vertoonen.
Ondertusschen, omdat de Prins van Capua den weg over Gap en Grenobie
genomen had, konden de expressen, afgezonden om hem te gemoet te gaan,
hunne zending niet volbrengen. En op eene allergevnlltgste wijze, indien
dezelve niet te voren heraamd was, was hij aan het hotel Europa bijna op
hetzelve oogenblik als zijn broeder, de Koningaangekomenen heeft een ver
trek allernaast het zijne genomen. Men denkt hieruit, dat het hem moeijeliik
zal geweest zijn om het onderhoud te vermijden. Men weet nog niet, wat
er tusschen de twee broeders is voorgevallen.
Den 31 higustusDe Mcssager meldt dezen avond, dat de heer Thiers
zich gereed maakte om met zijn gezin naar Italië te vertrekken.
Men had voor eenige dagen verspreid, dat de Kamers zouden ontbon-
den worden. Dit gerucht echtet heeft niet den minsten grond.
De Graaf d'Apponi, Oostenrijksch Ambassadeur, heeft gisteren brieven
ontvangen van den Prins Metternich, betrekkelijk de zaken van het Oosten.
Hij heeft zich in allen haast bij Z. M. begeven, welke, bij -het afloop van
de conferentie, den Minister van Marine heeft doen roepen. Men verze
kert, dat bevelen naar Toulon zijn overgebragt om alle beschikbare vaartui.
gen te wapenen. De Admiraal Rosamel zou het bevel over deze nieuwe
wapening voeren, welke voor de Dardanellen zou bestemd wezen.
Onder het getal zaken, welke lijden door het gemis van eenen Minis
ter, is eene nota door den Generaal Alava, voor dat hij zijn ontslag gegeven
had, ingediend, in welke hij vraagt, dat men in Spanje de 4000 aangewor
ven manschappen laat trekkenwelke op dit oogenblik in de Pyreneën ver
zameld zijn. Hij reclameert henals behoorende aan Spanjewiens uniform
zij dragen, van hetwelk zij soldij trekken, en voor welkers dienst zij, met
toestemming van liet Fransche Gouvernement, zijn aangeworven, voor dat
het laatste liet besluit nam om alle medewerking te doen ophouden.
Indien deze aanvraag verworpen is, meent men, dat er aanleiding zóu
wezen om de sommen terug te eischen, welke deze verandering van gedrag
van Frankrijk aan Spanje zou hebben doen verliezen. Ondertusschen blijven
deze bataljons vereenigd in hunne depots aan de grenzen, daar de Minister
van Oorlog volstrekt de orde tot verlof geweigerd heeft.
Men spreekt, zegt het Memorial Bordclaisvan eenen eigenhandigen
brief van de Koningin Christina, aan de Koningen van Frankrijk en Engeland
gezonden, om te protesteien tegen het geweld en de gevolgen van hare af-
gedwongene toestemming aan de constitutie van 1812.
Men leest in de Garde National de Marseille van den ïfisten:
Onze berigten van Tanger zijn van den nden. De heer Delarne was ge
slaagd in znne zending bij den Keizer van Marokko, en had van hem alle
genoegdoening en waarborgen ontvangen, waarop hij regt had. Delarne hoopte
voor de betrekkingen der beide landen van zijne te zamenkomst met den
Keizer de beste gevolgen. Het is ter onzer kennis gekomen, dat onderschei
den Franschen van dien tijd af, reeds de goede gezindheden van het Marok-
keesch bestuur ondervonden hebben. 5
De stad Aueh, in het zuiden van Frankrijk, is, in den avond van den
24 Augustus, door een hevig onweder, hetwelk boven die stad is uitgebars
ten, vreesselijk geteisterd. Het riviertje Gers, hetwelk de stad doorloopt,
was door den regen, die bij stroomen nederviel, zoodanig opgezwollen,
dat de geheele benedenstad plotseling onder water werd gezet, en door de
kracht van den stroom een aantal huizen in eene armoedige buurt werden
weggesleept. Geheele huisgezinnen, die den tijd niet hadden, om zich te
redden, zijn verdronken. Den 25sten had men reeds de lijken van ruim der
tig in het water omgekomene inwoners gevonden, die allen te gelijk dienzelf
den avond ter aarde zouden worden besteld.
