eale maatregelen, maatregelen, waarmede het Ministerie de heffing ver.
gezeld wil doen gaan, gèscreugctijk gispen. Inzonderheid keurt men de
beide volgende artikelen der wet af:
Art. 3 De werkplaatsen en pakhuizen der fabrijken zullen slechts éénen
ingang kunnen hebben. De fabrikanten zullen.gehouden zijn, om alle andere
uitgangen, alsmede elke gelegenheid tot gemeenschap met de naburige hui
zen of eigendommen te doen sluiten of toemetselen.
Art. 4. Zij zullen evenzeer gehouden zijnom bij den ingang hunner fa-
brijk, een vertrek in gereedheid te brengen voorde ontvangst der Ambtena
ren, die met het toezig daarover belast zijn; en daarenbovên om aan de
Régie de kosten van dat toezigt terug te betalen, welke kosten voor de fa
brijken, die 's jaarlijks niet meer dan 100,000 kilogrammen (Nederl. ponden)
voortbrengen, op 2000 franken 'sjaars, voor degenen, die van 100,000 tot
300,000 ponden opleveren, op 2500 franken, en voor de fabrijken van nog
grootere uitgebreidheid op 3000 franken zijn vastgesteld. Deze schadeloos
stelling zal van drie tot drie maanden vooruit moeten worden betaald en voor
het geheele jaar verschuldigd zijn, niettegenstaande de werkzaamheid in de
l'abrijk van den eenen oogsttijd tot den anderen is geschorst geweest.
Men meent, en waarlijk niet ten o'nregte, dat door deze laatste bepaling
het doodvonnis wordt uitgesproken over de kleine fabrijken van beetwortel-
suiker, die in de noordelijke departementen van Frankrijk in vrij groote ge
tale begonnen op te komen. Geenzins ongewoon is het daar thans, dat een
eigenlijk landbouwer met zijd gezin, den tijd, die van den veldarbeid over
schiet, tot het bciciden van suiker uit door nem zeiven aangekweekte beet
wortels besteedt.
Ren enkel Journal, de Inpartialvat dezen morgen de partij voor die
wet op, liet toont aandat geen belasting-wet ooit zonder moeite is door
gegaan, zoo als die op het zegel; maar dat daarna echter alles weder stil werd.
De gerant van het dagblad de Quoridienneis door de Jury vrijgesproken.
-Bij eenén zekeien koopman in wijn heeft de Poiicie eene drukpers ge
vonden, waarop Republikeinsche liedjes en pamphletteiy tegen het Gouver
nement gedrukt we.den.
De jongste stormen zijn voor de stad Teste vooral noodlottig geweest,
78 visschers waren den 23sien Maart 1. 1. uit de haven gegaan, van weike
niet één is teruggekomen de 6 schepenwaarop zij zich bevondenzijn
geheel verbrijzeld. .Twaalf van deze ongelukkigen waren ongehuwd; 10 ge
huwd zonder kinderenen 56 huisvadersdie 160 weezen nalaten.
De Koning heeft aan den Maarschalk Clausel in Afrika eenen brief
gezonden, waai in hij hem dank zegt voor de zorg over zijnen zoon gedra
gen en hem, wegens de behaalde overwinning, mét loftuitingen overlaadt.
Van Algiers is onder oevel van den Maarschalk weder eene expeditie
uitgetrokken.
Den 7 April. In het Journal de Paris leest men
Sedert eenige dagen wórdt er in zekere dagbladen veel gewag gemaakt van
de ontdekking eener groote zamenzwefingwelke de gevangenneming van
150 personen zou ten gevolge gehad hebbeu.
Deze tijding heeft niet den minsten grond.
Het ontwerp van wet op dé suiker is met even zooveel tegenzin in
de onderscheidene bureaux der Kaïnerals in de Kamer van Afgevaardigden
zelve ontvangen.
De heesen' BowringThomas en Pinglein Commissie uit Londen, te
Psrijsom over spoorwagen tusschen die beide steden te onderhandelen
zijn op eene audiëntie bij den Koning geweest en zeer goed ontvangen.
Volgens de laatste berekening zouden de onkosten voor die spoorwegen
minder aanmerkelijk zijndan men dadelijk meende zij zouden in het ge
heel 4,000,000 4 of 100,000,000 fr. beiooptn. De kapitalisten in Londen
zonden zonder twijfel deze som. uitschieten,
De Deputatie is dezen avond naar Brussel moeten vertrekken, om over
eenen spoorweg tusschen die stad en Parijs, welke met dien van Londen
in verband zou staante onderhandelen.
