gebroken, doch nader Weder gedempt waren; zie hier een brief kit Wee- nen, van den 7 Febvuarij, welke omstandige daadzaken mededeelc: In Servie is alles weder rustig. Men verneemt thans omtrent den toe stand van zaken in dat land het volgendeSedert lang beklaagde zich een gedeelde der Primaten over de, hoezeer onbesprokenewillekeurigheid en wetteloosheid der regering, gelijk ook over het volslagen gebrek aan con trole op liet stuit van finantien. De Vorst zelf was sints lang overtuigd van de noodzakelijkheid, om deze gebreken der regering te verhelpen, en liet zelfs sedert lang aan een wetboek voor Servie arbeiden. Het ontbrak bij hem dus niet aan goeden wil, en aan den anderen kant vorderde men geene onredelijke dingen. Onder deze Omstandigheden had Vorst Miloseh eene vergadering van Afgevaaidigden te Kragujewatz zaamgeroepeiiom aan dezelve eenige nieuwe wettelijke voorslagen te doen. In het midden van Januarij begonnen dienvolgende te Kragujewatz onderscheiden Primaten aan te komenen uiteden zich aldaar dadelijk op zulk eene tegen de Regering vijandige wijze, dat Vorst Miloseh begrijpen moest dat de voor dragten welke hij zich voorgesteld had aan hen te doenweinig be vrediging geven zoudenen daar de verderevroeger door hem toege zegde en gewigtigere ontwerpen van wet nog niet zoo ver gereed waren om aan de afgevaardigden voorgelegd te kunnen wordenzoo besloot hij eensklaps om den Landdag geen voortgang te doen hebbenen beval dat de reeds naar Kragujewatz gekomen Primaten naar huis zouden terug keeren. Dit was olie in het vuur; men weigerde aan het bevel van den Vorst gehoor te gevenen besloot veel meer om nu met eischen voor den dag te komen, en, indien daaraan geen gehoor gegeven wierd, den Vorst voor vervallen van den troon te verklaren, en den Erfprins Milan op denzelven te verheffen. Ingevolge dit besluit zond men eene deputatie naar Poscharewatz tot den Vorst, die intusschen reeds aan zijnen broeder, die met eenige troepen tot bescherming tegen het onrustige Bosnië aan de grenzen stondbevel gezonden had om dadelijk tegen Kragujewatz te marcheren. Maar de Primaten lieten zich hierdoor niet afschrikken; zij zonden den troepen eene deputatie te gemoet, om aan dezelven te verklaren, dat zij niet wil lens waren om tegen hunne broederen krijg te voerendat zij niets begeerden dan de bevrediging der regtmatige en billijke wenschen van het volk en vervulling der beloften van den Vorst zeiven, en dat zij dit op vreedzame wijze dachten door te zetten. Hierdoor schijnt de broeder van den Vorst zich te hebben laten bewegen om zijnen marsch naar Kragujewatz te staken. Men trad in onderhandeling met den Vorst zeiven, die zich te Poscharewatz ophield, en kwam tot een voorloopig vergelijk, waarbij Vorst Aijloseh_gezegd wordt in gewigtige concession bewilligd te hebben. Hij kwam den 26 Jannarij in .persoon naar Kragu jewatz., waar nu de Landdag toch voortgang hebben zou, en werd bij die gelegenheid overalzoowel den geheelen weg langs als bij zijne in trede in de stad, door het volk met vele uiterlijke blijken van groote genegenheid, en verknochtheid bejegend. Over het geheel schijnt ook het volk geen deel te hebben aan het ijveren der Primaten, en als het ware een blind vertrouwen te stellen in den goeden Wil van dén Vorst. RUS L A N D. Uit Kiachtabp de grenzen van China gelegenwordt het volgende medegedeeld iri de grensvesting Zürüchajthjewsk bemerkte men op de 11 November 11., omstreeks a ure des namiddagseène van. het naburige gebergte afkomende duisternis in de luchtwelke zich spoedig langs den geheelen horizont uit breidde. 