A°. 1838. LEYDSCIIE VRIJDAG NEDERLANDEN. O R A N Ta DEN 6den MEI. T U R K Y E. Leyden den 5den Mei. Men meldt uit 's Gravenhage van den 4den dezer: Z. K. H. de Prins van Oranje en Hoogstdeszelfs twee oudste Zonen, ver gezeld van eenig gevolg, hebben zich heden morgen naar Rotterdam bege ven, ten ainde van daar met de stoomboot de Batavier naar Londen te ver trekken. Eergisteren is er bij Zijne Maj. den Koning een afscheids-diner voor Hoogscdezelven gehouden. Zijne Maj. heeft den heer Mr. 77. .7. DijckmeesterVoorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gedurende de atgeloopen zitting en Rid der der orde van den Nederlandschen Leeuwtot Commandeur van dezelve orde benoemd. Men verneemt, dat Z. M. dezer dagen het Departement van Oorlog heeft gemagtigd, tot het nemen der noódige maatregelen, ten einde de les sen aan de Militaire Academie te Breda, tegen hec najaar weder aldaar te doen openen. Op grond van eene resolutie van Z. Exc. den Minister van Financien, zijn de Ambtenaren der belastingen onderrigt geworden, dat de opcenten, op de quohieren der directe belastingen van 1836 en 18361837 te brengen, de volgende zijn, namelijk: I. Grondbelastingen: 2 voor kwade posten, 8 voor het Rijk, 6 voor de Provincie, en 5 voor de Gemeente, behoudens de uitzondering, krachtens bijzondere vergunning, hieromtrent bestaande. II. Personele Belasting: 15 voor het Rijk, 6 voor de Provincie, en 7 voor de Gemeente. III. Patentregt: 25 voor het Rijk en 13 voor het Syndicaat terwijl we derom op de Patent-Zegels insgelijks 25 opcenten voor het Rijk en 13 voor het Syndicaat zullen moeten ingevorderd worden. Men verneemt, dat de Commissie tot het onderzoek der vraag, nopens de doelmatigheid en noodzakelijkheid tot het aanleggen van ijzeren spoorwe gen in ons Rijlf, in dezen laatsten tijd drukke zittingen gehouden heeft. Nopens derZelvér werkzaamheden en verrigtingen wil men weten, dat van eene zijde, die de doeltpiftigheid van de aan te leggen spoorwegen, naar het schijnt,"betwijfelt, bijzonder moet zijn aangevoerd, dat ook dan, wanneer de spoorweg van Belgie. naar.Keulen geheel in gereedheid zoude zijn, de Duitsche kooplieden nog meer zullen blijven uitzien naar het goedkoope, dan naar den bijzonderen spoed der overbrenging; en dat mén aldus door "eene vermeerdering van sleépvaart, waarvoor reeds nieuwe booten in aanbouw moeten zijn, en door de vermindering der vraeluen, dé handel op den Rijn voortdurend zou kunnen hehötlden. Van eert anderen kant moet echter ver klaard zijn, dat het aanleggen van eén ijzeren spoorweg van Amsterdam naar Keulen dagelijks noodzakelijker wordt. Daar de meerderheid der leden van .de Commissie zich met dit laatste gevoelen schijnt te zullen vereenigen, zoo wordt het waarschijnlijk, dat de Regering er toe zal overgaan, om voor. loopig in het aanleggen van den ijzeren weg van Amsterdam naar Arnhem te bewilligen, waaruit het voordeel zoude ontstaan, dat de koopwaren onmid- delijk per stoomboot van Arnhem naar Dtiitschland zouden kunnen worden vervoerd. Het Kabinets-rescript, waarvan men eenigen tijd geleden gewaag de, nopens de opmeting van een aan te leggen spoorweg van Amsterdam naar Arnhem, schijnt van die wisselingen van meeningen een uitvloeisel te wezen. Er moet ook door de Rotterdamsche stoomboot-maatschappij een voorstel gedaan zijn, om voor hare rekening vra'cht-vaartuigen van de jhoofdstad naar Vreeswijk te doen aanleggen, ten einde van daar dê stoom- booten zonden kunnen vertrekken; doch daar dit don Amsterdamschen han del te veel in afhankelijkheid zou brengenmoet ook dat voorstel weinig bijval hebben gevonden. Van de zijde van het Gewestelijk Bewind zijn dezer dagen de Plaatse lijke Besturen aangeschreven, om een wakend oog te houden op alle Vaar tuigen, van welken aard ook, diein hunne gemeenten, met passagiers en goederen, op bekomen concessie, af- en aanvaren, en om, zoo veel mo gelijk, al zulke voorzieningen daar te stellen, als noodig zullen worden ge oordeeld ter verzekering van den goeden staat en tot instandhouding van alle ten deze bedoelde vaartuigen, geene uitgezonderd, zoo tot voorkoming vati ongelukken voor