AV 1836, leydsche OUR A N T. VRIJDAG DEN n den MAART. NEbERLANDEN. Leyden den ioden Maart. .IV *-- iM 4 ifj) Sis KENNISGEVING S C H U T T E R 'ij. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, brengen bij deza, ter kennis van de Ingezetenen, en bijzonder van de leden der dienstdoende Schutterij dezer Stad, dat door de Edele Groot Achtbare Heercn Gedeputeerde Staten van Zuid-Hollandbij 'resplutie van den 16 Fcbruarij jl.N°. 20, ingevolge Zijner Majesceits besluit van den il"December 1835 Staatsblad N°. 40), is goedgekeurd het navolgend TARIEF der, Regtskostenwelke, ingevolge de wet van den 11 April 1827, {Staats blad N°. 17), en Zijner Majs. besluit van den 25 Mei 1829, Staatsblad N°. 38), door den Bode van den Schuttersraad bij de dienstdoende Schutterij it Leyden, van 'de bekeurde en veroordeelde leden der Schutterijol" bij onvermogen of vrijspraak van dezen, uit de Stedelijke kas mogen gevorderd worden. Wegens bekeuringen, ingevolge art. 68 en 71 der wet: Voor een beboeting-billetNihil. '33 de eerste insinuatie10 cents. de tweede insinuatie 15 de derde insinuatie20 een bevel tot lijfsdwang 20 een bevel tot medebrenging 50 33 het ontsluiten der Provoost 25 verzorging en voeding in de Provoost, per dag 35 "Wegens de procedures voor den Schuttersraad: Voor de dagvaarding van den beschuldigde 25 cents. 33 de dagvaarding der getuigen Voor den eersten getuige20 V001* eiken volgenden getuige 10 33 de kennisgeving van de door den Auditeur ingeleverde conclusie 15 de sommatie, 0111 bij de uitspraak van liet vonnis tegen woordig te zijn15 33 de insinuatie vim het vonnis 20 33 het kopieeren van het vonnis per róle, houdende 20 regels per bladzijde 10 33 de eerste insinuatie tot betaling15 de tweede insinuatie tot betaling 20 33 de derde insinuatie tot betaling 25 33 liet bevel tot lijfsdwang25 liet bevel tot medebrenging 75 33 het ontsluiten der Provoost 25 r verzorging en voeding in dezelve, per dag 35 ,En ten einde niemand hieromrtent oinvetcnheid zoude kunnen voorwenden, zal deze worden afgekondigd en aangeplakt, waar zulks gebruikelijk is. Aldus gedaan en gearresteerd bij H. H, Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, op den 7 Maart 1836, J. G. de Mey. Ter ordonnantie van dezelve, P. A. du Pui. Heden morgen is van 's Ilage komende onze stad gepasseerd, na van paar den verwisseld te hebben, Zijne Exc. Baron van Heekeren van Kei, Gou verneur van Gelderland. Door Zijne Maj. den Koning zijn gedaan de navolgende benoemingen: Tor Staatsraden in buitengewone dienst; de heeren Charles Beercnb'r'oek hatstens Secretaris bij de Algemeene Nederlandsche Maatschappij: ter Be- \gunstiging van de Volksvlijt, en Mr. G. Groen van Prinsterer, Secretaris van 's Konings Kabinet, belast met het toezigt van Zijne Majesteits Huis-Ar chief, met bepaling, dat hij bij voortduring zal belast blijven met het toe zigt over dar Archief. Tot lid van den Raad van State, de heer Mr. C. .7. G. Copes van Hasselt, tot dus verre Griffier van de Staten der Provincie Holland. Tor Schoolonderwijzer voor de Nederlandsche Etablissementen ter kuste Ivan Guinea is benoemd A. Tette, Schoolmeester te Amsterdam. Men meldt nit 's Gravenhage van heden den ioden dezer: Eergisteren avond is er een bal gehouden bij den Deenschen Minister aan ros Hof, Baron de Selby, waarop Z. K. H. de Prins van Oranje en Hoogst- eszelfs zonen, HH. KK. HH. Prins en Prinses Fredcrik der Nederlarden in HH. DD. HH. de Hertog en Hertogin van Saksen -iVeimar zich bevon- en hebben. Heden morgen is Z. K. H. de Prins van Oranje uit deze Residentie laar 's Bosch vertrokken. i In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaaivan heden, is aan de Kamer hulde gedaan van eenige werkjes, waaronder dat van den Advocaat van Gigeh, over het geldsnoeiien, en een betrekkelijk de ontgin- iitig van woeste gronden. De heer van Rappard beveelt dit laatste geschrift per Kamer aan. i Eenige ingekomen verzoekschriften worden aan de Commissie verzondendie iersiag doet, bij monde der heeren van Rappard, RommeVerwey-Mejan muck Hurgronje en Vyfhuis, op een aantal in hare handen gestelde stukken, fetrekking