'Het dónker nam allenskens toe en was tegen den nacht zoo sterk, dat men noch den naasten omtrek, noch de sterren aan den hemel kondeont waren. Des anderendaags scheen de atmospheer met rook bezwangerd te zijn, die échter volstrekt geenen reuk van zich gaf. Den ganschen dag bleef de luchtgesteldheid dof en het daglicht was gelijk aan de avondschemeringof zelfs nog iets duisterder. Toen des middags ruim 4 ure een sterke Noord- Oostenwind zich verhief, werd het van tijd tot rijd nog donkerder, maar omstreeks middernacht was de lucht weder opgeklaard. Aan de oevers van den Arguns, gelijk mede op het ijs, ontdekte men een zwartbruin nevel- beslag, dat geenen reuk, maar eenen eenigzins bitteren zoutsmaak had. Het gras was met een roodbruin nevel-beslag bedekthetwelk als stof oprees wanneer men hetzelve aanraakteen een onaangenaam gevoel in neus en oogen te weeg bragt. Men heeft eene kleine hoeveelheid van dit stof, tot het nemen van onderzoekaan de akademie van Wetenschappen te Peters burg gezonden. PORTUGAL. Van het begin van deze maand wordt uit Lissabon geschreven, dat de Minister van marine dezen staat der zeemagt voorgesteld heeft, namenlijk 2 linieschepen8 fregatten4 oorlogschepen6 brikken8 korvetten en kotters8 kannonneerbooten8 transport- en paquetbooten en 2 stoom- booten; in alles te zamen 50 vaartuigen met het benoodigd getal matro zen en mariniers. Deze staat zal naar het comité van marine gezonden worden. SPANJE. Uit Madrid is een renbode aan Santander gezonden, met last om de 27 Spaansche officierendie aan boord van de Engelsche stoomboot Isabel gevangen genomen zijnop staanden voet dood te schieten. De Commissie belast met het opmaken van het rapport over de Binnenlandsche Zaken, heeft te Madrid eene lange zitting gehouden; zij neemt het ontwerp des Ministers bijna geheel aanmet uitzondering dat zij slechts in plaats van J als werkelijke schuld wil aannemen. De bijzondere berigten door de Fransche bladen medegedeeld, geven nog niet veel zekerheid omtrent de voorgevallene gevechten in het begin van Februarij. Ondertusschen schijnt dit zeker, dat er/meer belangrijke gevechten geleverd zijn, waarin beide de partijen aanmerkelijke verliezen geleden hebben. Over Engeland heeft men berigten uit Pampeluna tot den pden en uit Madrid tot den pden Februarij. Mina was van eaien tógt naar de zijde van Tafalla, alwaar hg eene bezending krijgsbehoeften uit Kastjlie ging ontvangenin vrij goede gezondheid te Pampeluna teruggekomen. Zumala- Carreguy had aan Mina geschreven, 0111 zijn dochtertje, hetwelk nog slechts vijftien maanden oud is, en in der tijd door Rodil is opgeligt, terug te mogen ontvangen. Mina heeft dadelijk last gegeven, dat aan dit verzoek zou worden voldaan, en het kind, onder geleide van haren oom, eén geestelijke, naar het hoofdkwartier der Carlisten gezonden. Dit voorval vormt, zoo als een Engelsch dagblad te regt opmerkt, een aan genaam contrast met de ijsselijkheden van den bloedendén oorlogdie steeds in het Noorden van Spanje woedt. Van den kant der Carlisten is een legerberigt bekend gemaakt omtrent het gevecht van Arquyas, waarin wordt opgegeven, dat de Christinos, na te vergeefs beproefd te hebben de brug bij Arquyas te bemagtigenonver- rigter