A*. 1835. af - "'5» fipBif® \t [3 V F* LETDSCHE Woensdag den 23 DeCertber- NEDERLANDEN. Ley den den 22sten December. Uit %s Gravenliage meldt men van den 2isten dezer,'her volgendei In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Gciieraal van lieden, waarin Zijne Exc. de Minister van Binnenlaridsche Zaken tegenwoordig was, heeft ■de heer Hooft de opmerking gemaakt, dat er in de veranderingen betrekkelijk het ontwerp van wet, tot bevordering der belangen van den landbouw, eene fout was ingeslopen, welke in de Staats-Courant en in alle andere dagbladen mede opgenomen, doch ook uit dien hoofde verbeterd behoorde te worden. Zij bestaat hierin, dat, in plaats van: „tarwe en ongepelde spelt," gelezen moet wor'deti: „tarwe en gepelde spelt." De Grillier der Kamer zegt toen, dac deze font zal verbeteid wórden. Eenige ingekomen verzoekschriften worden aan de Commissie ad hoe ver zonden. Zij hadden betrekking toe het ontwerp van wet, nopens de granen, de indeeling des Rijks in regterlijke arróndissemencen en kantons, en de be- lasting op het personeel. Aan het einde der zitting heeft deze Commissie, bij monde der iieeren van RappardHenvey-Mejan en Snouck-Hurgronjever schillende verslagen op in haie handen gescelde stukken gedaan, welke allen ter griffie zullen woruen nedergelegd, en de daaromtrent gedane verslagen meerendeels gedrukt en rondgedeeld. Deze stukken hebben betrekking tot de morgen in beraadslaging komende wet op de granen, waaromtrenc, onder anderen de kamer van koophandel en fabrijken te Schiedam, ten derde male, en jenever-stookers van Delft, zich-tot de Kamer wenden. Door den Baron' van Rahden wordt aan de Kamer aangeboden een ontwerp van een door nem vervaardigd kunst-tafereel der belegering van de citadel van Antwerpen. Door den heer van Sytzama is een geschrift overgelegd, hetwelk door den neer Ittermm is vervaard'gd, ten antwoord op dat van den heer Aickendykomtrent .Ie graanwet. De heer van Sytzama vindt die ge schrift overwaardig om ter inzage van de leden, op de griffie te worden ne dergelegd. Daartoe wordt besloten. Voorts zijn de beraadslagingen gehouden over het ontwerp van wet, be trekkelijk de ligting der Nationale Militie over 1836. De heeren HooftBeelaerts en de Jonge-hebben dat ontwerp verdedigd. Zij waren van ooideel, dat hetzelve niet in strijd was met de grondwet of de bestaande wetten; dac de veipligtjng tot het ontslaan van ligcingen der Nationale Militie alleen was beperkc toe den tijd van vrede; dat, hoe men ook den tegenwoórdigen toestand rnogt willen noemen, het zeker was, dat ons land in geen volkomen staat van vrede verkeerde; dac men zich steeds de mogelijkheid voor oogen moest scellen, dat Nederland nog eens den stand van verdcüiging zou moeten aannemen; d^t de Regering verpligt, ja verant woordelijk was, om voor de verdediging van den Staat te zorgen; dat de Regering ook alleeh beoordeelen kon de noodzakelijkheid van het in dienst "houden van zoo vele ligtingendat men ten deze voikomen vertrouwen in hare beschikkingen stellen moest; dat de last van de boven hunnen tijd nog dienende miliciens zeer gering geworden is; dat men geen vertrouwen stef- len moest op geslotene overeenkomsten of verbindtenissen, want dat wij ioch in eene incervenierende non-interventie verkeerden; en bovendien de ondervinding geleerd had, hoe weinig men zich aan het VVeener-Congres "had gehouden. Ook wees men op het voorbeeld van Belgie, hetwelk we der de ligting voor 1836 zou in dienst stellen. De heeren Drayvesteyn en van Hsch van IVyckhebben bedenkingen ge maakt over de uitlegging, welke men aan eene bepaling der wee van het vorige jaar gegeven had, op grond waarvan aan de broeders van vrijwilligers, •schutterijen of vrijwillige korpsen, die nominaal op de stamboeken der'mili tie waren Ingeschreven, geene vrijstelling werd veileend. Zii vonden dit onbillijk, omdat daardoor dikwerf vier broeders te gelijk militie-pligtig kon den worden. De heer van Rappard Itan zijne toestemming aan het ontwerp niet géven, omdat, zijns oordeels, het in dienst, honden van zoo vele ligcingen door de omstandigheden niet wordt gevorderd. Hij zou in het verleenen'vnn ontslag geen bezwaar zien omda: daardoor de krijgsmagt der natie niet wordt ver zwakt daar vele der miliciens dadelijk in de schutterij zouden vallen. Geen oorlogsgevaar dreigt ons; wij wachten slechts de ontknooping van verwikke lingen in Europa af, ten einde alsdan de geschillen met Belgie te regelen. Hij kan niet toestemmen, dat eenige ligtingen niet zouden kunnen worden ontslagenomdat