A°. 1835.
LEYÖSCIIE
COURANT,
Vrijdag
NEDERLANDEN.
t u r k y e.
duitschlanD.
•^i*- r-vrrr"' tsy
cicn 3 April,
Leyden den 2den April.
Het imsterdamsch Handelsblad van heden bevat het volgende artikel t
Het voor eenigen tijd te Leyden gebeurde met eenen Student, als groen
ingeschreven en als zoodanig, volgens oud Studenten-gebruik, het voor
werp van de plagerijen zijner mede-Studenten, heeft tot allerlei overdre-
vene geruchten aanleiding gegeven, welke wij echter gemeend hebben niet
te moeten opnemenalvorens ons van derzelver echtheid te hebben over-
.tuigd. Men had gezegd, dat de nieuw ingeschrevene Student, ten gevolge
van het hem aangedane jeed, geheel krankzinnig geworden, volgens ande-
jen zelfs reeds bezweken was. De toedragt der zaak is deze: T., zooge
naamd groen Student, werd op de kamer van den Student P. ontboden,
om aldaar eenige den groenen gewoonlijk opgelegde diensten, als het schen-
,ken van thee, het opensnijden van boeken, enz. enz., te verrigten. Zich
eenigzins onwillig daarbij hebbende betoond, werd hij door P. in het bij-
-Zijn van een of twee zijner vrienden eenigzins onzacht bij den kraag ge
nomen, en had het ongeluk achterover met het hoofd tegen deri muur te
vallen. Door de hevigheid van den schok bewusteloos geworden, werd hij
in eenen zorgelijken toestand naar zijne kamer gebragt, alwaar men wer
kelijk eenigen tijd voor zijn verstand beducht wasdoch is men thans
naar wij vernemenUit alle ongerustheid deswege geraakt.
Wij nemen deze gelegenheid te baat, om ons te verheffen tegen het
misbruik, dat dikwerf gemaakt wordt van dit regt, of liever van deze ge
woonte der Studenten, om de nieuw aangekomen aan allerlei plagerijen te
onderwerpen. Wel verre van geheel en al dit gebruik afgeschaft te wii-
ien zien* vinden wij veeleer iets eigenaardigs in deze gewoonte, om name
lijk den groendie (om eens in de Studententaal te spreken) nog geheel
bedekt is met het stof uit het schoolvertrek des Rectorsniet zoo maar
dadelijk in al de regten en privilegiën der veteranen te doen deelen; wij
keuren het goed dat hij eenigen tijd lang door het gevoel zijner inferiori
teit, beseffe dat hij zijne aansluiting tot het Studentenwezen ten minste
met eenige beproeving behoort te betalen, en dat alleen eene door der
gelijke beproevingen voorafgegane ontgroening hem die eer kan waardig
maken. Maar, terwijl wij dit alles goedkeuren, laken wij evenzeer het
misbruikdat gelukkiglijk^ wel hoogst zelden maar evenwel somtijds daar
van gemaakt wordt. Behalve de daaruit ontstaande nadeelige gevolgen voor
de gezondheid der jeugdige en soms nog zwakke Studentenzoude ook
een voordurend misbruik eener in zich zelve onschadelijke gewoonte ook
niet zonder nadeeligen invloed op den toestand der Akademiën en Athenaea
blijvendaar toch vele ouders en voogden vreezen moeten lninne zonen
of pupillen derwaarts te zenden, en hen soms liever van het hooger on
derwijs verstoken willen hebben, dan hen aan allerlei dartele baldadighe
den blootgesteld te zien. Maar ook overigens hebben deze plagerijen,
te ver gedreven wordendeiets onteerends voor liet karakter van jonge
lieden, welke men altijd en met regt als de bloem en de toekomstige
stem; der Natie gewoon was te beschouwen, en waar de overige Vader-
landsche jongelingschap het voorbeeld van goede zeden en passend gedrag
behoorde te vinden. Niemand zal den Student eene vrolijkheid ten kwade
duiden, waartoe zijn leeftijd, zijn stand en zijne onbezorgde (niet zor-
gelooze) gesteldheid hem regtigen, maar ieder ook heeft het regt van
hem te vorderen, dat die vrolijkheid binnen de palen der betamelijkheid
blijve en nimmer verder ga, dan voor welopgevoede jonge lieden uit den
beschaafden stand past.
Intusschen strekt het ons tot bijzonder genoegen te kunnen berigteii,
dat ook de Leydsche Studenten en corps een bewijs gegeven hebben, dat
zij het gedrag van den Student P., de eerste oorzaak van dit ongelukkig
voorval, ten hoogste afkeuren. In eene algemeène vergadering der te
Leyden studerende jongelingschap heeft het Concilium Supremum den heer P.
voor den tijd van één jaar en zes weken, vervallen verklaard van alle zoo
genaamde Studenten-regten, terwijl de achtingwaardige vader van den Stu
dent T., in het gebeurde veeleer eene daad van jeugdige onbezonnenheid,
dan eenig boos opzet ziende, verklaard heeft, het bij deze openlijke gis
ping der mede-Studenten van P. te laten berusten en de zaak niet verder
door te zetten. Naar wij echter later vernomen hebben, heeft zich het
openbaar Minister van ambtswege de zaak aangetrokken, en zal, zegt men,
dezelve voor de Regtbank te Leyden brengen.