MENGELINGEN.
Gnder het Mengelwerk van de Utrechtsche couraht van den 8sten dezer,
vinden wij het volgende:
Bij de aanstaande viering van het Tweede Eeuwfeest van de Stichting
der Utrechtsche Hoogeschoolzal het onzen geëerde lezers niet onaange
naam zijn hec volgende te vernemen van hare oprigting en inwijding op
den 16 Maart. 1636.
Reeds vóór het jaar 1606 was er bij de Heeren Staten, opgewekt door
het voorbeeld van Holland, Vriesland en Groningen, geraadpleegd, 0111 eene
Provinciale Academie, het zij te Utrecht of binnen Amersfoort, op te rig-
ten, en daarvoor een ontwerp over te geven; maar dewijl dit vele jaren
vertraagde, zoo nam de Regering van Utrecht, de heeren Dirk van i'elt-
hiiyzen en Anthony de Goyerzijnde Burgemeesters, het loffelijk bèslyit, in
het jaar 1634, om een lllustre of doorluchtige school binnen hare stad óp te
ngteii, hetgeen tersiond werd in het werk gesteld.
De, goede voortgang van dit werk en de groore toeloop van leerlingen der
waarts deed de Regering van Utrecht vervolgens in hét jaar 1636, gedurende
het Burgemeesterschap van de heeren Gysbcrt van der Hoolck en Dirk van
Veithuysenbesluiten, derzelver lllustre school in eene Academie te veran
deren. De heeren Staten dezer Provincie gaven daartoe niet alleen hare
toestemming, maar ook behoorlijk octrooi, in de maand Februarij des ge-
melden jaars. Men benoemde terstond de eerste Curatoren, stichtte zekere
inkomsten tot onderhoud der vereischte Professoren, en stelde orde om ge
leerde en «'aardige mannen te beroepen. Te gelijk werd er ook een begin
gemaakt, om eene bekwame plaats tot de Academie te bereiden, namelijk,
den kruisgang bij St. Martens Domkerk, de gewezen Kapittel-kamer, de eet
zaal en andere daarbij zijnde vertrekken, welke in het jaar 1579 bij de Ge
deputeerden der vereenigde Provinciën gediend hadden, om er de vermaarde
zoogenoemde Unie van Utrecht te teekenen. Dezelve werden behoorlijk ge
separeerd, met de nóodige catheders en banken voorzien en verder gefioeg-
zame plaats ingeruimd, ten dienste van de Auditores in alle de Faculteicen
in het bijzonder.
Alles in volkomen gereedheid zijnde, werd er rot de inwijding toestel ge
maakt. Des Zondags te voren, zijnde den 13 Maart 1636, werden er, op
last van de heeren Burgemeesters en Vroedschappen, in alle de kerken der
s'tad ópenlijke gebeden gedaan, om den zegen des Heeren op deze onder
neming af te smeken. De alom beroemde heer G'isbertusFoetiuseerste Pro
fessor aan de lllustre school en toen aan de nieuwe Academie, ook te gelijk
predikant dezer Stad, deed op dienzèlfden dag, in de Domkerk, eene zeer
toepasselijke predikatie, tot voorbereiding van dit loffelijke werk, handelende
in het breed over dè nuttigheid der Akademien en scholen, mitsgaders der we
tenschappen en'kunsten, die op dezelve geleerd werden, naar aanleiding van
Luc. II: 46.
Dén 16 Maart geschiedde de inwijding in de voorgemelde Domkerk met
veel plégtigheid, wó-deiide de heeren Professoren met statie en een groot
gevolg derwaarts geleid. Dezelve «'aren Hern,'tardus Schotanus, eerste Rec
tor Magnificus, en Anthonitts Matthxus, Professoren in de beide Regten,
Gisbertus foetius. in de Theologie, (wien ten eersten Mcinhardus Schotanus
tot Ambtgenoot werd toegevoegd); Gut Helmus van der Straten, in de Me-
dici'nen, Henricus Renerius, in de Philosophic, Anthonius Aemiliusin de
Gë'sctóedems én' Politica, en Justus Lyraus, in de Talen en beschaafde We
tenschappen. Onder de inleiding hoordé mefi,gc*téd:g eeil zeer heerlijk -fiti-
zijk, zoo wel van stemmen als instrumententerwijl de klokken op eei
ongein eene wijze daaronder speelden en luidden. Des avonds werdén er
vreugde-vuren gemaakt en piktonnen voor het Stadhuis, op de St. Maartens
brug en voor de Academie aangestoken; ook duizcude van vuurpijlen en
andere kunstige vuurwerken afgeschoten. De piktonnen waren met groene
kransen omvlochten en .opgetooid. In het Agiiieten-klóoster had de Magis
traat eenen zeer kosteiijken maaltijd doen bereiden, aan welken honderd en
twee personen deel namen, onder welke Prinsen, Paltsgraven en Hertogen
waren. Alles geschiedde ih de besté orde en met groote praeht.