de krijgsmagt van den Staat daardoor een dadelijk verlies van dappere helden zoude lijden. Hunne dapperheid zoude dan zeer slecht beloond, en de manschappen der laatste en nieuwe ligtingen miskend worden. Liet verleenen van onbepaald verlof schijnt hem niet voldoende toe. De heeren Schimmelpenninck en Luzac hebben het ontwerp bestreden, om dat de in dienst houding van meer dan vijf ligtingen niet met de bepalingen der grond wetnoch met de wetten op de militiezoude overeenstemmen. Huns in ziens was de aanhangige voordragt nog minder aannemelijk dan de wet voor 1835, daar de Regering van het beginsel scheen uit te gaan, om, zoo lang de tegenwoordige omstandigheden mogten voortduren, steeds tien ligcingen in dienst te honden. Verder beschouwden zij het contingent van 1 man van de 300 zielen te hoog en wenschten dit tot op 500 man verminderd te zien. Zij .bestrijden verder hec denkbeeld, dac de omstandigheden het toekennen van ontslag aan de ligtingen van 1827, 1828, 1829 en 1830, en, in 1836, die van 1831 niet zouden gedoogen. Z. Exc. de Minister van Binnenlandsclie Zaken heeft het ontwerp verde digd. Wat de hoofdzwarigheid betreft, herinnert Z. Exc. hetgeen door hem in het vorige jaar was aangevoerd, dat, namelijk, het verlangen, om het verleenen van ontslag verder uitgestrekt te zien, geene regtstreeksclie be trekking had tot de aanhangige voordragt; dat derzelver verwerping alleen ten gevolge zou hebben het niet oproepen der ligting voor 1836; dat de Regering tot het verleenen van ontslag niet konde overgaan, zoo fang zij dit met de wezenlijke belangen des lands niet oordeelen mogt in overeenstemming te zijndateven min als die van 1835, de ligting voor 1836 de strijdkrach ten der natie niet zal vermeerderen dat de verpligting tot toekenning van ontslag zich alleen bepaalt tot vredestijd; dat zoo langde tegenwoordige omstandigheden voortduren, er geen ontslag aan miliciens konde worden ge geven; dat het er verre van af was, dat de Regering tot stelsel zou hebben aangenomen, om geen ontslag toe te kennen, dan aan hen die tien jaren had den gediend; en dat alles te dezen opzigte van den loop der omstandighe den afhangt. Wat He bedenking betreft, door de heeren var. Asc't «an H'yck en Druy yesttyn gemaakt, zeide de Minister, dat ten voiigen jare tot beginsel is aan. gerorncndat er geene vrijstelling van broeders zon plaats hebben wegen* dienst bil schutterijen of vrijwillige corpsendat dit beginsel destijds door de Regering en de voorstanders der wet aldus was begrepen; dat wanneer de nominaal milicien'of schutter werkelijk wordt ingelijfd, dan de Regering het regt-van vrijstelling voor de broeders niet wordt betwist; dat dit geval zich echter nog niet opdoeten het de vraag is of hetzeive wel immer zón bestaan; dat. wat het beginsel zelve betreft, men erkende, dat slechts da helft der broeders in dienst moet gesteld wordendat de Regeringbij verandering van omstandigheden, maatregelen zal nemen, of wetsbepalingen voordragen om dat beginsel in toepassing te brengen dat er geene vrees behoetdc te bestaandat het contingent van t man op de 300 zielen de kans tot vrijstelling van dienst zoude wegnemen of doen verminderen; dac er integendeel voorbeelden bekend waren van vier steden, alwaar in 1835 niet één man heeft behoeven te worden opgeroepen, en van andere, waar de ingeschrevenen van vorige ligtingen nog geenszins waren opgeroepen; en dat. wat het jaar 1834 betreft, het getal ingeschrevenen voor de .militie, 11a afschrijving der vrijstellingen, 11,893 had beloopenwaarvan er slechts 6.439 waren opgeroepen en 5,354 nog disponibel waren. Ton slotte zeide de Minister, dat hij op de aanneming van het ontwerp vertiouwde, daar toch geene enkele bedenking tegen de oproeping der ligting van 1836, welke daarvan afhing, gemaakt was. De beraadslagingen werden gesloten en het ontwerp in omvrage gebragt. Hetzelve werd aangenomen met eene meerderheid van 37 tegen 12 stem. men. Tegen hebben gestemd de heeren: Sandberg, SchimmelpenninckRom- mevan RappardLuzacBackerCatsRepelaervan SijizamaLubben Warin en van Meeuwen, Daarna werd de zitting tot morgen, ten half 10 ure, gescheiden. In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van den 22Sten dezer, zijn de beraadslagingen aangevangen over het ontwerp van wet, tot bescherming van den landbouw. Ten voordeele van hetzelve hebben het woord gevoerd de heeren: van SwinderenSchimmelpenninckCats en Quintus, die de behoeften van den landbouw deden uitkomen, en de lasten, waaron. der dezelve gebukt gaat, opsomden; terwijl