A". 1836.' LEYDSCHE O U R A N Tc VRIJDAG CZ^r>% a J J.™ W:IJ ,^,>3 jt -> -fj DEN 4den MAART. NEDERLANDEN. Leyden den 3den Maart. Onze stadgenootde lieer C. Leemans, eerste Conservateur hij het Kabinet «ra Archeologie alhierheeft in last bekomen het doen eener reis naar Lon den, in het belang der Archeologische verzameling in voornoemde stad,,zot welk einfle daarvoor aan hem ecnige tegemoetkoming uit 's Rijks kas is Vei strekt. In de zitting van de Tweede lvainer der Staten-Generaal van den isten dezer, van welke wij in onze vorige een kort verslag hebben medegedeeld, j's het volgend ontwerp van wet en memorie van toelichting aangeboden: Wij WILLEM, enz. Alzoo wij hebben in overweging genomen, dat de straffen bij art. 132, 133 en 134 van het wetboek van strafregt, tegen de daarbij vermelde mis daden van valsche munt en muntschennis bedreigd, bij hare toepassing op vele gevallen als te streng kunnen worden aangemerkt, en het alzoo doel matig is, aan den Regter eenige ruimte te verleenen, ten einde de bij dié artikelen bepaalde straffen, naar de omstandigheden, door min gestrenge straf fen te vervangen; -Zoo is hetdat wijden Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvin. den en verstaan bij deze, bij ampliatie van art. 12 van ons besluit van den 11 December 1813, (.Staatsblad N°. 10), te bepalen, hetgeen volgt: Art. 1. Tot tijd en wijle het nog in werking zijnde wetboek van strafregt door een Nederlandsch wetboek zal zijn vervangen, wordt bij deze aan de Hoven van Assises de bevoegdheid toegekend, om de straffen bij art. 132, 133 en 134 van hetzelve wetboek bedreigd, te wijzigen en te verzachten, in maniere als volgt: Art. 2. Indien de misdaad bestaat in het namaken, of in het in omloop brengen of invoeren van nagemaakte gouden of zilveren nationale gangbare muntspeciën, zullen de strafbepalingen bij art. 133 vermeld, kunnen wor den toegepast. Art. 3. Indien de misdaad bestaat in het vervalschen of verminkeu (alte. reren) van de in het vorig artikel vermelde muntspeciën, of in het in ont loop brengen of invoeren van zoodanige vervalschte of verminkte muntspe ciën; of eindelijk in het vervalschen of verminken van koperen nationale gangbare munt en billioenof het in omloop brengen of invoeren derzelve kunnen, zoowel in het eene als in het andere geval, de strafbepalingen van art. 134 des gemelden wetboeks worden toegepast. Art. 4. Indien in het geval bij het voormelde art. 134 voorzien, de mis daad ten aanzien van vreemde koperets muntspeciën of van billioen is begaan kan de Regter de straf wijzigen tot eene correctionele gevangenis-straf van twee jaren. Lasten en bevelen, enz. In de memorie van toelichting, welke bij dit ontwerp van wet gevoegd is, wordt opmerkzaam gemaakt, dat dezelve wet in de meeste gevallen, tot eene groote verzachting der straf, op de munt-vervalsching en muntschennis bepaald, voeren zal, daar: i°. De Regter de bevoegdheid zal erlangen, om op het namaken van gouden en zilveren specien, het in omloop brengen, en het invoeren van nagemaakte, in plaats van de doodstraf te kunnen toepassen, de straf naast aan die des doods 20. Het namaken enz. van koperen muntspeciënen het vervalschen of verminken (altereren) van alle specien zal kunnen worden gestraft inet de straf welke die van tijdelijken dwangarbeid vervangt; En eindelijk, het namaken enz. van vreemde koperen muntspeciën met eene correctionele straf. Ten slotte wordt aangemerkt, dat het woord verminken in art. 3 van het ontwerp uitgedrukt, moet verstaan worden als verklaring van het Fransche woord altirer. In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van den sden dezer, is ontvangen eene Koninglijke boodschap, waarbij vier ontwerpen van wet van financielen aard worden ingediend, welke, wordt in deze bood schap gezegd, strekken om de behandeling der financiële aangelegenheden van het Rijk, onaangezien de staatkundige gesteldheid, nader, tot d»n grondwettelijken vorm terug te brengen, en om de hulpbronnen van 's Rijks overzeesche bezittingen meer geregeld, ter tegemoetkoming aan de behoef, ten van het Moederlandte doen bijdragen. Bij het eerste ontwerp, hetwelk ten oogmerk heeft de daarstellling van schuld ten laste van de overzeesche bezittingenwordt voorgedragen