A*. 1835.
LEYDSCHE
v :A,. ÉBjjtopm
COUR A N T.
Woensdag
•r: vr,:~ïi Isl ('«.vaas
*rik* v9^i
den 2 December.
NEDERLANDEN.
Leyden den isten December.
Ds. J. Stroeve voor de beroeping op Zijn Eerw. uitgebragt, bedankt heb
bende, heeft de Kerkeraad d.er Nederduitsche Hervormde Gemeente alhier,
op nieuw het volgende Twaalf- en Zestal gemaakt:
Twaalftal: DD. IT. P. Timmert Verhoeven, Th.Doet. te Hoorn; F.Borsiits,
Th. Doet. te Middelburg; .7. F. van HoogstratenteLogchem; D.van Heyst,
Th. Doet. te Gouda; N.j. A. RoldanusTh.Doet. te Schiedam; J.Dermout,
Th. Doet. te Schiedam; IV. F. C. van Laak, te Oudshoorn; F. C. R. Iluyde-
coper, Th. Docr. te Zutphen; II. J. Spyker, Th. Doet. te Dordrecht; M. A.
Jentink, te Harlingen; H. Kok, te Gorinchem; .7. H. Stuffken, Th. Doet. te
Haaften.
Zestal: DD. Timmert Verhoeven, Hoogstratenvan Heyst, Vermout, Huy-
decoper en Borsius.
Uit 's Gravenhage meldt men van den 3osten November het volgende:
In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van hedenis
door de Centrale Afdeeling verslag gedaan op het ontwerp van wet tot voor
ziening in de volle rentebetaling der nationale schuld op 31 December 1835,
waaruit blijkt, dat vele ledén nog hebben aangedrongen, om het voornemen
der Regering te kennen, ten aanzien der wijze waarop in de volgende rente
betaling, op ultimo Junij 1836, zal worden voorzien; dat men het onstaat
kundig beschouwdenopens deze betaling slechts op den dag van heden te
denken, en dat men het voorstel, door een der leden in de afdeelingen ge
daan, om door het daarstellen van een derde grootboek in deze rentebetaling
te voorzien, in verschillende opzigten onaannemelijk achtte. Ten andere is
door de Centrale Afdeeling verslag gedaan op het ontwerp van wet, tot toe
kenning aan verschillende fabriikenvan vrijdom van accijns der brandstof
fen en van het gedisteleerd. De beraadslagingen over deze beide ontwerpen
.zijn bepaald op aanstaanden Woensdag, des middags ten 12 ure. Aan de
Kamer is ingezonden een geschrift, den titel voerende: hartelijke toespraak
aan de Kamer, door IV. A. van Testhetwelk in de boekerij zal worden ge
plaatst. Verschillende ingekomen verzoekschriften zijn aan de Commissie
verzonden die bij monde van de heeren van RappardVerwey-Mejan en
Snouck Hurgronjeverslag heeft gedaan op drie verzoekschriften, uit Gelder
land en Groningenten aanzien der voordragt van wet tot bescherming van
den landbouw, welke ter griffie zijn nedergelegd, terwijl de gedane verslagen
zullen worden gedrukt. De Vergadering werd daarna tot overmorgen gescheiden.
Daar er nog onzekerheid bestaat omtrent de vestingen en sterkten
binnen welke de dienst, sedert den jare 1830 gepresteerdaan de bezettingen
dier plaatsen als veldtogt kan worden toegerekend, zoo heeft Z. Exc. de
Directeur-Generaal van Oorlog, bij dispositie van 30 October, goedgevon
den, ter wegneming van allen twijfel, en ter bevordering van eenparigheid
in deze zaak, aan de militaire overlieden te doen kennen, dat de dienst,
in den jare 1830, gedaan in die plaatsen, welke in de Zuidelijke provin
ciën gelegen zijn, zonder onderscheid, moet worden beschouwd; voorts te
Maastricht, op de citadel van Antwerpen en onderhoorighedenLillo en
Liefkenshoek daaronder begrepenin het 4de en 5de district der provincie
Zeeland, te Vlissingen, Bath, Bergen op Zoom, in de Willemstad, te Bre
da's Bosch, St. Andries, Grave, Nymegen, Gorinchem, Woudrichem,
Loevestein, Brielle en Hellevoetsluisgedurende de jaren welke als veld.
togt kunnen worden aangemerkt; wordende, met opzigt tot het 4de en 50e
district van Zeeland, aangemerkt, dat vermits de dienst daar, in de "be
doelde jaren verrigtals velddienst wordt beschouwd, en dus ook als veld
togt wordt toegerekend, het niet noodig is, om eenige plaats in die distric
ten, als Breskens, Sluist Hulst, enz,, opzettelijk te vermelden, maar de
aanduiding van 4de of 5de district van Zeeland, daarvoor genoegzaam is.
