Den jaden Februari,! 1831 huwde Ferdinand met de Prinses Carolina Marianne, dochter van tien Sardinischcn Koning Victor Emanuel en van de Aartshertogin Theresia van Oostenrijkzuster van den Hertog van Blodera. In Augustus 1832 loste zekere buiten dienst gestelde Kapitein, Frans Reindel, die bij den jongen Koning om eene somine gelds had aangehou den, welke deze slechts gedeeltelijk geven wilde, te Baden,nabij Weerien, een pistoolschot op den Vorst, hetwelk echter dezen gelukkig maar even aan den schouder verwondde. Prins, thans Keizer Ferdinand, heeft met behulp van den heer Keess, Raadsheer bij het Gouvernementeen thechnologisch kabinet aangelegd ook heeft hij zich bijzonder op de kennis der heraldiek toegelegd. Z. M. de Koning van Pruissen had bevel gegevendat het leger den rouw over het overlijden van Z. M.den Keizer van Oostenrijk, zou aannemen. Aan de Hoogeschool te Breslau waren er in dit winter halfjaar 829 Stu denten namenlijk 195 Evangelische Theologanten212 Roomsch-Katho- lijlte Theologanten, 201 die in de Regten, 107 welke in de Geneeskunde en 114 die in de Wijsbegeerte studeerden. Het geheel getal der studerende wordt op 922 gebragt;door 93 jongelingen, welke de Chirurgie beoefenen, en de Academische lessen waarnemen. Het getal der Studenten te Wurtzburg bedraagt thans 408. Van deze zijn 311 inlanders. Alleen in de Geneeskunde zijn 187 Studenten. GROOT- BRIT ANNIE. Londen den 11 Blaart. Dezen dag heeft het Ministerie voor het eerst eene beslissende meerderheid in het Lager-Hnis behaald. De Marqnis ran Chandoi namenlijkhad eene motie gedaan om de belasting op de moutwelke tusschen de 50 en 60 millioen Nederlandsche guldens op brengt, af te schaffen en daarvoor eene andere, hoe zwaar die ook op de eigendommen drukken mogt, in plaats te stellen, daar de mout- belasting door hem als de verderfelijkste van alle mogelijke belastingen beschouwd werd. De Minister Peel betoogde in eene redevoeringdat door het afschaf fen eter belasting aan den gang der zaken eenen onherstelbaren slag zou toegebragt worden, daar in eene belasting op de eigendommen de bezit ters nooit zouden toestemmen. Nog verscheidene leden, ook die tot de Whigs-partij behoorden, verklaarden zich van het gevoelen des Ministers te zijnweshalve het voorstel van den Marquis met 350 tegen 192 en dus met de aanzienlijke meerderheid van 158 stemmen werd verworpen. In de gemelde zitting heeft Lord Brougham aan den Minister van Bui- tenlandsche Zaken, Lord Wellington, inlichting gevraagd wegens twee, zijns inzienszeer belangrijke gebeurtenissennamelijk den dood des Keizers van Oostenrijk en het vertrek der Britsche vloot van Malta naar de Dardanelles Ten aanzien van Oostenrijk gaf hij den wensch te ken nen, dat de Britsche Regeringin het belang der menschelijkheid, en zelfs van eene goede Staatkunde, bij den nieuwen Keizer pogingen zou doen ten einde de gestrengheid te verzachtenwaar mede sedert zeven tien' jaren in de Oostenrijksche Staten mannen behandeld wierdendie het sieraad van hun vaderland waren geweest, en gedeeltelijk een zeer hoogen rang in de maatschappij hadden bekleed. Het vertrek der Britsche vloot scheen met de betrekkingen tusschen Engeland en Rusland in ver band te staan, en lord Brougham wilde dus ook weten, of het waar was, dat voor den Gezantschaps-post te St. Petersburg, waartoe tegen woordig zulke uitstekende bekwaamheden vereischt werden, Lord London derry benoemd was. Lord Wellington zeidedat de vorige spreker wel niet verwachten korf van eenig antwoord te ontvangen omtrent de stappen, die. de Britsche Regeringten gevolge van den dood des Keizers van Oostenrijk gedaan had, daar zij van die gebeurtenis eerst den vorigen dag