De Regering van Utrecht had ruime stof om zich over deze inrigcing te
verblijden, want de Academie begon met veel luister het hoofd op te ste
ken zoodat zij voor geene andere in de vereenigde Nederlanden behoefde
te zwichten. Vele buitcnlandsche Studenten uit alle oorden Van Europa,
onder welke zelfs zeer aanzienlijken,, kwamen dezelve bezoeken, grooie
legaten werden aan haar gemaakt, zoo om de boekerij te vermeerderen,
als om aan onvermogende jongelieden gelegenheid eri aanleiding cot de stu -
dien te geven, en ofschoon hare werking eenigzins gestremd en hare bloei
verminderd werd door den inval der Franschen in de jaren 1672 en 1673,
die het gebouw der Hoogeschool tot een magazijn gebruikten, en gedijen
de hun verblijf van zeventien maanden binnen Ucreeht, veel schade aanrig-
ten, zoo hernam zij echter spoedig haren vorigen luister, en vierde op den
17 Maart 1686 haar vijftigjarig jubilé met veel praal en vreugde. Des mor
gens van 6 tot 7 ure hoorde men alle de klokken van kerken en torens in
de geheele stad luiden, om daarmede een algemeen teelten tot het begin te
geven. Van 7 tot 8 ure werd het geluid van trompetten en trommels van
den DomStoren over de stad géhoord, daar het welluidend geklank van de
speelklokken op volgde. Te 9 ure werd er wederom met alle de klokken
van de geheele stad geluid. Te to lire hoorde men op nieuw van buiten
shet geluid vam trompetten en keteltrommen eii binnen in de Domskerk eene
uitmuntend fraaije muzijk. Omtrent 11 ure kwamen de heeren Burgemees.
ters en 12 Rac.eu, aan wie de zorg der Academie was toevertrouwd, be
nevens tien Secretaris, in den Senaat van de Academie, waar de Professo-
ren hen in plegtig géwaad afwachtten. Van daar ging de gaiische stoet naar
de DomsKerk, alwaar reeds de heeren Staten, GéëligeerdenRidderschap,
verdere Magistraat, Raden van het provinciaal Hof en de voornaamsre bur
gers van allerlei staat en waardigheid, benevens de vreemdelingen zich be
vonden Vervolgens beklom de Professor Joh. Georg. Grxvius den predik
stoel, welke met tapijten bekleed was, terwijl de overige Professoren aan
weerszijden van denzelven plaats namenonder een zeer heerlijk muzijk
van stemmen en instrumenten. Dit geëindigd zijnde, deed de heer Grxvius
eene fraaije redevoering ter zake, in de Lacijnsche taal, onder eenen groo
ten toevloed van menschen. Tusschen beide hoorde men nogmaals eene
fraaije muzijk; hetwelk geëindigd zijnde, ging men weder naar de eerstge-
mefde plaats, 111 dezelfde orde als men gekomen was. Op het Stadhuis werd
een kostelijke maaltijd gehouden; des namiddags werd er alle uren een aan
genaam klokkenspel en trompetgeschal gehoord en de plegtige dag in vro.
lijkheid geëindigd; ook de volgende en derde dag mei allerlei vuurwerken
en vreugde-vuren besloten (1).
De DIENSTBODEN te PARIJS.
Men kan zich geen denkbeeld vormen van de menigte personenwelke uit
alle oorden van Frankrijk, op Parijs komen nedervallen om er nun fortuin te
maken. En wat is hun middel hiertoe? een klein pakje, hun geheel vermo
gen inhoudende, dat zij onder den arm houden en het adi-es van een ver-
huur-kantoor voor dienstboden, dat een stad- of dorpgenoot, die reeds for
tuin gemaakt heelt, hun jieeft doen toekomen. Men zoude kunnen vragen
ot alle deze fortuinzoekers, die gedurig en in zoo grooten getale té Parijs
komen aanstroomeneen bestaan kunnen vinden; voorzeker neen, een groot
aantal hunner ziet zich genoodzaakt, na alle gelegenheden tut plaatsing
vruchteloos te henben opgespoord, hunne weinige stukken geld te hebben
zien verdwijnen, en ten slotte hnnne geringe plunje te hebben verkocht, te
voet, met eene ledige beurs en een bedroefd hart, w.-der huiswaarts te kee-
ren. Wat de gelukkigen betreft, die geplaatst heboen kunnen worden, deze
zijn na een jaar tijds niet kenbaar, de wetsteen der Parijsche beschaving
heeft hen zoodanig hervormd, dat men in die vergulde lakeiiendie sierlijke
jagers, de onnozele boeren niet zoude herkennen, welke twaalf maanden te
voren boven van de diligence afstegen.
