A". 183S.
LEYDSCHE
WOENSDAG
NS-'rr-;--i
we \x\
I T Jl
COOK A N ï(s
DEN isdcn JANUARiJ.
NEDERLANDEN,
Leyden den iaden Januarij.
In de Javasche courant leest men onder dagteekenlng van den 18 Augus
tus 1835, het volgende:
Het is voor de redactie van dit blad eene aangename taak, in de gele
genheid te zijn gesteld, om aan hare lezers den gelukkigen uitslag te kun
nen mededeelen, eener op last van het Gouvernement plaats gehad hebbende
expeditie tegen de zeeroovers op Laut-Poeloe en orames reken, onder dé
Zuid-Oost-Kust van Borneo, met Zr. Ms. koloniale brik Dourga, onder liet
bevel van den Luitenant der iste klasse IV. Schuier, die tevens Comman
dant der expeditie was, benevens de civiele schoeners Vliegende Visch en
Haat, en de kruisbooten N°. 9, 14, 15 en 38, welke vaartuigen alle, op
den 3 Maart 1835, tot dat einde, van Soerabaija zijn gezeild, en, na te
Banjermassing versterkt te zijn geworden, met de aldaar gestationeerde ka
nonneer- en kruisbooten, en na loodsen en vertrouwde inlanders, bekend
met de schuilhoeken eer zeeroovers en het vaarwater, te hebben ingeno
men, den 13 April 1835, Banjermassing hebben verlaten.
Na veel oponthoudveroorzaakt door tegenwind en het minder goed zei
len van sommige der booten en andere tot de expeditie behoorende vaartui
gen, bereikte gemelde expeditie op den 22Sten April, de Zuid-West-kust
van Laut-Poelöe en Stevende vervolgens langs de kust van Borneotusschen
Poeloe Swangie en Batoe Litjinten einde de verblijfplaats van Adji-.lava
op te sporen, die zich, volgens ingewonnen berigtente Bantilan of Tjarr-
toon, op de vaste kust gelegen, moest ophouden, en aldaar met eene menigte
zeeroovers moest zijn genesteld; terwijl zich tevens daar ter plaatse vele
Javanen in slavernij moes.en bevinden.
De koloniale br k Dourga had echter het ongeluk, op' dezen togt verforen
te gaandaar dezelve op eene blinde klip vastraakte en spoedig zooveel
water inkreeg, dat dezelve, na alle doch te vergeefs gedane pogingen tot
behouddoor de equipageop den 5den Mei is veriaten geworden.
Dit ongeval, hetwelk veel vertraging in de voortzetting der expeditie ver
oorzaakte en dezelve aanmerkelijk verzwakte, belette echter niet, dat door
den Commandant, het voorgenomen doel kon worden ten uitvoer gebragt.
Op den i8den Mei bereikte de expeditie de bögt van-Laut-Poeloealwaar
z.ich verscheidene zeeroovers van Sinjakat onmiddellijk kwamen onderwerpen
en daarna derzelver-praauwenten getale van 20 stuks, benevens 4 lillas en
eenige pieken ovei leverden.
Zij begaf zich vervolgens naar de soengi Mónomong, van waar, onder
bevél van de Luitenants der Marine van der Deussen en de Rooi/], den
eersten Luitenant der Infanterie Maurits, en eten kadet der Marine, thans
Luitenant Kleffer, een togt gedaan werd naar het klein eiland Kapak. De
aldaar zijnde zeeroovers namen, na eenen korten tegenstand, dadelijk de
vlugt in de bosschen, met achterlating van 10 hunner praauwen.
Den daarop volgenden dag, zijnde den 25 Mei, begaf zich de geheele
eXjjeditie, in sloepen, eh' sampangs, in de soengi Mpnomong, alwaar de
voornaamste verzamelplaats der zeeroovers te vinden was, doch bij de aan-
xofnsc, vond men al de vaartuigen verlaten en de roovers naar nabijgelegen
rijstvelden (ladangs) gevlngt.