Uit Amsterdam meldt men van den 30 November:
De derde klasse van het Koninglijk Nederlandsche Instituut van Weten
schappen, Letterkunde en schoone Kunsten, heeft heden hare tiende open,
bare Vergadering gehouden, onder Voorzitting van den heer S. Muller, Pre
sident der klasse, wordende het Secretariaat waargenomen door den heer Mr.
C. A. den Texvaste Secretaris.
Nadat de Voorzitter die vergadering met eene toepasselijke aanspraak ge
opend had, las de Secretaris het kort verslag der werkzaamheden van de
twee laatst verloopen jaren, en gedacht dezelve daarbij op eene waardige
wijze aan die leden welke haar en der Letteren in dat tijdsbestek door den
dood ontrukt waren.
Vervolgens werd bij monde van den heer Kinker, namens zijne mede-ge
committeerden het rapport gelezen, wegens drie antwoorden op eene der
door de klasse in 1833 uitgeschreven Prijsvragen, van welk rapport de slot
som wasdat aan geen derzelve de uitgeloofde gouden medaille kon wor
den toegekend.
Dit rapport bij hoofdelijke stemming door de aanwezige leden zijnde goedge
keurd, zoo gaf de Voorzitter te kennen, dat de nieuw vastgestelde prijs—uit-
schiijving kort daarna openlijk zal worden bekend gemaakt.
De heer Mr. C. J. van Assen, Hoogleeraar te Leyden en medelid der klasse
op zich genomen hebbende te dezer gelegenheid eene redevoering, voor te
dragen, werd alsnu daartoe door den Voorzitter nitgenoodigden droeg eene
beschouwing voor van Romeinsche zeden en Regtspleging.
Na al hetwelke de Voorzitter, onder dankzegging aan de genoodigden voor
de eere hunner tegenwoordigheid, waaronder men met genoegen den heer
Staatsraad Burgemeester en eene commissie uit den Edel Achtbaren Raad
dezer stad en andere hooge standspersonen, vele afgevaardigden uit verschil
lende Geleerde en andere inrigtingen, benevens een belangstellend publiek
opmerkte, deze zitting met eene gepaste reden besloot.
Uit Utrecht schrijft men van 28 November:
Heden mogten wij weder den verjaardag herdenken, dat Utrecht voor 22 ja
ren van s'vija'nds juk werd verlost. Dit juk was ons door eene beschaafde natie
opgelegd, en drukte als dat van Barbaren: de verlossing kwam daarente
gen van Kozakkendie door de Franschen als Barbaren worden uitgekreeten,
en was ons als dat van heil-aanbrengende wezens. Hoe zwaarder ons dat
Frans-che juk gedrukt haddes te grooter was voor ons de verlossing. Nim
mer moeten wij dien dag uit het geheugen wisschen, maar ons telkens herin-
reren, dat wij alleen door het bewaren onzer nationaliteit het vreemde juk
kunnen van ons weren. Aangenaam was het, dat het stadsbestuur de inwo
ners tot eene vrolijke herinnering aanspoorde door het laten spelen van het
klokkenspel in den vroegen morgen, en bij afwisseling gedurende den dag,
terwijl de nationale vlag van Utrechts grijzen Domstoren en van vele pu
blieke en bijzondere gebouwen, ons aan onze op dezen dag herkregen onaf
hankelijkheid deed gedenken. Des voormiddags hadden wij het genoegen het
iste battalion van de 9de afdeeilng, sterk 33 officieren en ongeveer 500 man,
de rauzijk aan het hoofd, te zien binnentrekken, om alhier garnizoen te hou
den, terwijl het 2de bataljon gisteren alhier was aangekomen. Deze troepen
maken een gedeelte uit van ons nationaal dapper leger, hetwelk voor wei
nige jaren ons volksbestaan heeft helpen handhaven.
PORTUGAL.
Uit herigten over Londen uit Lissabon van den eosten dezer, heeft men de
bevestiging vernomen van de verandering van het Portugeesch Ministerie.
De redenen echter, welke daartoe aanleiding gegeven hebben, worden nog
verschillend opgegeven. Volgens den een was de Koningin in onmin met
Saldanha geraakt, omdat deze het leveren van een hulpcorps aan Spanje had
willen doorzetten. Anderen daarentegen meenen, dat Saldanha, bedreigd
door de officieren van de krijgsmagt en de burgerij, omdat hij eenige officie
ren die zich hij Oporto dapper hadden gedragen, op half soldij gezet had,
zijn ontslag verzocht heeft.
Het nieuwe Kabinet zou nu aldus zaamgesteld wezen: Loureiro Minister
van Oorlog; Baron Baudeira voor de Marine; de Campos van Financien;
Marquis de Loulé van Buiteniandsche Zaken, en waarschijnlijk Voorzitter
van den RaadVeliez Caldeira van Justitie. De Hertog van Ttrceira behoudt
het opperoevel over de troepen. Het volk scheen met die zamenstelling zeer
te vreden.
SPANJE.
