'A°. 1836.
L E Y D S C II B
VRIJDAG
y&mxu'
COURANT.
DEN sasten JUNlJ.
NEDERLANDEN.
T U R K Y E.
l<»\ Tt
Leyden den 23sten Junij.
Men schrijft uit 's Gravenhage van den sisten dezer het volgende:
Het Hof neemt den 22sten dezer, wegens het overlijden des Konings van
Saksen, den rouw aan voor vier weken, en wel gedurende de twee eerste
weken den middelbaren rouw en over de twee laatste weken den ligten rouw.
Bij eene ministeriële resolutie is bepaald, dat voor liet vervolg de aan
slag voor den accijns van aangebragte ladingen, na gedane meting, van de
Sunderlandsclie maatkolen, zal geschieden voor twee derde gedeelten als
grove maatkolen en één derde als gruis, en alzoo op denzelfden voet zullen
behandeld worden als die van New-Castle en uit alle andere plaatsen vin
Groot-Britannie aangevoerd.
Naar men verneemt, zal Zijner Majs. korvet Heldin, die kortelings van
eene reis uit Oost-Indie teruggekeerd is, tegen het midden van de volgende
maand onttakeld en buiten dienst gesteld worden.
Uit Amsterdam meldt men van den 22 Junij het volgende:
Naar men nader verneemt, is de vergunning van den aanleg van eenen
ijzeren spoorweg' van Amsterdam naar Haarlem verleend, op voorwaarde-,
dat de ondernemers zich zullen houden aan een daarbij overgelegd bestek,
betreffende dien aanleg, de verschillende voorzieningen inhoudende, welke
ten dien aanzien In acht zullen moeten worden genomen. Bij dit bestek
wordt bepaald, dat het werk binnen twee jaren zal moeten zijn voltooid
en bestaan, met uitzondering van het vak van Halfweg, uit twee dubbele
sporen. Op den weg zal ten behoeve der ondernemers (met uitzondering
\Sn alle andere tollen) mogen worden geheven een tol, berekend voor ie-
dére Nederl. mijl afstands, gemiddeld, tegen niet meer dan cents per
persoon en 5 centen per 1000 Nederl. ponden goederen. De ondernemers
zullen op hunnen spoorweg het vervoer van personen en goederen door
stoomkracht mogen bewerkstelligen, onder nader goed te keuren bepalingen,
en zulks ook, tegen betaling van den tol, aan anderen moeten vergunnen.
Het bedrag van de vracht zal dat van den tol niet mogen te boven gaan.
Den isten Januarij 1835, telde men in Oud-Nederland 1,489,505 Her
vormden, 857,951 Roomsch-Katholijken53,921 Lnterschen, 46,655 Israë
liten, 31,630 Doopsgezinden, 12,010 herstelde Lnterschen, 5007 Jansenis.
ten, 4970 Remonstranten en 1975 leden van kleinere Kerkgenootschappen.
In Noord-Braband telde men 311,584 Roomsch-Katholijken, 41,356 Her
vormden, 1490 Israëliten en 720 Luterschen. In Holland 565,722 Hervorm
den, 237,406 Roomsch-Katholijken, 44,350 Luterschen, 32,370 Israëliten,
12,600 Doopsgezinden, 11,750 herstelde Luterschen, enz. In Gelderland
195,904 Hervormden, 121,975 Roomsch-Katholijken, enz. I11 Vriesland
182,807 Hervormden, 19,535 Roomsch-Katholijken, 12,570 Doopsgezinden,
enz. In Groningen 146,153 Hervormden en 12,286 Roomsch-Katholijken.
In Zeeland 101,312 Hervormden en 36,745 Roomsch-Katholijken. In Over
ijssel 118,716 Hervormden en 61,726 Roomsch-Katholijken. In Utrecht
74,315 Hervormden en 54,114 Katbolijken. In Drenthe 63,220 Hervormden.
