A*. 1835.
LEYDSCHE
IS*. 46.
Vrijdag
NEDERLANDEN.
Leyden den-l6den April.
Berigten uit Batavia van den 12 December 1834, behelzen het volgendes
Op den 3den dezer heeft eene windhoos, van eene buitengewone kracht,
een gr00' gedeelte van het kampement der genie te Ambaruwa, nabij Sala-
tiga gelegen, vernield, vervolgens het huis van den Kolonel van der Wijck
onbewoonbaar gemaakt, dat van den isten Luitenant van Schierbrattd geheel
gttaseerd, en daarna, in eenige daaromtrent gelegene Javaansche dorpen,
een honderdtal huizen, en meest alle klapperboomen omver geworpen. Dit
viel juist voor op het oogenblik, dat in de keuken van het kampement de
vuren ontstoken waren,' om het voedsel voor de arbeiders gereed te maken.
De vonken wijd en zijd door den dwarlwind verspreid, verwekten gelijk
tijdig brand- in onderscheidene met alang alang gedekte gebouwen. De in-
fanterie-kazerne brandde geheel af, doch met veel moeite gelukte het de
overige op den grond geslagen kazernes voor ontvlamming te bewaren,
waardoor ook de officiers-woningen behouden werden.
Tot nu toe heeft men vijf dooden in het kampement en een in de dor
pen gevonden; het aantal gewonden is vrij aanzienlijk.
Volgens bijzondere brieven uit Matoua, op Sumatra, van den 24 Oc
tober, hadden onze troepen thans sterke garnizoenen in de forten de Koek,
Basso, Tanjongallen, van der Capellen,in Bockipaauw, tot Boca. In eerst-
gemeld fort lag een kompleet half batailjonbenevens artillerie, te Ma
toua was men nog veel sterker. In de Madelingsche landen bevond zich
eene kolonne onder bevel van Kapitein van Beethovenmet welke men
echter van Matoua nog niet door de binnenlanden in gemeenschap was; ge
melde Kapitein moest over Natal naar Padang en zoö naar Matoua trekken.
De troepen op laatstgemelde plaats waren in verwachting, eerstdaags
naar Bonjon in de Batta's landen te zullen voortrukken, alwaar een deel
der bevolking zich aan onze Regering onderwierp. De hitte was te Ma
toua vrij gematigd, rijzende de thermometer daags van 68 tot 74 graden;
zieken had men weinig, van de 119 Europezen éener compagnie slechts
vier man.
I11 de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van den 15 April,
zijn 'twee ingekoniene verzoekschriften, betrekking hebbende tot de zamen-
stelling der regterlijke magt en den drukkenden toestand van den landbouw,
aan de commissie ad hoe gezonden. Nog zijn ontvangen tweë geschriften
van Libry Bagnano, ten titel'v'oerendeAppel de L. B. a Iopinion publique,
en réponse 'a ses calomuiateursar cc pieces justificativesen: De la tendance
iudustrielle, imprimée d la Hollande, depuis Ia rebellion-de la Belgique. De
zelve zullen in de boekerij worden geplaatst.