Berigten over Parijs van den 2/ November.
Men leest in liet Journal de Paris:
Den 22Sten heeft Sagastibelza Carlistisch opperhoofdmet 3 vuurmonden
het kleine fort Arrambari bij St. Sebastian aangevallen en na 8 ure bele
gering genomen.
Men meentdat de Carlisten Behobia met dezelfde kanonnen willen aan
vallen zij hebben eenige batterijen in voorraad gemaakt.
Bayonne den 23 November. Eene fout door den Kononel Garcia ge
maakt, in de uitvoering van de order van den Generaal Eguia, heeft Cor
dova en Oraa gelegenheid gegeven den I5den Estella binnen te trekken.
Deze Generaals zijn echter genoodzaakt geweest er den iöden weder uit te
trekken, teruggedrongen door Eguia en tot aan Lerin teruggedreven. Eerst-
genoemden bekwamen daarbij 500 dooden en 400 gekwesten.
Berigten over Parijs van den 23 November.
Van de vijf Candidaten tot het voorzitterschap van de Kamer der Afge
vaardigden aan H. M. voorgedragen wareuis de heer Isturiz, wien men
eigenlijk bedoelde, gekozen.
Gegronde vrees omtrent voornemens van kwaadwilligheid van den kant
der partijen van Lopez, Las Navas en Caballerohebben te weeg gebragt,
dat de Graaf Torreno en Martinez de la Rosa bij de Koninglijke aanspraak
niet zijn tegenwoordig geweest. Men gelooft, dat deze twee ex-Ministers
Spanje zullen verlaten en gaan reizen. De Koningin zelve en Mendtzabal
verlangen, dat voornoemden zich uit onze hoofdstad verwijderen, om het
voorwendsel van onrust weg te nemen. Sterke patrouiljes doorloopen sedert
gisteren de straten; want de Koninglijke aanspraak heeft niet algemeen be
vallen, men vindt dezelve te algemeen, en het denkbeeld van constitue
rende Cortes en de hervorming van de grondwet al te veel op zijde gesteld.
De heethoofdigen geven hun misnoegen te kennen ten aanzien van Frankrijk,
het is tegen den heer Rayneval, dat zij schreeuwen. Dikwijls worden op hem
schotschriften aangeplakt; gisteren nog las men er een digt bij zijn hotel,
aldus: „Rayneval, heden Carlist en gisteren liberaal." Men geiooft, dat de
vorderingen van den opstand in het Noorden geschieden door hulp van Fran
krijk, terwijl dit uit den aard der zaak en het fanaticisme, dat in het land
heerscht, voortkomt.
DUITSCHLAND.
Berlijn den 25 November. De Pruissische Staats-courant bevat het volgende
Wij zijn gemagtigd om het in verschillende Duitsche dagbladen voorko
mende en uit dezelve in de Staats-courant overgenomen berigtvan eenen
op het eiland Sardinië uitgebarsten opstand, volkomen ongegrond te verklaren.
Keizer Nikolaas is den 12 November te Petersburg teruggekomen.
GROOT-BRITANNIE.
Londen den 28 November. Men spreekt alhier nog altijd van de over
komst van den Graaf Orloff met eene bijzondere zending ten aanzien van de
Nederlandsche aangelegenheden.
De liberale bladen varen ook hevig uit tegen de staatkunde van Keizer
Nikolaas met betrekking tot Polen.
Op de Noordelijke kust van Schotland heeft er in de afgeioopen week
een hevige storm gewoed; onderscheidene schepen zijn daarbij vergaan en
vele manschappen omgekomen.
De berigten van de Kaap de Goede hoop tot 12 September luiden we
der niet voordeelig. De Kaffers hadden eene aanzienlijkewel gewapende
magt bijeen getrokken, onder welke de ruiterij vooral uitmuntte. Het onder
houd hunner hoofden met den Majoor Cox had niets te weeg gebragt.
FRANKRIJK.
Parijs den 27 November. Zooals wij in ons vorig nominer gemeld heb
ben, is aan de Kamer der Pairs, tegelijk met de nadere bijeenroeping, ook
bekend gemaakt, dat zij die in de vorige zitting niet (varen tegenwoordig
geweest, of het regt van zitting verloren hadden, nu weder konden tegen
woordig zijn. Een dagblad behelst hieromtrent het volgende
Ziet daar dan de Kamer der Pairs wederom uit het algemeen regt getreden,
welke al de wetten, al de gebruiken, tot dezen dag nog in kracht, vertreedt.
Inderdaad in burgerlijke zaken is een oordeel van geene kracht, indien,
onder der de regtersdie deel aan de beraadslaging nemen, er één is die
bij de verhooren, bij welke de zaak voor het Hof geroepen is geweest,
niet tegenwoordig was.
Bij het Hof van Assiseskunnen de twaalf regters het verhoor niet één
oogenblik verlaten, en in de zaken, die van eenen langen duur moeten zijn,