Uit 's Gravenhage meldt men van den isten dezer het volgende:
Baron Fagel, Adjudant-Generaal van Zijne Maj. den Koning, Komman-
deur van de Willemsorde, en Ambassadeur te Parijs, is heden met eene
bijzondere zending naar Weenen vertrokken, ten onderwerp hebbende het
overbrengen van het antwoord des Konings op de officiële kennisgeving van
het overlijden van Keizer Frans door den Prins de Palfij alhier aangebragt.
Heden is ter gelegenheid van de zending des Prinsen de Palfij groot
diner aan het paleis bij Zijne Maj. gegeven. Vrijdag zal de Minister van
Buitenlandsche Zaken een groot diplomatiek diner geven, waaraan genoem
de Prins insgelijks zal deel nemen.
Morgen zullen de Afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-
'Ceneraal derzelver onderzoek aanvangen, over het gewijzigde ontwerp
tot herziening der wet van 18 April 1827, betrekkelijk de Zamenstelling
der regterlijke magtenz. Het onderzoek der beide, in de vorige week
Voorgédragene financiële wettenis reeds ten einde gebragten men
verwacht de antwoorden der Regering op de tegen dezelve gemaakte
bedenkingen. Naar men verzekert moet het ontwerpbetrekkelijk de
volle rentebetaling der Nationale schuld, op 30 Junij aanstaande wederom
even als in December des vorigen jaarsaan dezelfde bedenkingen van
sommige leden onderhevig zijnen moet men bij het in overweging ne
men van dat ontwerp voornamelijk op nieuw hebben aangedrongen op
eene regeling onzer buitenlandsche aangelegenhedenen moet men de
zekerheid hebben wérischen te bekomen, dat het Amortisatie-Syndicaat
in staat zal zijn de voor deze rentebetaling vereischte som steeds te le
veren. Daar deze bedenkingen echter door dezelfde leden schijnen ge
maakt te zijn, die ook vroeger het ontwerp eener volle rentebetaling
hebben bestreden, eh de ondervinding heeft aangetoond, dat verre de
groote méerderheid der Kamef zich steeds ten pligt stelt in die rentebe
taling te voorzien, zoo twijfelt men er geenszins aan, dat ook ditmaal
het ontwerp door diezelfde meerderheid zal worden goedgekeurd. Aan
ten anderen kant moet men veel zwarigheid hebben gevonden in de ver
meerdering van het kapitaal 5 pCts. Obligatten, van hét Tweede Groot,
boek, tot dekking der te korten van 183134, en moet men zijne be
zorgdheid voor de aanhoudende toeneming onzer Staatsschuld hief hebben
kunnen onderdrukken. Behalve deze twee belangrijke ontwerpenschijnt
liet niet minder gewigtigebetrekkelijk de regterlijke magt, wel dege
lijk een onderwerp van de beraadslagingen der Kamers te zullen uitma
ken zoodat men dan ook voorzietdat derzelver werkzaamheden niet
voor Paschen zullen afgeloopen zijn.
Uit Alkmaar meldt men van den 30 Maart het volgende:
Wij hebben ons verpligt geoordeeld het navolgendevoor het eigenlijk
Noord-Holland zoo belangrijken berigtwaarvan wij de waarheid meenen
tt kunnen verzekerenaan onze lezers riet te moeten onthouden.
'In het jaar 1834 is de navolgende hoeveelheid Kaas, in de onderschei
dene steden, ter markt gebragt:
4,115,51^ Nederl. Ponden,
2,544,673
i,W,558
^65,131 1
665,973
424,698
195,649
53,486
te Alkmaar
Hoorn
Purmerende
Medenblik
Enkhuizen
Edam
Monnikendam
Helder
In het geheel 10,194,684 Nederl. Ponden.
Wanneer de prijs van dit aanzienlijke artikel van handel tegen 14 voor
de 50 Nederlandsche ponden, door een genomen, wordt berekend, gelijk
dezelve in de daad in 1834 is geweest, dan blijkt daaruit, dat op de
Alkmaarsche markt alléén, voor eene kapitale som van f 1,152,344 aan
Kaas is verkocht geworden; terwijl op alle markten, hierboven uiteen
gezet, de geheele prijs van verkochte Noord-Hollandsche Kaas over 1834,
de hoogst aanzienlijke kapitale som van f 2,854,511 heeft bedragen, en
dat alzoo dit artikel van handel de bescherming van het Gouvernement
overwaardlg is.