Vervolgens zijn de beraadslagingen geopend geworden, over de zeven ont
werpen van wet, tot wijziging der zeven eerste titels van het tweede boek
■des wetboeks van koophandel, thans handelende: van de regten en verplig-
iingen uit scheepvaart voortspruitende. Wat het eerste ontwerp betreft, hou
dende wijzigingen in den eersten titel, nopens zeeschepenheeft de heer/Vers
de redenen bloot gelegd, waarom, ook ten gevolge der gegronde aanmerkin
gen van den handel van Rotterdam, nog laatstelijk eenige wijzigingen in de
zen titel zijn gebragt. Daarna werd het ontwerp met eenparigheid van stem
men aangenomen, evenzeer als het tweede ontwerp, strekkende tot wijzi
ging van den tweeden titel, handelende: van eigenaarsmedereeders en van
boekhouders van schepenhet derde ontwerp, tot verandering van den derden
titel: vande schippers; het vierde ontwerp, tot wijziging van den vierden
titel: van het huren van scheeps-ofeieren en scheepsgezellen, en derzelver reg
ten en pligtenèn het vijfde ontwerp, tot herziening van den vijfden titel:
van bevrachting en verhuring van schepenvan chef te-partijen en cognoscemen-
ten en van passagiers. De beraadslagingen over het zesde ontwerp geopend
zijnde, heeft de heer Frets, de verandering, in art. 415 van het wetboek
voorgesteld, volgens welke, bjj aanzeiling of overzeiling van schepen, zon
der dat het blijkt of toeval dan wel schuld daartoe hebben aanleiding gege
ven, lading en schip te zamen de schaden, daardoor veroorzaakt, zullen
moeten dragen. Hij gaat deswege de verschillende bestaan hebbende wet
gevingen, van oudsher, na, waaruit hij het gevolg ontleent, dat het onbil
lijk zoude zijn, indien noch schuld of toeval bewezen kan worden, de la
ding, die geene schuld aan het ongeval heeft gehad, meer bezwaard werd,
dan indien schuld of toeval bewezen waren. Naar zijne meening moet, wan
neer de schuld niet blijkt, alles voor toeval worden gehouden.
De heer Donker-Curtius heeft die meening bestreden en de voorgedragene
wetsbepaling verdedigd. Hij acht die bepaling billijk, en gelooft dat het
met het strikte regt overeenkomt, dat, wanneer noch schuld noch toeval
bewezen is, schip en lading gezamenlijk de schaden, door aanzeiling en
andere ongevallen te weeg gebragt, lijden. Hij zou het voor eene onregt-
vaardigheid houden, dat, het schip alleen de schaden zou moeten dragen,
want dikwerf vermeerdert de lading de schade, aan hetzelve toegebragt, of
geeft ook soms aanleiding tot het ongeval zelf. Hij erkent, dat de handel
van Rotterdam, met het blootleggen zijner bedenkingen tegen sommige wets
bepalingen eene groote dienst aan de Commissie der nationale wetgeving
heeft gedaan; vele dier bezwaftn zijn nog, bij het rapport der centrale af-
deeling, door de Regering uit den weg geruimd; maar daaruit volgt geens
zins, dat alle deszelfs bezwaren even aannemelijk zijn.
De heer de Jonge onderzocht hetgeen van den beginne af aan in ons Vader
land op dit stuk is bepaald geweestde ordonnantiën van 1535 en 1545 ge
wagen alleen van het schipen Pothierin zijne Commentaires sur les ova
ries, verdedigt ook de bepaling, in het Fransche wetboek voorkomende
waarbij alleenlijk van navires gesproken wordt. Hij vindt het ook onbillijk
dat de lading zon moeten dragen in eene schade, tot welker aanrigting zij
niet heeft medegewerkt. Hij vereenigt zich ook niet met het gevoelen van
den vorigen spreker, dat de lading soms oorzaak van het ongeval is.
De heer Motrin wederlegt de meening van den heer de Jongeomtrent dit
laatste punt,, en houdt het voor bewezen, dat hoe zwaarder de lading is,
hoe grooter ook de kracht is van het schip, en alzoo ook de schade, aan
hetzelve toegebragt.
De heer Öp den Hoof stemt met de heeren Frets en de Jonge in en kan de
wet niet aannemen; hij herinnert de Kamer er aan, dat het zwaarste goed
veelal het minste waarde heeft. Hij kent geene gemeenschap tusschen lading
en schip, dan alleen, wanneer beide tot redding toebrengen; hij doet voorts
zien, dat het hier'niet alleen zeeschepen betreft, maar ook die schepen,
welke op binnen-wateren varen; dat alzoo een zeeschip, op binnen-wate-
ren, gelijk de Noord-Hollandsch- en Vooreusche kanalen, varende, ligte
COURANT.
den 17 April.