om als teruggave op de bezwaren, vroeger voor de overzeesche bezittingen gedragen, eene schuld, ten bedrage van 140,000,000, ten laste van de gedachte bezittingen, daar te stellen, en wel tegen eene rente van vier ten honderd; deze schuld zal alleen tot vermindering der Rijksschuld strekken. Eene tweede, op gelijke wijze daar te stellen schuld, groot 55,000,000, zal eveneens ten laste van de overzeesche bezittingen kunnen worden daar- gesteld, doch alleen strekken: 1°. tot aflossing der nog overgebleven schul den ten laste van de overzeesche bezittingenaangegaan ten behoeve van het Syndicaat, en 2°. tot overneming ten behoeve van de koloniale geld- middelen, der vordering wegens voorschotten, door het Syndicaat aan het Rijk gedaan, tot verzekering van de volle rentebetaling van de Nationale Schuld, ten bedrage van 16,800,000, met de daarop geloopen rente tegen vijf ten honderd. De Regering schrijft de goede resultatenwelke van de Oost-Indische geldmiddelen worden ingeoogst, aan het wel gevestigd Be stuur in die volkplantingen toeen meentbij voortduring daarvandat de volkplantingen steeds in bloei en welvaart zullen toenemen. Van den weg, dien zij thans voorsteltverwacht de Regering eene aanhoudende vermin dering van lasten. Zij blijft er op bedacht, om, indien de omstandigheden dit veroorloven, de Oost-Indische obligatien later, volgens nader vast te stellen wettelijke bepalingenin de plaats te doèn treden van een deel der inschrijvingen op het tweede grootboekwaardoor de renten op de Sthats- begrooting gedeeltelijk zullen wegvallen. Een tweede ontwerp strekt tot voorziening in de volle rentebetaling van de Nationale Schuld voor 1836, en daarbij wordt voorgedragen, 0111 het niet op de begrooting van Staatsuitgaven voor dit loopende jaar uitgetrokken bedrag van het gedeelte der Nationale Werkelijke 2J- pCt. rentegevende Schuld, waarvan het Rijk eventueel zal kunnen worden ontlast, voor ieder der halfjarige rentebetalingen, verschijnende ultimo Junij en ultimo Decem ber 1836, door de geldmiddelen der overzeesche bezittingen telkens te doen bijdragen eene som van 4,200,000. Deze bijdragen zullen plaats hebbeubij wijze van leening,om later met de renten, sedert het doen van dié leeningen verschenen, aan de geldmiddelen der overzeesche bezittingen te worden teruggegeven. Tot voldoening dezer rentebetaling zal eene schuld daarge- steld worden van /'8,4oo,qpo, op gelijken voet en'voorwaarden als de ten gevolge van het eerste ontwerp te creëren schuld. Het derde ontwerp heeft ten doel, de vaststélling dér begrooting van gewone uitgaven, aanvang nemende met 1837, en dac we' voor den tijd van- tien jaren. Deze. gewone begrooting wordt voorgedragen op een bedrag van f 38,633.789, als, i°. voor het Huis des Konings 1,425,000; 2'. Secretarie van Staat enz., ƒ541,84830. Departement van Buitenlandsclie Zaken ƒ744,500; 40. justitie 1,384,500; 5'. Binnenlaudsche Zaken 2,752,900; 6'. Hervorm de Kerk enz. ƒ1,330,000; 70.Roomsch Katholijlte Eeredienst 400,000; 8L Marine 4,750,000'f. Financiën 14,245,186, als: de schuld 10,560,000 en de kosten van het Departement 3,615,186io°. Oorlog n,000,000, en ii°. Koloniën ƒ65,855. Deze begrooting zal voor den tijd van tien jaren vastgesteld worden, immers indien de omstandigheden niet mogten toelaten, dat vroeger de bepalingen der grondwet, omtrent dat onderwerp, zullen kunnen worden nagevolgd. Van deze gewone begrooting worden de posten wegens de nieuwe staatsschuld weggelatendoch wordt het Departemenc van Justitie eene som van 300,000 meer uitgetrokken, indien de nieuwe zamenstelling der regterlijke magt, gedurende de tien jaren, waarover de be grooting loopt, mogt worden ingevoerd; terwijl ook de groote communica- tien des Rijks eene verhooging van uitgaven vorderen. Men geeft de vaste verzekeringendat het stelsel van bezuiniging niet zal worden verlaten. Het vierde ontwerp strekt tot vaststelling der middelen ter voorziening in de gewone uitgaven, begrepen in de begrooting, aanvang nemende met 1837. Daarbij wordt voorgedragen, om ook deze middelen voor den tijd van tien jaren vast te stellen. Het zijn dezelfde gewone middelen, welke tot be strijding der staatsuitgaven steeds hebben gestrekt, als directe belastingen, accijnsen, enz., en