zakendoor Zumala-Carreguy vervolgdzijn afgetrokken. De Carlis ten zouden 6500, de Christinos 9000 man in het vuur gebragt hebben: het getal der dooden en gekwesten aan den bant der laatsten wordt 1400 opgege ven dat der eersten wordt onbeduidend genoemd. Eene telegraphische depêche te Parijs ontvangen, geeft, te kennen, dat Elizondo en Ziga door bijkomende magt der Christinos van de belegering der Carlisten ontzet zijn. Mina zou, volgens den Parijschen Moniteur den 14de!! te Elizondo- aan gekomen zijn. Er liep ter beurze van Parijs een gerucht dat Lorenzo, welke na hot opbreken van het beleg van Elizondo, de Carlisten vervolgde, doorZuvw!»-* Carreguy geslagen was. ITALIË. Rome den 7 Februarij. De diplomatische nota, welke de Engelsche Ge zant Seymour in Florence, ten aanzien van Portugal, naar Rome gezonden heeftis tot heden toe nog niet aan het Collegie der Kardinalen voorge legd geworden, waaruit men besluiten wil, dat deze nota van den kant van den Paus niet als eene officiële mededeeting beschouwd wordt, maar dat men eerst het gevoelen van de overige Kabinetten afwachtvoor men zich verklaren zal. Ondertusschen werd dezer dage een geheim Consistorie gehouden; doch hetgeen in hetzelve verhandeld is, is het publiek onbekend gebleven, hetgeen anders zelden het geval is. De Staats-Secretaris, Kardinaal Bernettidie wederom sterk door de podegra aangetast washad zijn ontslag aan den Paus gevraagdwelke hem dezelve echter geweigerd had. Den 6den is de verjaardag van de krooning van den Paus plegtstatig. gevierd en bij die gelegenheid veel geld onder de armen uitgedeeld. ZWITSERLAND. Uit Bern wordt van den 11 Februarij gemeld, dat men in dat banton eené nieuwe zamenspanning der Aristokraten ontdekt had, welke het onverwerpen van de nieuwe orde van zaken bedoelde. Een jong mensch die aanhanger van de oude Regering was, had voor aanbrenger gespeeld, en de geheele zaak aan de Overheid te kennen gegeven. De zamenzwering zou zich ovef geheel Zwitserland uitstrekken. Men had echter slechts èen persoon gevan gen genomen, hem namenlijk, die genoemd jong mensch tot de zamenzwe ring had willen overhalen. Het blijkt hieruit, dat de partij der Aristokraten altijd nog in het geheim woelt, en hare plannen tot wezenlijkheid tracht te brengen. DUITSCHLAND. Het volgende is een vergelijkend verslag van de jaren 1832, 1833 en 1834, ten aanzien van de vaart op den Rhijn: Quintalen van 50 kilogrammen. 1832. 1833. 1834. Verzendingen uit Holland naar de Pruis- sische Rhijn-provincien tot Koblenz en de Moezelhet land van Nassau daar onder begrepen 992,616. 1,014,454. 1,079,194. tot Mainz336,334- 227>7Ó°- 275,247* Frankfort8,513- 71,132. Mannheim 88,063. 170,946. 204,519. Te zamen 1,417,013. 1,421,673. 1,630,092. Ini832 hééft Holland, ten eihfde in het onvoorzien gebrek der Rhijn- provincien te voorzien, bovendien nog 300,838 quintalen granen van onder scheidene soorten geléverd. Gedurende 1832 voorzagen de voormalige stapelplaatsen Keulen eir Mainz, nog alleen de stad Frankfort van koloniale warenvan en over de Holland- sche markten getrokken, doch in 1833 begon Frankfort zich zelve te voor zien, en daarbij gewis voordeel vindende, vermeerderde zij in 1834 hare directe aanvragen tot 71,000 quintalen. De stad Mannheimwelke dadelijk na de afsluiting der overeenkomst van 1831 directe betrekkingen met Hoiland had aangeknoopt, vermeerderde, in 1834, zoo zeer hare