Na zich van 32 zoó groote als kleine van die vaartuigen, benevens zes
stukkén ijzer kanon en zeven lillas te hebben moester gemaakt, begaf de
Commandant der expeditie, de Luitenant der eerste klasse Schuier, zich mee
de bovengemelde officieren, vergezeld van eene goéde magtdoor een moe
rassig boscit naar gemelde rijstvelden.
In het bosch werd de expeditie met eenige schoten uit handgeweer en
ligte lilla's begroetwaardoor echter niemand werd gekwetst, en het gelukte
haar, na twee uren tijdsverloop, de röóvers van de rijstvelden géheél te
verjagen, en 3 van hunne opper-, benevens een hunner mindere hoofden
néér te leggen en voorts- alles in den brand te stekenwordende door den
Commandant Schuier, de goede geest, weiken de officieren en manschappen,
bij die gelegenheid aan den dag legden, zeer geprezen. Daarna werden door
den kadet Kicffer nog 5 gewapende roovers-vaartuigen vernield, als kunnen
de niet worden afgevoerd.
Na nog onderscheidene riviertjes te"hebben onderzocht, keerde de expedi
tie van dezen togt, naar hare vaartuigen terug, na de voldoening te hebbën
genocenvan niet alleen vele rooversvaartuigen en veel van hunne have en
goed vernield en eenige hunner hoofiden neergelegd, maar ook van 156 Java
nen en Macfurezen, die van tijd tot tijtf, door de röovers genomen waren,
uit den staat van slavernij, waarin zij verkeerden verlost te hebben.
Op den 2 Junij arriveerde de expeditie voor dé monding der rivier Tjan-
too'n, in dè bogt van Kloempang, en voer dez'eive op, nemende de aldaar
zich bevindende zeeroovers, op de eerste geweerschoten, de vlugt, zoodat
er voor de expeditie, die de vlugteünge'n in' de bosschen en moerassen,
waarin zij zich begaven, niet kon achterhalen, niets anders overbleef, dan
om alles in de asch te leggen.
Den 4 Junij kwam de expeditie in de verblijfplaats van Adji Jawadie
ook met de zijnen gevlugt was. De weinige aldaar aanwezige personen
werden door de onzen opgebragt en voorts alles wat aldaar van de zeeroo
vers aanwezig was, vernield en verbrand.
Te Kloempang werden daarna, door de kruisbooten nog negen róovers-
praauwen vernield en vier hoofden der zeeroovers over de kling gejaagd,
benevens een metaal kanon h 1 pond en drie lillas bemagtigd en mede een
aantal gevangen Javanen en Madurezen vrijgemaakt, en door de expeditie
medegevoerd.
Daar de expeditie voor het tegenwoordige haar oogmerk had bereikt en
den zeeroovers eenen gevoeligen slag had oegebragt-, zoo keerde dezelve haar
Banjermassing terug, alwaar zij het geluk had behouden aan te komen, zon
der op-dien togt, iemand van de equipage of manschappen te hebben verlo-
ren; ziinde het resultaat der gedane onderneming geweesc, dat:
193 Javanen en Madurezen uit de slavernij zijn verlost;
16 groote en mindere roovers-praauwen zijn opgebragt, en
47 diergelijke praauwen zijn vernield.
Voorts 6 ijzeren kanons en 1 metalen dito, benevens 12 koperen lillas zijn
bemagtigd en 11 voorname zeeroovers het leven hebben verloren.
Van het gedrag der in deze genoemde officieren, en voorts van al de man
schappen der expeditie, moeten wij ten slotte nog de gunstigste melding
maken, daar zij wegens hunne pogingen, tot de goedé uitvoering en het
welgelukken van dezelve, allen lofverdienen, inzonderheid de beide gezag
voerders der civiele schoeners Vliegende Visch en Haai, Paré en Beukelaar
die den Commandant der expeditie met veel beleid en ijver hebben bijgestaan.
