A0. 1835.
L E Y D S C II E
13.
COURANT.
Vrijdag
j v.v *-y .warns
3 GEWOfl
i A' rr
W* V
deh 30 January»
MOBIELE SCHUTTER IJ.
1Oproeping der Verlofgangers van het iste Bataillon der 3 de Af deeling Mobiele Zuid.-
llolïandsche Schutterijtot het bijwonen der Inspecte
Burgemeester en Wethouders dér Stad Leyden, gehad hebbende de voordragt
van den Luitenant-Kolonel, Koimnanderende de 3de Afdeeling Mobiele Zuid-Holland-
sche Schutterij, tot het houden der maandelijksche inspectie, bepaald bij Zijner Ma-
jfcsteits besluit, van den 25. Julij 1834, No. 88; roepen bij deze op, alle de zich met
verlof bevindende Onder-officieren en manschappen van opgemeld Bataillonals ook de
zoodanigen, welke tegen het ontslag van hunlieder plaatsvervangers bij hetzelve zijn in
gedeeld 0111 te compareren op Dingsdag den Berden Feb raar ij aanstaande's morgens
ten 10 ureop het Plein van den Doelenten einde door den Chef der Afdeeling te
worden geïnspecteerdgekleed in de Kapot jassenLakensche Pantalon en [Vitte Slob
kous sèn en voorzien van de Wapeninghet Ledergoedals ook de groote en kleine
Équipement stukken, Welke zij van het Korps, met verlof gaande, hebben mede geno
men terwijldegenendie bij de Inspectie ontbreken, of zich gedurende dezelve niet
behoorlijk gedragen, of wel hunne klceding en wapening hebben verwaarloosd, bij het
Korps diciplinair zullen worden gestraft, in zoo verre er geehe termen zijn, öffi hen
aan den Krijgsraad over te' geven.
En informeren Burgemeester en Wethouders wijders den belanghebbendendat geenen
der Verlofgangers van deze Inspectie' kunnen terug blijvendan de zoodanigenwelke
van het Bataillon bij andere Korpsen zijn gedetacheerd, als ook die, welke van woon
plaats zijn veranderd, ingeval hun nieuw domicilie meer dan vijf uren van deze Gemeente
is verwijderd, en eindelyk degenen, welke door ziekte buiten staat zijn zich naar de
tlaats der Inspectie te begevenin welke laatste geval van wege dezelve eene schrifte-
ijke geneeskundige verklaringvóór den aanvang der Inspectiezal behooren te worden
overgelegd.
'Vermanende wijders alle Verlofgangersdoor eene getrouwe opkomst, stiptelijk aan
deze oproeping te voldoenen zich alzoo voor de nadeelige gevolgenwelke uit nalatig
heid zouden ontstaante vrij waren.
Aldus gedaan en gepubliceerd bij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad
Leyden, op den 26. Januarij .1835.
J. G. DE Mey.
Ter ordonnantie van dezelve,
P. A. du Pui.
NEDERLANDEN.
Leyden den 29 Januarij 1835.
Het bulletin van Woensdag morgen, wegens de ongesteldheid van Z. K. H.
den Prins Veldmaarschalk, luidt als volgt:
Z. K. H. bevindt zich in denzeifden toestand als gisteren.
-r Een berigt uit 'sllage, d.d. 29Januarij, bevat het volgende:
Tot aller vreugd is heden morgen, omtrent Z. K. II. den Prins van Oranje
het navolgend bulletin Uitgegeven, hetwelk gelukkiglijk doet zien, dat het
met den Prins steeds voorwaarts gaat:
Z. K. H. heeft'gisteren eenige uren buiten het bed doorgebragt, en
schijnt in krachten toe te nemen. Morgen zal er geen bulletin worden uit
gegeven."
Naar men verneemt, zullen de ontvangers, welke met voordacht
overtredingen,- waarover zij gesteld zijn te waken, voorbij zien, bij de
processen-verbaal van grondige naziening daarvoor verantwoordelijk worden
gesteld, hetwelk, onder anderen, het geval behoort te zijn ten aanzien
van het middel der patenten, vooral ten opzigte van zaakwaarnemers,
Beheerdersenz.
Tijdens de overwegingen over de Staatsbegrooting voor 1835, is, on
der anderen, van Regeringswege aan de Staten-Generaal te kennen gege
ven, dat welligt, in den loop dezes jaars, met de droogmaking van den
Zuidpias in Schieland zou worden voortgegaan. Die toezegging schijnt zich
thans te verwezenlijken, daar er, naar men verneemt, den 16 Februarij aan
staande, voor de Commissie van beheer en toezigt over de droogmaking
van den Zuidpias in Schielandde natemeldene werken zullen worden aan
besteed die ter voortzetting der droogmaking van voorschreven Plas moe
ten strekken, te weten: 1°. elf stuks vijzel-molens; 2°. drie stuks acht
kante scheprad-molens; 30. het maken der maalboezems en boezemkaden
40. het sluiten of digten der nog gehoudene openingen in den ringdijk50. het
graven eener vaart langs den nieuw gemaakten ringdijkstrekkende over de
Nieuwerkerksche laan en Groenenweg, met de verlenging van beide wegen;
en 6°. het verwijden der wetering, langs den Moordschen Tiendweg ter ge
meenschap tusschen het Moordrechtsche verlaat en de ringvaart. Op den
zelfden dag zal er, zoo wel als de eerste aanbesteding, aan den Korte-
noord, onder Nieuwkerk aan den Yssel, eene tweede aanbesteding plaats
hebben, en wel tot het doen der vereischte reparatien, vernieuwingen en
leverantien aan, mitsgaders het onderhouden, gedurende den jare 1835, van
de werken tot beteugeling van den Zuidpias in Schielandalsmede van alle
de sluis-, brug- en timmerwerken, welke tot de droogmaking van den ge
noemden Plas bereids zijn gelegd en voltooidmet den aankleve van dien.