aanvragen, dat dezelve tot 200,000quintalen klommen; bedragende zulks meer dan de behoefte van het land van Badenen verschaf fende daardoor gelegenheid óm nog eene voordeeligen handel te drijven met de zuidelijke streken van DuitschlandZwitserland en Italië, terwijl noch Frankrijknoch Beijeren zich in staat bevinden om met Holland eenen regt- streekschen handel langs den Rhijn te drijven alwaar -genoemde landen niet eens eene directe beurtvaart bezitten. Nassau trekt deszelfs koopwaren niet regtstreeks uit Hollandaan dit land ontbreekt ook eene directe beurtvaart; doch hetzelve ontvangt de.koloniale waren in Holland gekocht door de Pruissische vrijhavensten minste voor eene hoeveelheid van 80,000 quintalen jaarlijks. In het algemeen is er in 1834 het meest in den handel omgegaan, en het is gebleken dat de aanvoer van koffij in 1834, die van 1833 overtrof met 1,126,704 kilogrammen, en de aanvoer van suiker 1,870,488 kilogrammen meer bedroeg. (Te zamen voor eene waarde van ten minsten 3 millioen gul. dens). Zulks levert het bewijs op dat de Rhijnhandel tot dus verre niet heeft geleden door de nieuwe vereeniging van het Duitsche tolstelsel. Holland heeft langs den Rhijn aan inlandsche voortbrenselen uit de Rhijn- provincien ontvangen Quintalen van 50 kilogrammen. 1832. 1833. 1834. Steen- en houtskolen2,800,000. 2,486,836. 2,600,000. Scheeps- en ander timmerhout 1,341,572. 1,353,237. 1,500,000. Granen en zaad, onderscheidene soor ten van steenen, kalk, pijpaarde, schors enz417,152. 888,726. 600,000. Andere voorwerpen en koopgoederen vervoerd door de beurtschippers 397.955- 428,307. 767,944. Te zamen 4,956,679. 5,157,106. 5,467,944. Hieruit volgt,-dat de vrije scheepvaart op den Rhijn, eenen vrijen weg openende voor de Hollandsche markten tot verzending "van goederen, haar tevens den besten en minstkostbaren weg heeft aangetoond voor de terug vrachten, zoodat de uitslag van dezen ruilhandel aan beidé zijden voordee-' lig was voor de koopers en verkoopers, volgens den gewonen loop der za ken op den Rhijn en deszelfs zijtakken in Holland, in eenen tijd van vrede;' dat de wederzijdsche betrekkingen op eene wijze geregeld zijn, welke vóór- deelig is voor de nijverheid van alle landen, geroepen om deel te nemen aan den handel en de vaart op den Rhijn, op deze schöone rivier, die het voorbeeld van eene in alle opzigten goed ingerigte vaart oplevert. De stoombooten tusschen Keuren en Mainz, hebben veel toegebragt aan de levendigheid in handel en vaart, vooral met betrekking tót koopwaren, die spoed vereischtenniet veel plaats wegnamen en veel waarde hadden; dezelve hebben op "en afwaarts vervoerd in 1832, 68,897 quintalen. 1-833, I15,4H 1834, 75,022 Het schijnt dat in 1832 en 1834, het water te laag geweest zijnde, minders gunstig was dan In 1833, doch het vervoer van reizigers bedroeg bóven de' 100,000 personen. Op den Mein hebben "de stoombooten weinig vorderingen gemaakt, der- zeiver vaart, in 1832 zeer onbeduidend, hééft in 1833 en 1834 geheel moe ten ophouden, daar de Mein niet diep genoeg is. Tusschen Mainz en Mannheim voeren dezelve voordeeliger in 1832, al waar zij op en af 12,679 quintalen vervoerden, doch weinig reizigers; in 1833, 41,886 quintalen en in 1834 slechts 5,162deze plotselijke verminde ring schijnt te moeten worden toegeschreven aan de meerdere gemakkelijk-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1835 | | pagina 2