Uit Utrecht meldt men van den 20 Junij het volgende:
In onze vorige hebben wij eene korte beschrijving gegeven van de groote
en van de Faculteits-banieren aan de Academie geschonken, thans kunnen
wij er bijvoegen, dat de groote banier is vervaardigd door Jonkvrouwe ,7<w»;;e
van Asch van JVyck-, de banier voor de Jurische Faculteit door Jonkvrouwe
van Toulondie voor de Literarische Faculteit door Jonkvrouwe Kenau van
alsch van l-Vyck; die voor de Theologische Faculteit door Jonkvrouwe
Swellengrebelen die voor de Geneeskundige en voor de Wis-en Natuurkun.
dige Faculteiten door de dochters der Iloogleerarën.
In onze vorige hebben wij gezegd, dat Z. K. H. PrinsFrederik Donderdag
audiëntie heeft verleend; doch hierin hebben wij ons vergist: reeds Dingsdag
middag, even na Hoogstdeszels aankomst, gaf Z. K. H. gehoor aan de leden
der Regering, aan de Studenten-Commissie, aan de militaire- en verdere
Autoriteiten.
Daar sommige dagbladen berigten medegedeeld hebben nopens geschenken
of eerbewijzen aan den heer Kufferath gedaanbij gelegenheid van de uit
voering der Cantate op den I7den dezer, welke min naanwkeurig zijn, zoó
haasten wij ons het navolgend verslag", ons door een' ooggetuige gegeven,
aan onze lezers mede te deelen.
Tusschen de 2de en 3de afdeeling der Cantate werd de heer Kufferath door
den heer Secretaris van Curatoren uitgenoodigdom zich van het orchest
naar de plaats in de kerk te begeven, aldaar Z. K. II. Prins FrederikHH.
Curatoren, Z. Exc. de Gouverneur en Gedeputeerde Staten der Provincie,
de Staatsraad Burgemeester en Wethouderen gezeten waren, ten einde aan
Z. K. H. te worden voorgesteld. Aldaar gekomen zijnde, ontving de lieer
Kufferath de minzaamste gelnkwelischen van Z. K. H., in meest vleijende
bewoordingen uitgedrukt, waarna de heer President Curator, de Baron van
der Capellenmet 's Prinsen goedvindenaan den verdienstelijken Componist
een bionzen gedenkpenning aanbood, zoo als dezelve van wege HH. Cura
toren ter eere van liet tweede eeuwfeest onzer Hoogeschool vervaardigd en
uitgedeeld zijn. Öp het orchest teruggekomen, werd aan den heet Kuffe
rath, op het onverwachts, namens de dames van het koor, door eene der
jeugdige zangeressen een1 fraai gevlochte krans op het hoofd geplaatst en
voorts eene gouden ketting omhangen, hein als een blijk van hulde en erken
telijkheid, door eenige der zangers en zangeressen, die zich gezamenlijk
onder zijne leiding oefenen, vereerd.
De heer Kufferath zijnen dank met aandoening betuigende, nam al spoedig
dien krans weder van liet hoofd en plaatste denzelven op zijn muzijk-lesse-
naar, terwijl een daverend gejuich der talrijke aanschouwers de algemeene
goedkeuring dier eerbewijzen te kennen gaf.
Nopens het tapijt, hetwelk in de Domskerk heeft gelegen, en waarvan wij
gisteren met een enkel woord melding maakten, kunnen wij nog zeggen, dat
het wapen der Academie met het omschrift er kunstmatig is ingeweven, en
dat dit voortreffelijk tapijt is vervaardigd door de in hun vak zoo zeer be
roemde kunstenaren, de heeren P. A. Garjeanne en Zoon, Koninglijke tapijt
en passement-fakrijkanten te dezer stede, en in welk kunst-tapijt, behalve
bet treffend geheel, inzonderheid de kunstweving van de slang, en de schoon
beid van de letters der Academische zinspreuk Sol Justitiae illustra not met
regt bewonderd worden.