Schepen gemakkelijk kan overzeilen; en dat het alsdan eene onregtvaardig„
heid zijn zoude, 0111 de lading dezer schepen, die, in dat geval, geene de
minste schuld aan de avarij heeft, tot derzelver herstelling te doen bijdragen.
Hij zegt eindelijkdat men wel eenig meerder regard had mogen slaan op de
memorie van bedenkingen van de kamer van koophandel te Amsterdam.
De heer Donker-Curtius schrijft dit toe aan het laat inkomen van het stuk,
maar voegt er bij, dat in de nota van veranderingen, achter liet centraal ver
slag, betrekkelijk deze ontwerpen, gevoegd, vele verbeteringen voorkomen,
welke het gevolg van opgemelde memorie zijn.
De heer Beelaerts verdedigt de voorgedragene wetsbepaling, en beschouwt
dezelve regtvaardig. Hij zou veel liever geene verandering in dezen titel
brengen, dan deze er uit te laten. Hij doet hulde aan de mededeelingen
door de kamers van koophandel van Rotterdam en Amsterdamzoo wel in
1825, bij het eerste ontwerpen van dit wetboek, als thans, wegens het
zelve aan de Kamer gedaan. Hij gelooft dat bij negen van de tien onge
vallenaan schepen overkomende, het kan bewezen worden of er toeval,
dan wel schuld, plaats heeft, daar de schipper een dagboek of journaal bij
houdt, hetwelk door de geheele equipaadje moet beëedigd worden. Hij
antwoordt den heer Op den Hoof, dat de Zuiderzee en de rivier de Rhi.n
ook binnenwateren zijn, en de bepaling alzoo niet alleen op zeeschepen van
toepassing kan worden verklaard.
De heer Frets dringt nog nader op zijnmet den vorigen spreker verschil
lend gevoelen aan.
De heer van Dam van Isselt geeft te kennen dat hij zichbij de onzeker
heid, welker deze twee gevoelens., heden vooruit gezet, het ware is, het
onthoudt u zal voorschrijven, en tegen den titel stemmen, inde hoop dat,
bij eene verwerping van denzelven, de Regering in de gelegenheid moge
worden gesteld de zaak nog eens grondig te onderzoeken.
Z. Exc. de Minister van Justitie, in de vergadering tegenwoordig, ver
dedigt het ontwerp. Onze voornaamste regtsgeleerden hebben altijd begre
pen en in de oude wetten en oorkonden was het steeds bepaalddat schip
en lading gezamenlijk de schaden moesten dragen. Men grondt zich op het
Fransche wetboek, waarin alleen van schepen gesproken wordt; doch de
Franschen kenden bij de vervaardiging daarvan, onze praktikale instellingen
en wetten weinig. Bij de Hollandsche regtsgeleerden heeft de zaak tot geene
reclame aanleiding gegeven; zoodat hij dezelve ter aanneming aanbeveelt.
Niemand meer het woord vragende, en de beraadslagingen gesloten zijnde,
gaat men ter stemming over: 27 leden verklaren zich voor en 21 tegen het
ontwerphetwelk derhalve is aangenomen.
Foor hebben gestemd, de heeren: van Rappard, Tromp, Donker-Curtius
Quin tus, van Swinderen By leve ldHinlopen, GockingaHooft, van Suchte-
len, iVarin, van Tuyll van Heeze, van der Gronden, van Tuyllvan Coelhorst
van der Star Busman, Rengers, Kniphorst, Dedel, van Meeuwen, de la Court
van IVickevoort Crommelinvan ReenenLemker Weert sBeelaertsDyck-
meester en tTEscury.
Tegen hebben gestemd, de heeren: van HemertSandbergOp den Hoof,
FretsRomme BackerLuyben Druyvesteyn van Dam van IsseltCliford
van AlphenSchimmelpenninck Repelaerde JongeMuiier, van Nagelt
Corver-Hooftvan Sytzama, Cats, Luzac en van Asch van IVyck.