De prijs van f 14 de 50 Nederl. ponden, is die van de laatste ja
ren, vroeger was dezelve f 17 4 18, en is in sommige jaren boven
de f 20 gestegen.
Van de helft van Februarij wordt van Belgrado geschreven, dat in de
hoofdstad vuil Servie, Kragujewacz, uit Konstantinopel een Turksch Ka
binet-Secretaris, Ibrahim-Nabi-Effendi, aangekomen was, om van wegen
den Sultan onderzoek te doen omtrent de in de hoofdstad verbreide geruch
ten, wegens verdeeldheden in Servie. Daar echter de Gezant alles in
Servie in rust en vrede had gevonden, zoo had hij deswegens in een
plëgtig gehoor, hetgeen hij den i5den bij Vorst Milosch gehad had, zijne
groote verwondering en blijdschap betuigd.
SPANJE.
Generaal Mina is in het gevecht van den 12 Maart gewond geworden
hetgeen, omdat het was verborgen geworden, vermoed wordt erger te zijn,
dan men wel wenschtte. Eenigen zeggen dat hij met éenen kogel in den
schouderanderen dat hij in den rug gewond is.
Van den kant der Carlisten wordt geschrevendat Zumala-Carrcgüy
na een beleg van vier dagen de versterkte stad Echari-Aranazop den
I9den dezer heeft ingenomen. Daar de bezetting zich vrijwillig had over
gegeven is dezelve dadelijk onder de troepen van Don Carlos ingelijfd
er bevonden zich in die sterkte 350 man linietroepen en 20 kanonniers. In
de stad waren "voorhanden veel krijgsbehoefte en levensmiddelenals mede
drie kanonnen.
Zoo schijnen de Carlisten door de aankomst van Mina niet zeer be.
vrcesd geworden te zijn, daar zij eene stad als het ware onder zijne oogen
belegei^n en innemen.
Mentz den 27 Maart. Omtrent het regtsgeding-hetwelk in die stad
behandeld wordt, (zie onze vorige) wordt gemeld, dat, vrouw Rentner
welke met behulp van de schrikkelijke moordenaarster Jaeger haren man
om het leven gebragt heëfthet in het gehoor daarheen heeft willen wenden,
dat zij de misdaad van haar afkeerdedoor te zeggen niet gfeweten te
hebben, dat zij kwaad gedaan had. Zoo als zij voorgeeft namenlijk,
zou haar mini sterk aa'n dén drank geweest zijn, en vrouw.Jaegertoen
deze bij haar in dienst trad, haar gezegd hebben-, dat er vele middelen
bestonden, om henl hiervan af te brengen. Eerst had zij haar geraden
hem sterk water te geven, doch hij had het niet willen drinken, ver
volgens kwikzilver met brandewijn, doch ook dit had hij afgewezen,
eindelijk had men tot zoogenoemd ratten-kruid de toevlugt genomen, bet-
geen onder vleesch gebraden was, en ook den dood aan haren man had
aangebragt: doch volstandig bleef zij ontkennen de doodelijke kracht van
die middelen gékend, maar alleen gemeend te hebben, dat zij haren man
daardoor van het sterken drank drinken zou genezen.
Dndertusschen schijnen de Regters weinig overtuigd te zijn geweest,
van de waarheid harer gezegdens, daar zij zoo wel haar, als vrouw
Jaeger ter dood verwezen hebben. De laatste als vadermoordster zal,
bekleed met eene sluijer en een zwart hemdnaar de strafplaats geleid
en vervolgens op het schavot gesteld wordenterwijl haar vonnis gele
zen wordt. Eerst zal haar als vadermoordster de regterhand worden af
gehouwen en zij onmiddeliik daarop ter dood worden gebragt.
Omtrent het verhoor van deze laatste wordt nog megedeeld, dat zij vol
standig heeft ontkend deelgenoot geweest te zijn van den moord van den
man van vrouw Rentnermaar dat deze haar had heengezonden om vergift
te halen en deze hetzelve bereid had: dat zij (vrouw Jaegeromgekocht
was voor 500 gulden om de zaak geheim te houden, ja dat vrouw Rentner
zelve pogingen had aangewend om haar oök te vergiftigendaar zij kort
na den dood van Rentner hevig ziek gewórden, en nair het hospitaal was
overgebragt.
Hieromtrent schrijft men nog het volgende:
Na den dood van Rentner werd vrouw Jaeger ziek en bleef in dien toe
stand vijftien dagen in bet huis der weduwezij betoonde eenen grooten
tegenzin in alles wat haaf vrouw Rentner gereed gemaakt had, zoodat zij naar
het hospitaal van Worms geleid iswaar hare ziekte verergerdevreezende
te sterven, plaagde haar haar geweten zeer: zij zèide meernrilen, dat tij