Uit Assen meldt men van den 15 Junij het volgende:
Volgens ingekomen berigt, zijn in den nacht van den nden op den leden
dezer, ten gevolge van onbekende ootzaak, te Uffelte, in de gemeente Ha-
veltje, twee boeren huizen verbrand, het eene van 1'. IK. Monis, door hem
zeiven en tevens mede door eehen arbeider, R.Groningerbewoond, en bék
andere van .7. Gol, bij hem zeiven in gebruik. De brand is zeer snel- en lie
vig geweest; in het eerstgemelde huis roch zijn twee-kinderen, een jongetje
van 11 en een meisje van 9 jaren, van den eerstgenoemden bewoner ver
brand, terwijl de vrouw zoodanig door het vuur is gevdond, dat men voor
haar leven vreest. Verder zijn bij dezen brand omgekomen 40schapen, twee
kalveren, een oud en 12 jonge varkens, zijnde van de boerengereedschap
pen, huisraad, enz., niets gered, dan eenige kleedingstukken uit het huis
van .7. Gol. De beide hnizen waren voor brandschade verwaarborgd; het
eerstgemelde echter slechts ten deele, als zijnde later aanmerkelijk vertim
merd en vergroot.' Het zijn dan ook vooral de bewoners van dit huls, wel
ke zich thans in hulpbehoevende omstandigheden bevinden.
OOST-INDIE.
In een bijzonder schrijven uit Batavia van den isten Februarij II., ons ge
worden met het reeds bekend verslag van de krijgsverrigtingen op Sumatra's
westkust tot in het begin van Januarij, wordt onder anderen nog gemeld, dat
Z. Exc. de Gouverneur-Generaal Baud met het begin van de maand April
de reis naar het Vaderland zoude aanvaarden, aan boord van het schip de In
dia, welke bodem pas van Japan teruggekomen was; de Kapitein de Koek
zoon van den Luitenant-Generaal, zou Z. Exc. als Adjudant vergezellen.
Ook de familie van den Generaal de Kerens, zou tegen half Februarij met
het schip 's Gravenhagenaar het Vaderland terugkeeren. Den 22 Januarij
was uit Nederland re Batavia aangekomen de Kapitein Roeps, met een deta
chement van 180 manschappen, allen gezond en welvarende. Het éorps van
Cleerensnu 600 man sterkhad de benaming bekomen van bataljon jagers
N°. 9; hetzelve bleef nog voorloopig te Batavia in garnizoen. Men sprak
van het weder organiseren van de staven der drie groote militaire afdeelin-
gen, die elk gekommandeerd zouden worden door een Generaal-titulair, alsZ
de eerste door [den Generaal Schenck, de 2de door den Generaal Riess, de
3de door den Generaal Cleerens, welke naderhand, bij aftreden, door Kolo
nels zouden vervangen worden.
Uit Syrië wordt van den 17 April de tijding medegedeeld van eene muiterij,
die onder de bezetting van Jeruzalem uitgebroken is. In den nacht van 140P
15 April deserteerde een soldaardier bezetting. De Commandant Wilde zijne
makkers daar foor verantwoordelijk maken en veroordeelde 36 mart van de
compagnie des deserteurs tot honderd stokslagen ieder, bijaldien Iz'ij binnen
vier uren tijds den ontbrekenden niet terug vonden. Hierop sloegen twee
compagnien aan het muiten, trachtten eerst het paleis van den Gouverneur
binnen te dringen, doch zagen, omdat zij hier te grooten wederstand vonden',
van hun voornemen af, klommen over de stadsmuren heen en sloegen, teil
getale van 217, den weg in naar Karak, werwaarts zich nog meerdere mis
noegden schijnen begeven te hebben. Onder de ingezetenen van Jeruzalem
heerschte de grootste ongerustheid; men was bezorgd voor eene plundering.