verwittigd was. Ten aanzien van de beweging der Britsche vloot kon hij, Lord Welling ton, alleen zeggen, dat dezelve geenszins het gevolg was van eenige stremming der vriendschaps-betrekkingen tusschen Engeland en Rusland. Hij voegde er bij, zoodra het jaargetijde zulks zou toelaten, de edele Lord als Gezant naar St. Petersburg zou vertrekken. Lord Brougham betuigde daarop zijn genoegendat er geen misverstand tusschen Engeland en Rusland bestond; doch gaf op nieuw den wensch te kennen, dat door de veel vermogende tusschenkomst der Britsche Re gering, de troonsbeklimming van Ferdinand I als Keizer van Oostenrijk gekenmerkt mogt worden door het uitvaardigen van een besluit van kwijt schelding ten behoeve der personenvan wie hij vroeger gesproken had. Den nden was^de aandacht te Londen algemeen gespannen, omtrent het in de zitting van het Lager-Huis van den i3den te doene voorstel van den heer Hume, om namenlijk de benoodigde uitgaven voor het Rijk slechts voor 3 maanden toe te staan: hetgeen gelijk zou wezen met eene weigering der onderstands-gelden. Ter tafel der Gemeente is eene begrooting nedergelegd van de sommen in het jaar 1835 voor de dienst der marine benoodigdzij le vert eene bezuiniging van 330,000 pond sterling op. De oppositie-bla den arbeiden om te betoogendeels dat deze bezuiniging nog aan het vorige Ministerie te dankendeels dat zij niet waard is om daarvoor En- gelands invloed in Europa prijs te geven. Dat de Engelsche vloot van Malta naar de Dardanellen gezeild is, wordt thans door regtstreeks ontvangen berigten van den 7den Februarij bevestigd. Twaalf schepen, welke te Malta overwinterd hebben, zouden volgens aanschrijving van Lord Ponsonby dadelijk onder zeil gaan. Uit Westminster schrijft men het volgende Volgens eene officiële opgavezijn niet minder dan honderd kinderen 'in twaalf maanden tijdsverbrand door de onvoorzigtigheid der oudersdie de kinderen alleen te huis lieten. Van dit getal zijn omtrent vier-vijfden meisjes en een-vijfde jongens. De oorzaak van deze ongelijkheid schijnt in het verschil der kleederen te liggen. Brieven van Macao verzekeren, dat Lod Napier gestorven is, ten gevolge van de mishandelingen, die de Chinezen hem op de reis van Canton naar Macao hadden aangedaan. De handel met de Chinezen was op den ouden voet hersteld; doch voor de beleedigingen, die de verte genwoordiger der Engelsche Regering ondergaan hadwas nog geene ver goeding gegeven. Volgens diezelfde berigten was het volk van de Nederlandsche schoo ner Harriet aan het muiten geslagen en had den Kapitein vermoord. De schooner en de equipagie waren te Typa onder bewaking van eene Por- tugesche wacht gesteld. Berigten van de Kaap de Goede Hoop drie dagen later dan de voorgaande, namenlijk van den 3den Januarij, luiden, omtrent den inval der Kaffers nog zeer ongunstig. Alle de Kapenaars, welke zich voor den handel in het Kafferland ophielden, waren vermoord geworden, de geestelijke zendingen waren verlaten. Men maakte zich in Grahams-stad tot geduchte tegenweer gereed. De inwoners van de Kaap hadden aan den Gouverneur aangeboden, om, indien hij de geheele bezetting van de Kaap stad wilde doen oprukkenzij zich als vrijwilligers ter bewaking der Kaap stad aanboden. De Gouverneur had echter gemeend hunne aanbieding niet te behoeven aan te nemen. F R A N K R IJ K. Om de laatstelijk in de Kamer der Afgevaardigden aangenomen concept- wetten den Koning aan te biedeH, hebben zich de President en de Secre. tarissen der Kamer Dingsdags naar den Koning begeven. Na het Ontvangen dierconcepten 'heeft Z. BI. gezegd; -r '0 yéVSen ren Ik verblijd mij, Mijne Heeren, eene gelegenheid tc hebben om-aan diegenen, welke de.r