zijn geraamd op 38,669,922.98. Hoezeer de bègroo- ting voor tien jaren mogt worden aangenomenzoo zegt de Regering echter toe, dat dé verbetering der belastihgs-wetten steeds zal plaats hebben, wan neer zij noodzakelijk mogt worden bevonden. In de memorie van toelichting hierbij gevoegdwordt bepaalddat de Staten-Generaal jaarlijks raadplegen zullen ovér de buitengewone begrooting, en het overschot van diétot vermindering van de opcenten der gewone begrooting zal worden aangewend. Terwijl eindelijk opmerkzaam wordt ge. maakt op den meer en meer toenemenden bloei onzer geldmiddelen; en de verzekering gegeven wordt van eene nieuwe vermindering van opcenten in 1837. De vergadering is gescheiden tot Vrijdag den 4den dezer. S P A N J E. Berigten over Parijs van den 28. February De correspondentien van de grenzen van Spanje van den 2451011 zeggen, dat de Carlisten geheel hebben opgegeven Portugalette aan te vallen, dat het gros van de troepen der Koningin en van de Engelsche hulptroepen we. derom bij Vittoria zijn bijeengetrokken, en dat Don Carlos en de Priester Merino nog te Durango zijn. Voor het ovgrige geven de Carlisten de hoop niet op om het centraat Gouvernement pmver te werpen en het is met dit oogmerkdat de Kanunnik Batonero gedurig omdwaalt in.de gebergtens van Cuenga en Guadalaxara. Men heeft onlangs óp de plaats te Burgos eenen Monnik doodgeschoten, welke van den Pretendent volmagt ontvangen had, om een gedeelte van Castilie in opstand te brengen. Men heeft berigten uit het hoofdkwartier van Don Carlos, hetwelk thans te Durango gevestigd is, tot den 19 Februarij. Bij dien Vorst bevond zich toen de beruchte partijganger Merino, die, hoewel men van de zijde der Clyistinos reeds verscheidene malen het gerucht van zijn dood heeft ver breid, zich in Wakenden welstand bevindt. De Christinos, die bij de ver meestering van Balmaceda en de naburige plaatsen door de Cailisten ltrijgs- vangen zijn gemaakt, waren de Durango binnen gebragt. De geheele be volking- van Durango en den omtrek was op de been geweestom deze over- wonne vijanden te aanschouwen; doch dc tegenwoordigheid van Don Carlos had het volk in toom gehouden, zoodat de gevangenen geenerlei kwade be jegening ondervonden hadden, en zelfs. 300 hunner dadelijk bij de Carlisten dienst hadden gënomen. De omtrek van Portugalette en de rivier van Bil bao werd, volgens deze berigten, dooreen tiental bataljons Carlisten be zet. De gemeenschap tusschen Bilbao en de zee was daardoor ten eenen male gestremd. De sterfte onder het Britsche legioen in dienst der Koningin was, volgens brieven uit Vittoria van den 14 Februarij, zeer groot. Op eenen enkelen dag waren 9 officieren van dat legioen aldaar bezweken. Den 16. hadden 18 ruiters van het legioen zich in het hoofdkwartier vhn Don Carlos te Durango vervoegdom bij hem dienst te nemen. Dé Opperbevelhebber Cordova werd steeds van wapenen en krijgsbehoeften door de Fransche Re gering voorzien; doch deze was tot het afzenden daarvan niet meer te be wegen, indien niet vooraf de gelden tot betaling daarvan te Bayonne waren nedergelegd. De tijdingen over Parijs van den 29sten bevatten niets van belang. Dé confiscatie van alle roerende en onroerende goederen, welke te voren bezie- tingen der kloosters wargn, gaat zonder hindernis voort. DUITSCHLAND. Hoewel de laatste berigten uit Berlijn niets van eene ziekte des Konings meidenzoo willen echter Fransche berigten wetendat het verstandelijk vermogen van dien Vorst gekrenkt is. De Bon Sens schrijft hierover: Volgens brieven uit Berlijn van zeer verschen datumzou de ziekte dés Konings van Palissen metterdaad in eene ongesteldheid der hersenen bestaan, maar zoude die. ongesteldheid alle kenteekenen van krankzinnigheid hebben aangenomen. Frederik IVilh'e'hn leed sints aan eene maagkwaalen de naauwe verwantschap tusscheu die beide deelen der bewerktuiging is bekend. F R A N K R IJ K. Parijs den 28 Februarij. De Graaf Pahlen, Gezant van Z. M. den Keizer van Rusland, heeft gisteren morgen aan den Koning in een bijzonder gehoor, het antwoord van zijnen Sonverein overhandigd, wegens de brieven van terug"- roeping van den Maarschalk Marquis Maison.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1836 | | pagina 1