Uit 's Gravenhage meldt men van den isdén dezer het volgende:
Dezer" dagen is in deze Residentie overleden de heer -Mr; 11. Metelerkutnp
in den ouderdom van bijna 64 jaren, in leven lid van den Raad van State,
Ridder der Orde van den Nederlandsche Leeuw, voormalig lid der Tweede
Kamer van de Stateh-Generaaltot tweemalen toe Voorzitter dèrzelve Ka
mer lid van de Maatschappij van Nederlandsche Letcerkunde te Leiden,
alsmede van het Utreclttsch Genootschap van Kunsten én Wetenschappen.'
In 1813 was hij Secretaris der Commissie tot vervaardiging tier Grondwet
yoor de Véreenigde Nederlanden. Ook als schrijver heelt de heer Meteier
kamp zich doen kennen, iilen heeft, onder anderen, van hem een veiliaat
der'gebeurtenissen in ons land, in 1813 en 1814, alsmede eene verhandeling
over den vrijen hahdël, welke in den laats'tén tijd hef licht gezien heeft,
en door het Utrechtsc'h Genootschap bekroond geworden is. De Koning
verliest in hem een kundig raadsman, de Staat een werkzaam burge-r, de
Letterkunde, Kunsten en Wetenschappen een ijverig beoefenaar.
Naar men verneemt moet voor laatste domicilinm van een schepeling
gehouden worden, de plaats waar hij zich voor zijn engagement in de zee
dienst het laatste heeft opgehouden, te vinden in zijn aannemings-biljet of
postuur-lijst, en, zoo dit niet voorhanden mogt zijn, zal men kunnen vol.
staan met te stellen het woord onbekend, hetwelk ook zal gebezigd moeten
wordenindien het niet bekend is of de overledene al dan niet gehuwd is'
geweest, en of zijne ouders al dan niet in leven zijn, daar het niet vol
doende is, bij het niet békend zijn, van het eene of andere, zulks maar
oningevuld te laten.'
Dezer dagen zijn de respectieve Commandanten van Zijner Majesteits'
schepen en vaartuigen binnengaats aangeschreven, om dé onder hun bevel
dienende schrijvers te herinneren aan de bestaande bepalingen ombij hec
opgeven per veranderings-lijst van het overlijden, deserteren, overplaatsen
of debarqueren van schepelingen en mariniers, tevens" te vermelden het
totaal bedrag der door hen gemaakte scheepsschuiden zullende van nu if
aan, bij hec niet nakomen van deze'bepalingen het algoo niet opgeven
van'scheepsschuldenhet daarvóór worden gehouden, dat dezelve niet be
staan, en zoo echter nader het tegendeel van dien mogt blijken, het be
drag 'daarvan gesteld worden op rekening van den schrijver, die verzuimd
mogt hebben daarvan behoorlijke Opgave te doen.
Neg is den heeren Commandanten van Zijner Majesteits schepen en'
vaartuigen binnengaats' te kénnen gegeven, dac liét Département van Oorlog
door ebt van Marine is Uitgenoodigdom order te stellen, dat door de
Administrateurs der verschillende hospitaal-etablissementen, bij dé opgave
van hec overlijden van eenen schepeling in zoodanig établissemenctevens
opgave geschiede van de stad of gemeente alwaar dat overlijden bij den
burgerlijken stand is ingeschreven gewordenzijnde de Commandanten tevens
aangeschreven, om de onder hun bevel dienende schrijvers te gelasten van
faacscgemelde opgave' aanteekening te nemen, en 0111 bij de opgave per ver-
ande'rings-lfis't van het overlijden van eenen schepeling in hét hospitaal,
(waarvan de dood-acce niet is kuunen worden opgemaakt), tevens te vér-'
meIdcn de stad of gemeente afwaov dit <Werli$den bij den burgerlijken Stand
is ingeschreven, ten einde de belanghebbenden, ter bekoming van een dood-
extract, daarheen te kunnen verwijzen.