Afgevaardigden-Kamer, vertegenwoordigen ,tc betui gen hoe zeer ik de voorzigtigheidpp. prijs stellevan welke da,.Kamér jk Zaturdag heeft blijk gegevendoor. de interpellatie» uit. te stellen die niet anders dan onze. bezwaren nog .zouden, hebben kunnen verwikkelen. Dje bezwaren zijn groot, .Aan den eenen kant heh ik te .worstelen tegen politieke hartstogtgnaan den anderen kant heb ik den persoonlijken weêr- zin te bestrijden van zeer achtingwaardige mannepdie scbroomen zie}) den last van. het Ministerie op te laden, welken zij yoor zich-te zwaar schatten. Ik heb evenwel hoop dat wij spoedig alle die. bezwa ren zullen te boven komen, en, in allen gevalle,, zal er van onze po gingen niets kunnen voortkomen dan een Ministeriewelke de afspiega- iug. is der parlementaire meerderheid. Woensdag 11. hebben eindelijkdaar liet Ministerie nog niet was zaam- gesteld, de interpellation van den heer de Sade plaats gehad.Hij heeft dan aan de Ministers, welke nog bestonden, inlichting gevraagd, pm- trent den pijnelijken toestand, waarin men gedurende 20 dagen verkeerde.; daar de niet zamenstelling van het Ministerie, zoowel den geregeldengang der zaken verhinderen moestals de binnen en buitenlandsche achting voor de gevestigde orde van zaken sterk moest doèn dalen. De Bïinistcr Guizot heeft hem in algemeene bewoordingen beantwoord: de Ministers hadden gemeend, reeds een volledig Kabinet te zullen bezit ten, doch hunne pogingen waren tot nog toe mislukt. Zij zeiven waren eerst,den vorigen dag bij den.Koning geroepen, om met hem te raadplegen. Zij hoopten echter, dat spoedig aan de onzekerheid een einde zou komen. Bij het vertrek der laatste berigten duurden de discussien nog voort. Een berigt van den iiden hield in, dat de Hertog van Broglie tot President van den Raad benoemd was, en die .benoeming had aangenomen,. Iets officieels echter was daaromtrent niet bekend gemaakt. Een dagblad zegt, dat het Ministeriehetwelk uit den tegemyoordi- gen drang der omstandigheden11a zoo vele dagen weifelens zal voortko men, geen anderen naam, dan dat der wanhoop voeren zal. Volgens een verslag nit Amiens, blijkt, dat in het jaar 1834 aldaar eene som van 1,061,685 fr. 75 ct. aan sterken drank is besteed, waarvan 744,140 fr. 40 ct. aan brandewijn: het getal glaasjes, welke in dat jaar ge bruikt zijn, bestaat uit 15,874,995, zoo dat er eliten dag 43,493 glaasjes gedronken zijn. MENGELINGEN. STAAT van het CHRISTENDOBI in het OOSTEN. Het volgende is een uittreksel uit het verslag door Blr. Buckingham, ter gelegenheid der jaarlijksche vergadering van het Bijbelgenootschap te Whit by, in het Graafschap York, gedaan; déze Zendeling spreekt aldus: Het eerste der Oostersche landen, dat ik bezocht, was Egypte. Het Muzelmansche juk, dat op dit land drukt, beperkt er zeer de verspreiding van den Bijbel. Niettemin daar er een groot aantal Christen-sekten, onder de namen van Grieken, Armenianen, Copten, Nestorianen, Maroniten enz. bestaan, welke daar tempels hebben, zoude de invoering van de Heilige Schriften onder hen niet zeer moeijelijk zijn, en uit hunne handen zouden dezelve verder kunnen worden verspreid. De Bijbel in eene hun gemeen zame taal aan de Christenen zelve aldaar rondgedeeld, zoude oqk voor deze van groot nut zijn, daar niets meer van de zuivere leer des Christendoms afwijkt, dan alle de ceremonien, kerkplegtigheden en leerstellingen, welke daar zijn ingevoerd. 