passagiers als tot bevei.iging van de overgebragt wor.dendé goederen. Zr. Ms. fregat Patembang, thans liggende ter reede van Texel, zal met den I5den dezer buiten dienst worden gesteld én opgelegd; de Kapitein ter zee .7. C. .7. Diemcr, Commandant van gemeld frégac, zoo mede de verdere dfarop dienende officieren, enz., zullen op non èctiviteit worden gebragt. In afwachting van te verleenen pensioen, is aan den Colonel-Birecteur der derde fortificatie directie het non activiteits tractement toegekend. In den nacht tusschen Vrijdag en Zaturdag 11., is bij Ter Heide gestrand het kofschip Anna CatharinaKapitein Meeuwes, met ballast van Antwerpen naar Altona; de equipage is door de matrozen der reddingmaatschappij gejed. Uit Amsterdam méldt men van den 3 Mei: Heden middag zijn met het beste gevolg van stapel geloopen: Aan de werf de Nachtegaal, in Groote Bikkerstraat, het driedeks koop. vaatdii-fregaisehip Flevigebouwd door den heer .7. Huveenvoor rekening van den Reader, den heer J. Harsten, en zullende hetzelve gevoerd worden dpor den Kapitein 77. F. ^tmsberg. Bij den heer C. Duyts, aan de werf het Roopaard, op de hoogte van den Kadijk, het barkschip Gouda Susanna, Reeders, de heer 77. Engelkot Willing en Kapitein 77. Mulder. Dit schip is geheel afgetimmerd te wa ter gelaten. Nog meldt men van daar van den 4 Mei: Zijne Maj. de Koning heeft, bij kabinetschrijven van den 16 April N°. 105, gelieven goed te keuren de verkiezingen door de 3de klasse van het Koning- lijk-Nederlandsche Instituut van wetenschappen,letterkunde en schoonekun sten, van de heeren Mr. .7. R. Thorbecke en 77. E. IVeijersHoogleeraren te Leiden en P. van Limburg Brouwer, Hoogleeraar te Groningen, tot Leden. Door diezelfde klasse zijn ook nog tot hare Correspondenten benoemd de heeren Mr. S. .7. E. Rau, te Lenth, bij Nijmegen, en Mr. J. Ackersdijk, Hoogleeraar te Utrecht. Het Algemeen Handelsblad van gisteren bevat het volgende: Wij hebben in ons blad van den 30 April in een aan de Utrechtsche courant ontleend artikel uit 's Gravenhage gemeld, dat de Colonel Rijk, wegens te Medenblik heerschtnde koortsen, zijn ontslag als Commandant van het In stituut vooi de Marine aldaar bad gevraagd, enz. Wij zijn thans door gc- i ,0 meldeu Colduel .7. C. Rijk verzocht geworden, het betfóelde éerigt als oft. gegrond tegen te spreken. Uit Rotterdam meldt men van den 4 Mei: Z. K. H. de Prins van Oranje en Hoogstdeszelfs twee oudste Zonen zijn heden middag 'alhier van 's Gravenhage aangekomen en ten een ure met de stoomboot de Batavier naar Londen vertrokken. Hoogstdezelven hebben onder het gejuich van eene talrijke menigte en het aanheffen der volksliede ren door het Corps Muzijkanten van de dienstdoende Schutterij de reis naar Engeland aangenomen. Door heeren Directeuren van het Provinciaal Uirechtsch Genootschap, zijn twee der tien ingezonden dichtstukken op het aanstaande eeuwfeest der Utrech.sche Hoogeschool den gouden eereprijs waardig gekeurd, en is bij opening der biljetten gebleken, dat schrijvers daarvan zijn de heeren mr. B. IV. A. Sloet tot Oldhuis, te Hengelo, injOverijsselen IV. H.lVarn- sinck Bz.te Amsterdam, terwijl een zilveren eereprijs door hen wordt aan geboden aan den auteur van het in waarde naastbij komende dichtstuk, dat tot motto heeft Floreatcriscatbijaldien hij goedvindt zijnen naam bekend te maken. Uit Breda meldt men van den 3 Mei: Gisteren is in onze vesting aangekomen en in het hotel den Gouden Leeuw afgestapt Z. D. H. de Hertog Bernhard van Saxen-lVeimarOpperbevelheb ber der 2de divisie van het leger te velde, ten einde inspectie te houden over de alhier in bezetting liggende 12de afdeeling infanterie. Ten opzigte der door het Engelsche Gouvernement gevorderde terug betaling van voorschotten, gedaan aan de in 1833 te Portsmouth aangehou den Hollandsche schepen, is thans bekend geworden een officieel antwoord, door onzen Consul te Portsmouth, op zijn ingeleverd vertoog tegen die vor dering, van de Kamer der Thesaurie ontvangen, waarin deszelven te kennen wordt gegeven, dat de Lords der Thesaurie aan den Raad voor de uitgaande regten voorschriften hadden gegeven, dat