hebbende tot de ontwerpen van wet nopens de ontginning van poeste gronden; tot de aflossing der Staats-schuidtot de overstroomingen an landerijen op de grenzen; tot de indeeling des Rijks in regterlijke ar- Pndissementen en kantons; tot de belastingen op het personeel en de gfond- elasting; tot den accijns op den turf; tot de vrijdommen van accijnsen,; enz. |e meeste der ingekomen, stukken zullen ter griffie worden nedergelegd. De zitting wordt tot nadere bijeenroeping gescheiden., Door de Commissie van Toevoorzigt der Maatschappij van Weldadig- id zijn, den 19 December 1835, goedgekeurd gevvorden de beide versla- n harer sub-Commissienhet eene betreffende het onderzoek van den staat t Koloniën en gestichten, en het andere betrekkelijk de opneming van de lening en verantwoording van ontvangsten en uitgaven, over het zeven- ode dienstjaar, van i°. Janurrij tot ultimo December 1834. Uit die verslagen is, onder anderen gebleken, dat het de sub-Commissie, onderzoek, is voorgekomen, dat de staat van den landbouw in de Kolo- n betrekkelijk goed is. Dezelve is toch niet minder dan buiten de Kolo- Jt, en hier en daar treft men zelfs een zeer gunstig verschil aan in het raeel der koloniale cultures. Onder de landbouwers van buiten, die ge- eerd hebben bij vergelijking te oordeelen, zijn er die geetie zwarigheid maken dit te erkennen, pit viel, naar men aanmerkt, te meer in het oog; daar de 'langdurige droogte, op de meeste gewassen, zeer nadeeiig gewerkt, en aan het land een dor aanzien gegeven had, terwijl men zich niettemin van tijd tot tijd mogt verlustigen in het gezigt van menigen akker, waarvan de vruchten eene milde vergoeding voor de daaraan bestede kosten en arbeid beloofden. Hoezeer de toestand alzoo betrekkelijk was, is dezelve niette min voor verbetering vatbaar, dat is, de. uitbreiding der cultuur, of liever de voltooijing der ontginning, is voor de Koloniën eene wezenlijke en drin, geilde behoefte, en zal dit meer en meer worden, naarmate de bevolkjng to;;,i?eiBG Zoo beschouwt men, onder anderen, het koopen van beesten voeder 111 groote hoeveelheden buiten de Koloniën oneigenaardig en schade, lijk. Het is der sub-Commissie wenschelijlt voorgekomen, dat de aandacht van liet Bestuur der Maatschappij op dat hoogst gewigtig punt bepaaldelijk worde gevestigd, ten einde naar middelen te kunnen omzien, om met goed gevolg de hand te leggen aan de voltooijing van een werk, hetwelk de dank bare hulde "der nakomelingschap zal wegdragen wanneer de geschiedenis zal ieeren, dat duizenden, in wier onderhoud alleen uit liefdegiften moest wor den voorzien, die, met of zonder hun toedoen, van tijdelijke middelen ver stoken, voor de maatschappelijke zamenleving verloren waren, door de be- langlooze liefdadigheid hunner landgenootenuit dien ellendigen toestand, ais kinderen van hetzelfde gezin, verzameld opgenomen en verpleegd, tot een nuttig, geregeld en arbeidzaam leven opgeleid, eene mate van welvaart zijn deelachtig geworden, welke zij te voren niet kenden, en waarop hun zelfs geen uitzigt was overgebleven. In het verslag wordt voorts gezegd, dat het fabrijkwezen in de Koloniën zich langzamerhand uitbreidten met de ondervinding en oefening vooruitgaat; dat de verstandelijke en zedelijke be schaving der kolonisten met lofwaardigen ijver wordt behartigd, en zoowel zij. die met het gewoon ouderwijs belast zijn, als de Leeraren, wien de gods. dienstige vorming is aanbetrouwd, doordrongen schijnen van liet besef, dat zij eene wel moeijelijkemaar tevens zeer vereerende en gewigtige taak op zich hebben genomen-; dat liet landbouwkundig onderwijs in het gesticht te Wateren op nieuw eene afzonderlijke en loffelijke vermelding verdient, want nitdie kweekschool, dit mag men zegt de sub-Commissie, als zeker stellen, zullen ervaren landbouwers voortkomen, door wetenschappelijke kennis en practische oefening gevormd, en derhalve tot dien trap van beschaving ge vorderd, van waar zij, zonder slaafsche gehechtheid aan het oude, noch wufte vooringenomenheid met het nieuwere, de nasporingen van vernuftige waarnemers dienstbaar kunnen maken aan de verbetering van den landbouw als de milde bron, welke alle andere takken Van nijverheid in het aanzijn riep 'en onderhoudt; en dat de staat van gezondheid zeer gunstig was, zoowel op de hoeven en in de afzonderlijke^woningen, als onder de bewcr. ners der g-'éstienten, alwaar de inrigting der ziekenzalen en de nabijheid der apotheekeene zorgvuldige, behandeling der zieken toelaat. Blijkens de algemeene rekening over het dienstjaar 1834, hebben: i°. de vrijwillige bijdragen, zijnde de stortingen der sub-Commissien, beloopen 34,306. 