Het zevende ontwerp, tot herziening van den zevenden titel, betrekkelijk
schipbreuk, stranding en zeevonden, wordt, zonder eenige beraadslaging, met
eenparigheid van stemmen aangenomen.
Alle de aangenomen ontwerpen zullen aan de Eerste Kamer worden ver
zonden. (Dezelve is heden vergaderd geweesten heeft de op eergisteren
door de Tweede Kamer aangenomen financiële wetten ontvangen.)
De Commissie tot de petitien heeft vervolgens verslag gedaan
Bij monde van den heer Hooft:
i°. Op een nieuw adres van den Kolonel Gustafson, uit Hamburg gezon-
den, zich daarbij beklagende over in Nederland, naar hij zegt, ondergane
beleedigingenalsmede over het gedrag van de ambtenaren der regterlijke
magt aldaar. Jiij verzoekt voorts de Kamer om antwoord op zijne adressen.
Daar dit intusschen nooit plaats heeftzoo strektzegt de heer Hooftten
berigt .aan dezen en andere verzoekers, die soms op antwoorden aandrin
gen, dat de verslagen der Commissie, die steeds woordelijk in de Staats
courant worden opgenomenten antwoord strekken. De Commissie stelt
voor, en de Kamer besluit, tot het overgaan tot de orde van den dag,
omtrent de petitie van gemelden gewezen Koning.
20. Op eene petitie van een fabrijkant uit Deventer, die de mededinging
met een ander fabrijkant, welke, volgens zijn zeggen, van stadswege wordt
ondersteund, niet kan volhouden. Orde van den dag.
En bij monde van den heer Tromp:
i°. Óp het gedrukte adres van handelaren, enz., te Rotterdam en Delfs-
haven daarbij op het handhaven der vrijheid van handel in granen aandrin
gende. Ter griffie.
20. Op een request van landbouwers uit de provincie Groningeneen
tegengestelden wensch uitende. Ter griffie.
Daarna is de vergadering tot nadere bijeenroeping uiteen gegaan. Men
verzekert dat in de aanstaande week de beraadslagingen over het ontwerp
tot wijziging der wetnopens de zamenstelling der regterlijke magt en het
beleid der justitie, zullen worden gehouden.
Uit 's Hage wordt geschreven, dat Z. M. de Koning eenige maatre
gelen voorgeschreven heeft, ten einde de vereffening der boedels, welke
nog door de voormalige wees- en momboir-kamers worden beheerdop
eene regelmatige wijze te bespoedigen en te doen afloopen. Onder an
deren is bij besluit bepaald, dat na den isten October 1836), naauwkeu-
rige statenzoo van de vereffendeals van de niet opgevorderde boedels
zullen worden opgemaakt en ingezonden, ten einde alsdan nadere maat
regelen, ten aanzien van het afdoen der laatsgenoemden, te kunnen nemen.
Uit Amsterdam wordt van den 14 April gemeld, dat dien dag, in te
genwoordigheid van Z. K. II. Prins Willem Frederik Hendrik, jongsten zoon
van Z. K. H. den Prins van Oranje, en in het bijzijn van Z. Ed. Achtb. den
heer Staatsraad Burgemeester en H. E. A. heeren Wethouderen dier stad,
benevens eenige leden van den Achtbaren Raad, en onderscheiden hooge
Autoriteiten, op het statigst aan de Rijks werf aldaar, van stapel geloopen
is Zijner Majs. korvet de Castor, geboord op 28 stukken.
Nog nader wordt van daar gemeld, dat Z. K. H., na het afloopgu van
de korvet te hebben bijgewoond, in eene sloep naar de Willemssluis geva
ren, en aldaar aan boord van het jagt de Glazen Slorp, naar den Helder ver
trokken is.