1 Van daar heb ik Palestina doorloopen, dat land, zoo vol herinneringen uit de gewijde geschiedenis. Daar, even als in Egypte, is het bestuur iu handen der Bluzelmannen, en hoewel er zich éen groot aantal zoo geves tigde als reizende Christenen bevinden, kennen zij de Heilige Schrift bijna niet. Zij, die hnn dezelve moesten uitleggen, hebben zoo weinig ijver, dat zij met regt van nalatigheid kunnen worden beschuldigd. In Mesopotamia is de onwetendheid nog grOOter. Te Ur in Chaldea, het vaderland van Abraham, en in het geheele land aan geene zijde der Euphraat, gaarde Christelijke leer geheel verloren, jyiep zal qver hunne verlichting Jtunnen oordeelen, wanneer men nagaat, dat eene sekte yap (jat land zich Christen noemt, om dat zij een Evangelie van Johannes erkent, maar tevens aanbidt zij Satan, en haalt eene plaats van dit Evangelie tot verdediging van dit haar bijgeloof aan. Van daar in Perzië overgaande, vond 'ik weinige verbetering. Echter zouden de pogingen dér Europeanen aldaar meer dan eTdérs s.lagenóff heeft de Eer-Waarde Henri Martyn aldaar dan ook re.ed_s. .véle conferenUen niét dé geleerdste Muphtis gehad, ten gevolge waarvan zij dan ook (meiden verklaard, dat de hinderpalen, die er tot eene vereeni'ging met de Chris telijke Godsdienst bestond, minder onoverkomelijk waren, dan men t&t nog toe had gedacht. Uit Perzië begaf ik mij naar Indië, Mijn veeljarig verblijf al^aar heeft mij in staat'gesteld de moeijelijkheden tê kennen, welke tegen d<! uitbrei ding van het Christendom bestaan. Het gebruik van verscheidene volken van Indostan om de weduwen op den brandstapel van hunne eclitgenooten te verbranden, is zoo algeJ. meen, dat in den tijd van tien jaren, ingevolge een deswege ingeleverd rapport; bijna zeven duizend vrouwen op deZe wijze zijn omgêkomem Wanneer deze onmënschelijke zelfopoffering door hunne Godsdienst was voorgeschrevenen uit vrijen wil geschieddezonde dezelve niettemin terugstootend zijn. Maar het is zeer twijfelachtig of wel dergèiijke offers door hunne schriften zijn voorgeschreven, daar een hunner geleerdste Braminen verscheidene werken heeft uitgegevenwaarin hij beweertdat dit gebruik tén minste nooit is voorgeschreven, en éérst in latere tijden is ingevoerd; buitendien is het in de meeste gevallen niet vrijwillig, en de slagtoffers geven alleen toe aan de bedwelming van den opium, aan dé verleiding van hunne Priestersof aan dé vrees voor hunne bedrei gingen. Hier moet nóg bijgevoegd worden, dat zij dikwijls aan den brandstapel zijn vastgehecht, dat zij den dood niet kunnen ontgaan, en dat in de zeldzame gevallen waarin men hen op den brandstapel hunne vrijheid iaatmen dezelve zich half verbrand uit de vlammen heeft gién redden en om hulp in hunne folteringen roepen. Blaar dan wierpen dé barbaarsche getuigen van hunnen marteldood dezelve weder in hét vuur waarin zij eindelijk jammerlijk omkwamen; en dit alles valt voor onder de opperheerschappij van een Christelijk gouvernement (de Oost-Indische Compagnie.) Hetgeen veel tot den gruwel van deze' gewoonte toebrengt, is dat zij juist die wezens doet omkomen, welke het meest waardig warén te leven; want, wat men ook van de vrijwillige onderwerping dezer onge- lukkigen moge zeggen, moet men hunne opoffering toeschrijvenof aan den wensch om hun leven aan den Almagtigen ten offer te brengen, of aan -dien om in een beter leven spoedig vereefligd té zijn met hem, die bun beste vriend op aarde was. Het tweede gebruik (want wij zullen er slechts twee te midden van zoo vele andere aanhalen), is niet mmder afschuwelijk, het is de bede vaart naar Dschagernac. Onder dien naam wordt op eene plaats Pouvé genaamd, aan de kust van Orixa, tusschen Madras en Bengalen, een. afgod aangebedenten wiens eere zwermen Pelgrims van alle oorden van Indie aldaar zamenkomen. Het getal der slagtoffers, welke zich, atlaaf tér eere van den afgod onder de tadcren van zijnen wagen laten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1835 | | pagina 3