De Staatscourant van gisteren bevat onder dagteekenirig van den ioden
dezer het volgende:
Volgens gisceren ingekomen berigten, ging op de Waal te Hulhiiizen den
8scen weder nieuw drijfïjs. Voor Thiel was de rivier reeds des avonds van
den .ödeii opgeruimd, doch tot Varik zat alles nog vast, was het ijs op el
kander gekruid, en had eene merkbare belemmering plaats. Voor Bommel'
was het ijs den 7den doorgedreven, doch vertoonde, zich sedert weder
nieuw drijfijs.
Ook in het Pannerdensche kanaal werd den 8sten weder' nieuw drijfijs
bespeurd, zoo als te Arnhem; te Eck-e'n-Wlel was de rivier nóg vastzit
tende. Den 8sfen wis het ijs te Vreeswijk in beweging gekomen, doch stopte
zich tus,schen de twee sluizen; aan'het veer zat het ijs nog vast.
Benedenwaarts, op den Gelderschen-IJsselzat 'de' rivier nog vast. Te
Deventer was zij echter losgeraakt, en in den boveninond wérd wéder nieuw
drijfijs gevonden..
Volgens .de heden ontvangen berigten, was de Waal te Hulhiiizen dén tjdet;
voor een derde met'drijfijs bedekt in dén scaa't van'het i)s te Varik beneden
Tiel, was des middags van den 8sten nog geene verandering gekomen. Het
verschil van den waterstand boven en beneden den ijsdam, was omtrent 2
ellen. Te Heilouw was'hét ijs losgeraakt én drijvende.
Het Pannerdensche kanaal was den 9den mede voor een derde, met drijf
ijs bezet; hetzelve had zich te. Malburgen boven Arnhem vastgezec, dóch
was daarna weder losgeraakt. Te Vreeswijk was hec ijs vast in elkander
gedreven. Ook te Schoonhoven was de rivier bij voortduring vast.
Volgens' de Staatstcourant van heden is er geene verandering in de stand
der rivieren gekomen.
Uic Dordrecht meldt men van den 11 Januari» het volgende:
- Volgens de jongste berigten van onze boven-rivie.ren, had mei» deij-Ssteu
te Arnhem en te Nijmegen en verder opwaarts genoegzarani blank water,
maar was het ijs op de Lek bij Vreeswijk, en op de,Waal bij Vsrik zeer
over elkander geschoven, waardoor het water bovenwaarts merkelijk" opge-
loopen isbij Varik was het verschil in den waterstand boven en beneden
den ijsdam 2 ellen. Den 9den waren onze bóven-riviere'n wederom vóór
een derde met drijfljs bedekt.
Hiér had het ijs op de rivier zich gisteren van her Groothoöfd tot naar
boven wederom vastgezet, maar heden is het wederom opgebroken. De'
Noord zit op nieuw digt.- ïn de Kil, waar her ijs bij 's Gravendeel tot den
grond toe over elkander geschoven is, is geen verandering.
De beruchte hibr-f-Bagnano is dezer dagen ce Amsterdam overleden.
- Blijkens d» gedane aangiften van den burgerlijken stand, zi.ilt te Mid.
delburg en derzelver ambachten,- in het afgeloopen jaar 1835, geboren 474-
kinderen, te weten 245 van het mannelijk en 229 van het vrouwelijk ge
slacht,- waaronder 45 in onecht en 32 doodgebofen; overleden 561 personen,
ziinde 270 van Het mannelijk en 291" van het vrouwelijk geslachten ge->
huwd 127 paren.
Te Goes zijn in 1835 geboren 118 zoden en tóf dóchters, te zamen 2C5
kinderen; Overleden 84 personen van het mannelijke en 84 van het vrou
welijke geslacht, te zamen 168. Gehuwd 67. paren.
Te Alkmaar zijn in 1835 geboren 150 zonen en 151 dochters, te zamen
301 kinderen; overleden 207 personen van het mannelijke en 219 vat; «et
vrouwelijke geslacht,-te zamen 426. Gehuwd 98 paren.