80; 2°. de besteudings-penningen, benevens de vergoedingen, heb ben opgeleveid 368,615.70J30. de inkomsten der koloniale etablissemen ten hebben bedragen 1,261,380. 80J 40. de huurpenningen van eigendom men der Maatschappij buiten de Koloniën, en diverse en buitengewone id- fcoms:en, hebben te zanten opgebragt f 238,328.25 De ontvangsten heb ben alzoo beloopen 1,902,559- 56 jof, met de overgeblevene soldo's, i;9ó'7,28i.31welke som, ten gevolge van betaling van het nog verschul digde j ad f 255.05, werkelijk heeft bedragen 1,907,026. 26. De uitgaven beliepen 1,901,551.76. De schuld der Maatschappij beliep f 3,864,506. Ten aanzien vrln het getal leden der Maatschappij, zegt de sub-Commissie, dat dezelve, wel is waar, 10,041 letten telt, maar dat de vénjieejdering van dat getal veroorzaakt is, door dat thans eerst de opgave der leden in de O.ost-Itidieten getale van 658, bekend is geworden; en dat het berigt dat het getal der leden werkelijk met ruim 200 deelnemers is achteruitge gaan stof tot droefheid en nadenken geeft. De sub-Commissie oppert dien volgens de vraag of er geene middelen zijn uit te denken-, om deze onver klaarbare vermindering tegen te gaan, deze zoo zigtbaar afnemende belang, stelling, bij onze landgenooten; te verlevendigen en op te wekken, en het ongegronde, vooroordeeldat welligt hier en daar deze echt Nederlandsche instelling benadeelt, door overtuiging op te heffen. Of mag men het niet van belang beschouwen, zegt zij, dat geheeie streken en plekken gronds welke voor twintig jaren naauwelijks iets anders dan barre heide vertoonden, thans in vruchtbare streken veranderd zijndat aan 8,401 menschen (zoo toch was de. bevatting der gezamenlijke Koloniën op ultimo December) huis vesting arbeid levensonderhoud godsdienstige opleiding en onderwijs ver. schaft is Nopens het jaar 1835 verneemt men dat in dat jaar in de Koloniën van de Maatschappij' van Weldadigheid zijn overleden 248 zielenvan de 8.320 ingezetenen derzelve. In 1835 is de sterkte van het vee in de Koloniën vermeerderd met 92 koeijen, 20 stuks jong vee en 137 schapen. In 1835 is er 74,000 el in de Koloniën geweven. Op 1 Januarij 1836 beliep de bevolking der Koloniën 8,395 zielen. Op dat zelfde tijdstip bevonden er zich in dezelve 106 paarden, 1,429 koeijen, 347 stuks jong vee11 kalveren en 2,988. Volgens eene officiële opgave, beliep het getal pensioenen, ingeschre ven bij het hulp- en Waarborg-pensioenfondsvoor de weduwen en wee zen van de Ambtenaren van 's Rijks ontvangsten, op den 31 Dec. 1835, 96. Blijkens eene gelijke officiële opgave, hebben de ontvangsten der we duwen-en weezenkas voor de officieren van .de landmagt over 1832 beloo pen eene som van 187,046. 78.!; en hebben de uitgaven beloopen /T86,4oo. 09; zoodat op den isten Januarij 1833 in kas bleef 646 69!. Onder de uitgaven waren begrepen: voor pensioenen aan weduwen 165,176. 98; en voor begrafenis-kosten voor 51 overleden officieren 5.550.00. In 1832 is het getal weduwen, hetwelk in 1831, 453 beliep, met 40 vermeerderd en derhalve tot op 493 geklommen. Daarentegen zijn overleden 7 weduwen en hertrouwd, 2, zoodat het getal der gepensioneerde weduwen op den isten Januarij 1833, heeft bedragen 484. Zijner Majs. corvet Castor, Kapitein-Luitenant Amptis den 27 Fe bruary te Marseille-aangekomen, om aldaar den Nederlandschen Consul, den Heer Fraissinet, aan boord te nemen en naar Tanger over te brengen. De Belgische Emancipation zegt, dat sedert 1830, 15 katoenspinnerijen, uit Gent naar Holland overgebragt, of geheel te niet gegaan zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1836 | | pagina 1