Wat veel tot de spoedige plaatsing van zou véle lieden bijdraagtis het
groot aantal dienstboden, waarvan wij vooreerst de vronwelijke acnereeii-
volgend zuilen nagaan, te beginnen met de kamenier. Hoewel de tegen
woordige kamenier veel verschilt van die, welke 'lnen nog ill de oude
Fransche komedien ziet verschijnen, heeft zij nog een gedeelte van haren
invloed op hare meesteres behouden, om dat haar toestand haar altoos de
gedwongene vertrouweling van vele geheimen maakt, en zoo men hare raad
gevingen niet meer betaalt, beloont mep hare sttizu'ijgëndiieid. Van haar
qud gewaad heeft de kamenier twee dingen behouden: de kleine muts en
den kleinen boezelaar; daar echter de revolutie tussdheu beide is gekomen,
hebben de muts en de boezelaar eene wijziging ondergaan, beide hebben
verloren hetgeen zij overvloedigs hadden de rozen zijn van de muts geval
len, en bij den boezelaar, heeft het katoen, het te zwierige kamerdoek
vervangen. Met haar eenvoudig en toch aangenaam gewaad behoudt de
Fransche kamenier den voorrang boven alle andere, en vuoial boven die arne
Engelsche meisjes, die alleen de afgelegde kledingstukken van hare mees
teressen dragende, er altijd kaaltjes uitzien. Hoewel de Fransche kamenier
haar gebabbel van voorheen verloren heeft, blijft zij echter aanspraak op de
modetaal makenen weet van tijd tot ciicf eën gezocht woord te plaatsen
dat zij in de salons steelsgewijze heeft gehoord; bovendien bezit zij eenige
letterkunde, en leest gretig alle de romans, welke hare meesteres op den
schoorsteen laat leggen, ook is zij romantisch, en zoèkt gedurig een hart,
dat haar hart moge verstaan. Met deze denkbeelden is het niet te ver
wonderen, dat de kamenier weinig met de overige dienstboden omgaat; ge
woonlijk vindt zijdat deze eenen slechten toon hebbênen veracht hunne
hulde, uirgezonderd echter die van den jager; want zj bekent zulks, zij
heefc een zwak voor den jager, hij is zoo knap in zijnen groenen fok! zijne
gouden epauletten schitteren zoo schoon, wanneer er de zon op schijnt,
zijne vederen staan zoo sierlijk, ziine knevels zijn zoo wel gekruld, zijn
geheel uiterlijk is zoo bekoorlijk, dat men niet andgrs kaïij dan hem te be
minnen. Wat de familie van de kamenier betref., hare goede manieren en
het lezen van romans maken, dat zij gewoonlijk overhelt voor eenen vader,
die als'Kapitein te Waterloo gesneuveld is, daar zijn er zelfs die alle here
bloedverwanten op zoodanige wijze zoude «uilen te regt brengen. Haar ouder
dom is altijd van twintig tot dertig jaren, deze laatste jaren behoudt zij tot
haar vijftigste jaar toe, als wauneer zij op hare renten gaat leven zoo zij
zliinig is geu'eest, of anders bij hare meesteres blijft en huishoudster wordt.
Zoo wij nu in de keuken dalen vinden wij veel onderscheid. Hier komen
geene romantische denkbeelden of sierlijk tooisel meer tg pas. Die goede
dikke meid, die alle de fornuizen bewaakt, die gedurig op moet passen dat
het gebraad niet aanbrandt, dat de sausen niet schiften en wat niet al, heeft
waarlijk geenen tijcf om op haar toilet te denken. Haar geheele dag is
bezetdes ochtends dadelijk naar de marktvan daar terug zijnde moet
C1Zie het Sof Justitie illustra nos ofte Jubel Jaer ven de Hootseeckool tot Utrfc'it
dour ANNLT VAN DER SCHUER. Tc UtTCCllt bij FRANfUlS HALMA, KS8Ê.