de heeren van Alphen en Hooft de voordragt bestreden, als geenszins in overeenstemming met de beginse len van den vrijen handel. Bij het sluiten dezes, was de heer Quintus nog aan het woord. Het vervolg der beraadslagingen zal waarschijnlijk op morgen bepaald worden. In de zitting van de Eerste Kamer van den 21 Dec., heeft dezelve aangenomen: i°. het ontwerp van wet tot vaststelling der begrooting van den jare 1836; 2°.dat tot vaststelling der middelen tot dekking van de uit gaven, begrepen in de begrooting voor 1836; 3°.dat omtrenc den inkoop en de aflossing van schuld voor 1836; en 4". dat aangaande de toekenning van eenige vrijdommen van accijns aan fabrieken. Men verneemt met zekerheid, dat de beide Prinsen, Willem en Alexan der zijn benoemd, de eerste bij de afdeeling Grenadiers, en Prins Alexander bij het corps Koningüjke Jagers, tot Kolonels effectief. De beide Kolonels zullen elk eene aan hunnen rang verknochte eervolle bestemming bekomen. De Generaal Baron TengnagelGezant bij de Duitsche Bonds-vergadering te Frankfort, is benoemd tot Chef van den algemeenen staf des legers. Ter vervanging van Zijne Exc. den Baron Tengnagelzal de Kolonel van het wapen der artillerie, van Sarras, als Gezant bij de Duitsche Bonds-ver gadering naar Frankfort vertrekken. Ruim 100 personen, waaronder de leden der Staten-Generaal, zijn den ïpden dezer op het diner ten Hove genondigd geweest. Bij Kobingliik besluit van den igden dezer, is, naar men verneemt, het Departement van Buitenlandsche Zaken gemagtigd geworden tot liet aan kondigen der voortzetting var de stoomsleepdienst op de Waal in 1836, op den voet en onder de voorwaarden, waarop de dienst in 1835 Is uitgevoerd. Bij eene missive van den Administrateur voor de natiouaie nijverheid van den 25 November jl.is aan de gewestelijke besturen kenbaar gemaakt, dat in het begin dezes jaars, door de fabrikanten I'aulus en Hendrik Fr cede te Tilburg, in het algemeen belang der hier te lande gevestigde lakeh-faorij- ken eene uitbreiding en nadere omschrijving verzocht werd der bepalingen van 's Konings besluit van 1 Junij i8fio Staatsblad N°. 14), voor zoo ver het verpligtend gebruik van binnen 's lands vervaardigde lakens en andere wollen manufacturen tot kleedingstukken voor beambten, gealimenteerden, enzi, betreft; dat intusscben. ten gevolge van een onderzoek, hetwelk in de verschillende provinciën heeft plaats gehad, het bedoelde verzoek, zoo als bet ligt, bevonden is niet te kunnen worden ingewilligd; en dat, bij recrip; van den 18 November 11., N°. 88, Z. M. eclirer heeft gelieven te bepalen, dat er eene nadere aanbeveling aan de heeren Gedeputeerde Staten der verschillende provinciën zal worden gedaan, om te waken voorde hand having van artikel 3 van welgemeld besluit, en om de Plaatselijke Bestu ren aan te sporen, ten einde bij de bestuurders over de wees- en armhuizen, enz., welke uit de openbare kassen, het plaatselijke of andere, geene Rijks kas zijnde, orderstand ontvangen, zoo veel mogelijk op het gebruik maken van inlandsch fabrikaat aan te dringen. Uit Dordrecht meldt men van den 21 December: Gisteren heeft zich op de rivier voor deze stad voor het eerst drijf-ijs ver- toord en in den afgeloopen nacht heeft zelfs de rivier eenen korten tijd vastgezeten. Heden is zij vol drijf-ijs. De stoomboot riisschen deze stad en Rotterdam heeft de dienst moeten staken, en alle vaart is gestremd. Te Keulen isin den nacht van den I4den dezer.de brug over den Rijn uit hoofde van het drijf-ijs, voor de tweedemaal van deze winterweggenomen. Men meldt uit Utrecht, van den 19 December: De dag van gisteren was voor onze Hoogeschool een werkelijke feestdag. De heer N. C. de Frcmery vierde namelijk den veertigsten verjaardag van de aanvaarding van het Hoogleeraar-ambt in de geneeskundige en natuurkundige faculteiten. Bij die gelegenheid werd door de Studenten dier beide facultei ten den Hoogleeraar uit erkentelijkheid een smaakvol geschenk van zilver, met toepasselijk opschrift, aangeboden. De beer A. Ifrolik, Math, et Phil, Nat. Cand., voerde daarbij bet woord. Des avonds werd door alle A kade- mie-burgers aan genoemden Professor eene serenade met fakkellicht gegeven, en bij deze gelegenheid zeide de heer Fabius, namens zijne mede-Studenten, den Hoogleeraar dank voor her goedein zijne dubbele betrekking van ge nees- en ta:uurkundige, gedurende 40 jaren aan deze Akadeniie gesticht. Vervolgens werd den Hoogleeraar Bleul andhoewel reed* verscheidene

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1835 | | pagina 1