Uit Zwitserland meldt men, dat i<? kantons het besluit des Landdags
van 11 Augustus, ten aanzien der vlugtelingen hadden aangenomen. Deze
maatregel is daardoor dus bekrachtigd.
Den 1 September. Heden schijnt het einde van de Ministeriele krisis
meer verwijderd dan ooit. Er zijn vele geruchten in omloop, maar allen
hebben evenmin grond.
De Moniteur bevat:
Een dagblad heeft gemeld en andere dagbladen hebben het hierin gevolgd,
Hat verscheidene Iloofd-oflicieren aan den Minister van Oorlog verlof voor
eenige dagen gevraagd hebbende, om het kamp van Compiègne te gaan be
zoeken, iiit hun is geweigerd geworden. Wij zijn geautoriseerd te beves
tigen dat deze tijding niet waar is.
Het Memorial des Pyrenees van 27 Augustus bevat:
Manschappen van onderscheiden wapenen komen in onze stad van alle
kanten aan; men zal hen weldra riet meer kunnen bergen. Er is bepaald,
dat de ruiterij van het nieuwe legioen te Tarbes zal georganiseerd worden,
de artillerie, eergisteren hier aangekomen, zal ook, zegt men, naar Dax
gezonden worden, en het iste bataljon vari het Fransche legioen, dat reeds
georganiseerd is, bevindt zich te Sauveterre.
Men gaat voort andere compagnien daar te stellen en haar te laten manoeu
vreren; een dertigtal onder-officieren zijn tot onder-Luitenants bevorderd.
Men kan thans van Engeland naar Frankrijk voor 5 fr. reizen, in laatst
genoemd land het middagmaal gebruiken, tot de stoomboot wegvaart, en
voor 3 fr. naar Engeland terugkeeren.
MENGELINGEN.
BUIKSPRAAK.
Voorbeelden van haee uitwerkselen enz.
Volgens den heer Dugald Stewart, schrijver van het werk betiteld: Phi-
ksophie de VEsprit Humain, veronderstelt de kunst van den buikspreker de
vereeniging van twee eigenschappen, welke eenige overeenkomst met el
kander hebben, doch niettemin afgescheiden zijn; de eene is eene stem,
welke voor de grootste bulgingen vatbaar is, en de andere eene soort van
mimische behendigheid om alles natebootsen. De volgende voorbeelden wor
den daarvan aangehaald:
De heer Fitz-James, voorname buikspreker, die in het begin dezer eeuw
de aandacht der nieuwsgierigen van Parijs en Londen tot zich trok, bragt
eens in een gezelschap de zamenspraik op de begoocheling der zoogenaamde
buiksprekers, en zeide dat de stemmen, welke zij deden hooren, die waren
van personen, welke op verschillende manieren verborgen waren, zoo dat
eene voorstelling van buikspraak vooraf moest worden verordend en niet kan
worden geïmproviseerd. Naauwlijks had hij dit zijn gevoelen geuit of hij
ontving een antwoord waarover de toehoorders zeer verwonderd waren; de
redenaar scheen op de kamer daarboven te zijn en door de zoldering heen te
spreken. Maar weldra werd het gesprek veel vreemder: beelden namen er
deel aan, uitten hun gevoelen, werden zelfs driftig. De verwondering en
de nieuwsgierigheid van het gezelschap genoegzaam gaande gemaakt zijnde,
legde de kunstenaar zijne handelingen uit, de oefeningen waaraan hij zich
had onderworpende studie waaraan hij zich had overgegevenen deed hun
begrijpen hoe de niet verwittigde aanschouwers en toehoorders op deze wijze
konden misleid worden. Na de uitgebreidheid van dit gedeelte zijner kunst
te hebben aangetoondsprak de heer Fitz-Javiez pver het tweedewaarbij
de geest meer werkzaam doch de buigzaamheid van het spraak-orgaan niet
meer voldoende is, hij deed zien dat hij de kunst van den tooneelspeler be
studeerd had, er al de geheimen van kende en dezelve wist te gebruiken.
r..(S.f „jr>
Zijn gelaat drukte de verschillende hartstegten met waarheid en'kracht uil,
en ging van de eene tot de andere met eene verwonderlijke snelheid over: in
weinig oogenblikken tijds zag men hem groot, klein, mager, zeef dik,
vrolijk, somber, droefgeestig, eenvoudig, gemanierd enz. Hij bé2at een
der merkwaardigste kunsten van nabootsing die men zich herinnert.