geenerlei vervolgingen zullen plaats hebben tegen eenen der Gezagvoerders van de bedoelde schepen, zonder te voren gezegde Lords in die zaak te kennen. Van de Servische grenzen schrijft men van 12 April! Volgens de nieuwste berigten, welke in onze oorden uit het noodelijk deel van Bosnië aangekomen zijn, is daar aan de invoering der hervormingen en van het soldatenwezen niet zoo spoedig te denken, en de gebeurtenissen in Livno hebben groote bekommernis te weeg gebragt. In Albanië ziet het er ook weder zeer onrustig uit. Ten gevolge van deze berigten rust Vorst Milosch zich uit, om, ingeval van nood, 'den Vezier van Bosnië te ondersteunen en 6,000 goed georganiseerde Serviërs zijn bestemd tegen Bosnië op te rukken. Men weet, dat zich Vorst Milosch, gedurende zijn verblijf te Konstantino- pel verbonden had, Bosnië in toom te houden; doch meenig een wil in de overigé demonstratien slechts een voorwendsel vinden, waardoor hij voor eene uitnoodiging, om naar Konstantinopel te komen; met voegzaamheid bedanken kon. De laatste gedachten verkrijgt daardoor eenig gewikt, dewijl Milosch onder zoodanige omstandigheden m'et eene zoo geringe strijdmagt en bij den ijverzucht van alle Pacha's tegen hem, moeijelijk het waagstuk, om Bosnië in te rukken, ondernemen zal. Geheel Bosnië is eene vesting en maakt eene verdediginsliniegelijk die van Don Carlos in Spanje, mee eene dweepachrige bevolking, welke bereid is derzelver oude gebruiken en zeden te verdedigen. Ten gevolge van die berigten uit Bosnië schijnt Vorst Milosch zijne voor genomen reis naar Weenen uitgesteld te hébben. Ten minsten melden heden aangekomen brieven uit Pojarevats van den loden, dat de Vorst de toebe reidselen tot zijne reis plotseling gestaakt heeft en zich ijverig met miiitair- uitruscingen bezig houdt. SPANJE. Berigten over Parijs van den 1 sten Mei. Het Journal de Paris heeft dezen avond de volgende tijdingen medegedeeld. Den 16 April is de Generaal Bernelle op de hoogten va« Larasoana aan gevallen door 7 bataljons Carlisten onder bevel van Garcia. De Generaal Bernelle had slechts 500 man en 4 stukken om kan dezelve tegén te stellen. Het gevecht heeft 5 utén geduurd, en is gfeéindigd door den tcrugtogt van de Carlisten, die op Esain zijn teruggeworpen, na een aanmerkelijk verlies ondervonden te hebben. - De Generaal Bernelle is ligt gewondhij heeft 85 man buiten gevecht gekregen. Den volgenden dag, niettegenstaande hun grooter getal, hebben de Car- listen niet raadzaam geoordeeld het gevecht te beginnen. Volgens de Sentinelle des Pyrenées had Bilbao een garnizoen van 5,000 man. Het gerucht liep in die staddat de Carlisten dezelve weder wilden aanvallen. Door den Christinos Generaals de Baron Meer en Iriarte zijn eenige bruggen der Carlisten vernieldwelke over de rivier te Berascoain geslagen 'Waren, Brieven van Barcelona melden, dat in die stad eene groote gisting heerschteter oorzake van de duurte der levensmiddelen. Eene proclamatie van de Autoriteiten had deze gisting niet verminderd. De tijdingen ondertnsschen van Opper-Catalonie waren gunstig. De benden Carlisten werden door de mobiele colonnes vervolgd. Het hoofdkwartier van Mina was naar Farrega overgebragt. Uit Pontevredo in Galicie wordt van to April gemeld, dat Lopez, aan het hoofd van 500 Carlisten, in het arrondissement van Taveiros is binnen gerukt en den Commandant alsmede eenen Kapitein der nationale garde het hoofd heeft laten afhouwen, na hén vooraf tie wreedste folteringen te heb. ben doen ondergaan. Nog zes andere burgers zijn evén jammerlijk omgebragt. Berigten over Parijs van den 2 Mei. Men leest in het Journal de Paris: Den 28 April bezette Generaal Bernelle nog altijd dezelfde stelling, vol moed de Carlisten afwachtendedie nog geene beweging gemaakt hadden. Hij heeft 30 gek westen naar Pampeluna doen overbrengen; hij heeft izdooden. De Carlisten hebben meer dan 60 dooden en 200 gekwesten gehad. Dit gevecht, 7.00 roemrijk voor het vreemde legioen, blijkt een levendigen indruk bij de bevolking en op den vijand te weeg gebtagt'te hebber..

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1836 | | pagina 1