De Gouverneur riep al de bewoners tot verdediging op, doch daar zij allen
ontwapend zijn, had deze oproeping géén gevolg. Daar hij in de soldaten
geen vertrouwen stelt en niet spoedig hulp van buiten verwacht, moet hij
zich met zijne beperkte hulpmiddelen te vreden stellenwelke daarin be
staan, dat hij de stads poorten zorgvuldig bewaken en bet 260 man sterke
garnizoen naauwkeurig gadeslaan laat.
Omtrent de genoemde ontevredenen in Karak, aan de andere zijde van de
Donde Zee, wordt in deze berigten verder gezegd, dat dezelve meerendeels
bestaan uit lieden, die uit hunnen eigendom zijn verdrevenlandloopers
misdadigers, deserteurs en ontloopen conscrits, die ondersteuning vonden bij
de Bedonïnen van SteenachtigjArabie, en bij welke al de onderdrukten uit Syrië
en Palaestina, die het Aegyptisch juk moede waren, zich aansloten. Hun
getal werd tusschen de 13 en 15,000 begroot. Het ontbrak hun aan wapenen,
krijgsvoorraad, levensmiddelen, noch paarden; hunne taktiek was steeds den
zwakkeren vijand te overvallen en voor een' overmagtigen zich in de woe
stijn terug te trekken. Deze lieden waren door geld noch amnestie te win
nen want de Syriers voelden zich gelukkiger met het nomaden-leven der
Bedonïnendan in de kasernen en onder den dwang der Aegyptenaren. Hunne
stoutheid ging zoo ver, dat zij hunne rooftogten tot Saba en Tecqua, drie a
vier uren van Jeruzalem, uitstrekten. Ibrahim-Pacha maakte zich gereed
om tegen rebellen op te trekkenhij zelf werd binnen kort te Damascus verwacht.
In latere berigten uit Syrië tot den 20 April, wordt gezegd, dat sedert liet
oproer der bezetting van Jeruzalemde openbare veiligheid tot zelfs nabij
de stad werd bedreigd; de roovers plunderden de reizigers op klaar lichten
dag uiten drongen 's nachts in de opene steden en dorpen. De bezetting
van Jeruzalem was middelerwijl door 400 man nit Rama en Kailfa versterkt;
daar deze soldaten echter van Tarsus afkomstig warenzoo liet men hen
ongewapend marcheren, uit vrees dat ook zij het voorbeeld van andere
hunner landgenooten zouden volgen, en de wijk naar Karak nemen.
SPANJE..
Berigten over Parijs van den 19 Junij.
Men leest in het Journal de Paris:
Tijdingen van Vittoria van den nden melden, dat de Generaal Menden-
Vigetot Minister van Oorlog benoemd, den loden naar Madrid vertrokken
is. Cordova wachtte hem daar en is den iöden moeten vertrekken.
Eene brigade is naar Neder-Arragon gezonden. Geen gevecht heeft plaats
gehad. De Generaal Villa-Real heeft het bevel van het Carlistisch leger op
zich genomen, gedurende de afwezigheid van Eguia, die de wateren gaat
gebruiken.
Men schrijft van Madrid van den ioden, dat de Generaal Lopez-Banoi tot
Kapitein-Generaal van Grenada benoemd is.
Bayonne den 15 Junij. Volgens besluit van Don Carlos zullen allé goe-
defen in de provinciën door hem bezet, toebehoorende aan Christinos solda.
ten of beamten geconfiskeerd worden.
Cabrera heeft aan den Generaal Rottendie in Neder-Arragon gebiedt,
doen weten, dat, indien zijne troepen niet even als die van liet leger van
het Noorden, in de voordeelen van de capitulatie van Lord Elliot begrepen
waren,hij de 600gevangenendoor hem in het laatste gevecht gemaakt, zon
doen doodschieten, even als bij de 50 officieren reeds gedaan heeft.
Berigten over Parijs van den 20 Junij.
Men leest in het Journal de Paris:
Een' brief van Madrid, onder dagteekening van den i3den, meldt, dat de