I11 Frankrijk vindt mén hieromtrent zeldzame gevallen, waarvan de waar
heid geenen twijfel achter laat. Louis Brabantkamerdienaar van Frans
van Frankrijk, is mogelijk de zeldzaamste buikspreker waarvan immer ge
sproken is, zonder de hedendaagsche kunstenaren daarvan uit te zonderen,
de liefde ontvouwde zijn talent.
Uit eene lagere klasse zonder vermogen geboren, ontvlamde zijn hart voor
een jong, rijk en schoon meisje; deze liefde was niet zeer gelukkig. De
ouders van het meisje zagen het voorstel, om iemand zoo ver beneden hen,
tot schoonzoon aan te nemen, als eene beleediging aan. De vader overleden
zijnde, legde Louis Brabant een bezoek bij de weduwe af; naauwlijks was
hij in huis, of eene stem welke van boven scheen te komen en volmaakt
naar die van den overledenen geleek, voegde hec volgende aan de weduwe
toe: Geet mijne dochter aan Louis Brabant, hg is zeer rijk eu heeft een
„uitmuntend karakter. Ik moet nu in het vagevuur eene pijnlijke straf on
dergaan, omdat ik mij tegen een zoo geschikt huwelijk heb verzet: doe
„wat ik verzoek en mijne straf zal eindigen." Eenige oogenblikken daarna,
trad de voor hare dochter bestemde echtgenoot binnen; niemand dacht dat hij
de tolk van den overledenen geweest was; hij had in tegenwoordigheid van
verscheidene raenschen de komst van de moeder in eene naburige katner af
gewacht; zijne lippen waren onbeweeglijk gebleven, zijn gelaat was strak.
Het bevel was dringend; men moest er zich aan onderwerpen, het huwelijk
werd dus besloten.
Deze eerste stap was niet de moeijelijkste: er moest geld wezen, en hoe
zich dit te verschaffen De vermetele Brabant vestigde hiertoe zijne aan
dacht op eenen ouden bankier, wiens kisten door woeker en knevelarijen
waren gevuld geworden. Deze man begon wegens die onregtvaardig ver-
kregene schatten ongerust te zijn; de toekomst, een volgend leven, kwamen
dreigend in zijne gedachte op. Brabant maakte van deze vrees gebruik.
.Onder een of ander voorwendsel een bezoek bij den heer Cornu (zoo heette
de persoon) afleggende, deed hij het gesprek op het vagevuur, de hel, den
duivel, de geesten enz. vallen; het gelaat van den ouden gierigaard duidde
eene groote angst aan; gedurende eenen oogenblik stilte, deed zich eene
verschrikkelijke stem hooren: het was de ziel van den vader van Cornu
welke voor eenige oogenblikken het vagevuur had verlaten, waar dezelve
zeer lang zoude moeten blijven, zoo niet de zoon haar lijden door eene daad
van barmhartigheid eindigde. Zoo niet eene zware som gelds aan Brabant
gegeven wtrd om verscheidene Christenen uir Turksche slavernij te verlos
sen, zoude de zoon de eeuwige verdoemenis, welke hij door zijne zonden
had verdiend, niet ontgaan, en de vader zoude eenige eeuwen langer in het
vagevuur moeten blijven. De gierigheid wilde voor deze bedreiging niet
onder doen; dè grijsaard, hoewel door de vr<es van alle rust verstoken,
hield zijn geld een tweede bezoek en nog zwaarder bedreigingen werden er
vereischt om hem van een gedeelte zijns schats te doen scheiden. Ditmaal
was het niet alleen de vader die Sprakmaar alle hem bekende dooden voeg
den hunne bedreigingen en verzoeken daarbij, het was een zoodanig rumoer,
dat de bankier zulks niet langer kunnende doorstaan, tien duidend kroonen
aan den listigen Brabant gaf, die kort daarop zijn voorgenomen huwelijk sloot.
In het midden der achttiende eeuw leefde te Saint-Germain-en-Saye een
vermaarde buikspreker, Saint-Gillcnwelke echter slechts als liefhebber
zijne kunst beoefende. Onder vele voorbeelden van zijne kunstverrigtingen
zullen wij er slechts één aanhalen, dat in tegenwoordigheid van een grooc
aantal leden van de Académie des Sciences en verscheidene lieden van aanzien
geschiedde. Men had het gerucht verspreid, dat een zwevende geest zich
in de omstreken van Saint-Germain deed hooren; men moest het feit con
stateren en er de oorzaak van opsporen. Het geheele gezelschap was in
het geheim, uitgezonderd eene dame, die, zonder zulks te bevroeden, tot
de proefneming moesc behulpzaam zijn. Een groote maaltijd werd aangerigt
en zulks ïn de opene lucht; terwijl men aan het tafel zat, liet de geesc
niet na zijne rol te spelen, voornamelijk de bewuste dame aansprekende;
nu zweefde hij in de lucht, dan hing hij aan de toppen derboomen, kwam
weder op den grond, naderde, verwijderde zich, en kroop eindelijk in den
grond, waaruit zijne stem zich nog duidelijk deed hooren. Hij hield hec
gesprek twee uren gaande, zoodanig, dat de dame volkomen van het be
staart des geestes overtuigd was, en dat, toen men haar het geheim had
ontdekt, zij de waarheid daarvan nog betwijfelde.
KATHOLIJKEN van GROOT-BRITANNIE.
De meeste Aardrijkskundigen leeren ons alleen, dat de Katholijken zich
in grooten getale in Ierland bevinden, terwijl Engeland en Schotland er
slechts eenige duizenden hebben. Wij zijn in staat daadzaken tegen deze
algeineene verzekeringen over te stellen. Wïj zijn dezelve verschuldig aan
eenen Aardrijkskundige, (den heer Balbidie zich door zijne naauwkeu-
righeid en grondige kennis van zaken eenen naam heeft gemaakt en ook
alle vertrouwen verdient. Wij zullen vooreerst van het eigenlijke Engeland
spreken.
Op het einde van 1826 had dit Koningrijk niet minder dan 391 Katholijke
kapellen. Dezelve waren door vier Bisschoppen bestuurd, die den titel van
Apostolische Vikarissen voeren, en aan het hoofd zijn van vier districten,
waarin dit Konningrijk verdeeld is. Deze districten zijn: dat van Londen
(London district), waarvan het Opperhoofd den titel voert van Bisschop van
Italia; van het Noorden (Northern); vin het Westen (IVest), en van hec
Midden (Middle).
De Bisschoppen hadden ook op hetzelfde tijdstip,.onder hun beheer, zes
tien opvoedingsgestichten voor jongens, veertien voor meisjes, elf vrouwen
kloosters met en vijf zonder scholen. -
Men kan niet juist het getal Katholijken dezer vier districten opgeven. De
heer Balbi gelooft echter, dat men dezelve op een half millioen zoude kun
nen begnooten. Onder dit getal komt de stad Liverpool alleen voor 33,000
zielen; Londen bezit er een veel grooter getal.
De Katholijke kapellen van Schotland zijn onder het oppertoevoorzigt van
twee Apostolische Vikarissen; die van het Hooge-land (Highlands) en die
van het Laage-land (Lonlands). Men kan het getal Katholijken op onge
veer 90,000 stellen.
De Katholijken van Ierland, alwaar zij zich in groote meerderheid, tegen
over de Anglikanen en anderen, bevinden, worden door vier Aartsbisschop
pen en twee en twintig Bisschoppen bestuurd, die op de volgende wjjie
verdeeld zijn:
De Aartsbisschop van Armagh, die Primaat van het Koningrijk is, en
waaronder staan de Bisschoppen van Longh-Meath, Derry, Uilmore, Ar-
dagh, Clog her, RaphoeDoron-Connor en DromOre.
De Aartsbisschop van Dublinwaaronder staan de Bisschoppen van Ossory,
Terns en Hildare-Leighlin.
De Aartsbisschop van Cashell, waaronder staan de Bisschoppen van Hitla-
loeCork, Limerick, Cloyne, Rofs, IVaterford-Lismore en Kerry.
De Aartsbisschop van Tuam, waaronder staan de Bisschoppen van Cloufert,
ElphinKillala, Achonry, Kilmacduagh-KHfenora-lVarden.
Bijna alle deze geestelijken hebben hunnen zetel in andere steden, dan
die, tyelke den naam aan hun Bisdom geven, waarvan de inkomsten door de
corresponderende geestelijken van de Anglikaansche kerk worden genoten.