De Raad van Bestuur der Koninglijke Akademie van Beeldende
Kunsten te 'Amsterdam heeft in deszelfs Vergadering van 7 Januarij 11.
ingevolge art. 23 en 4 van het Koninglijk reglementtot leden van
gemelde Akademie gekozen en erkendals
Honoraire Leden. Mevr. Cornelia Wilhelmina Craeyvangergeb. van
loon, en Mevr. Ester Suasso, geb. de Castro, beide te Amsterdam.
Leden. De Heeren: Gabriel Henriques de Castro, en Jhr. Hendrik jan
Dcutz van Assendelft, beide te Amsterdam.
Mr. Hendrik Jacob Baron van Doorn van Westcapellete 's Gravenhage.
Martinus Gerardus Felicitus Tetar van Elven, te Harderwijk.
Jan Esman, te Hilversum.
George Gilles Haattente Amsterdam.
Jhr. Mr. Anthon Gerhardt Alexander van Rapparden Willem Hendrik
Jacob Baron van IVestreenen van Tiellandtbeide te 's Gravenhage.
Voor eenige dagen, schrijft men verder uit Amsterdam, hebben wij
melding gemaakt van het ongelukkig geval, aan een behoeftig huisgezin,
op den Haarlemmerdijk bij de Wieringerstraat, door het aanglimmen van
doove turfkolen overkomen. Het is, onder den Goddelijken zegen, voor
namelijk aan de zorgen der heeren Willem Bosselaar en Willem Philippo
te danken geweestdat drie der lijdersde moeder en twee dochters
het lot der beide andere dochters niet gedeeld hebben. Deze beide Iaat-
sten, welke dood gevonden izijn, hadden in eene bedstede geslapen, de
drie anderen personen op den grond. Zonder tijdverlies had men de drie,
aan welker herstel niet geheel gewanhoopt werduit de schamele wo
ning van het gezin naar een huis in de Visscherstraat gebragt, en hier
'hebben de twee bovengemelde heeren, ondersteund door de huisgenooten
en omstandersbijna vier uren langzonder den moed op te geven of
in ijver te verflaauwende gestikten naar het voorschrift van de maatv
schappij der drenkelingen behandeld tot dat de schijndoden hun bewustzijn
terug kregen en allengskens in staat geraakten omnaar. het Stads Gasthuis
vervoerd te wordenwaar zij thans bijna geheel hersteld zijn.
Men mag hopen, dat dit geval, hetwelk voor twee menschen zoo nood
lottig geweest is en het voor nog meerdere had kunnen wezen, anderen in
eenen dergelijken stand des levens geplaatst tot waarschuwing dienen zal,
en tevens ieder een tot aansporing, om bij de pogingen tot redding van
drenkelingen of gestikten hiet al te vroeg met de aanwending der middelen
op te houden, daar hier eerst na vier uren arbeids de menschlievende ijver
der redders mét eenen goeden uitslag bekroond geworden is.
.iog meldt men uit die stad van den 27sten dezer het volgende!
'Heden' overleed alhier, in den ouderdom van ohgeveer 69 jaren de
heer jan HuidckoperRidder van de Orde van den Nederlandsehen Leeuw,
Lid van het Amortisatie Sijndicaat, Kommissaris des Konings bij de Han
delmaatschappij en van wege den Handel bij de Directie van liet Entrepót-
Dok, vroeger was hij Lid van het Stadsbestuur en Voorzitter van de Ka
mer van Koophandel, alhier. Hij was een kundig en naauwgezet koop
man het vertrouwen des Konings en zijner medeburgeren volkomen Waar
dig. Men achtte hem te regt wegens zijn rond en open karakter. Hij
was Zonder pligtpleging, maar vol strenge pligtbetrachting. Belangeloos
was hij meenig een met raad en daad ten nutte. Zeer velen, maar vooral
zijne bloedverwanten, treuren om hem.
Uit Breda meldt men van den 28sten dezer het volgende:
Naar wij vernemen, wordt thans bij de Hooge Regering in Overweging
genomen, het verzoek van dit gewest, tot verkrijging van eenige schade
vergoeding voor de landerijen, welke ten gevolge van de gebeurtenissen
in Belgie onder water zijn gezet; vooral die streken, die later, en wei
voornamelijk in het najaar van 1832, in de waterlinie begrepen waren, en
door de afdamming van de rivier de Donge en andere rivierenin de gemeen
ten Raamsdonk enz., overstroomd zijn geworden. Die maatregelen zijn ge
nomen uit het beginsel van het algemeene nut. Het laat zith denken,
dat de Hooge Regering, dit in aanmerking nemende, het beginsel van het
regt zal erkennen, hetwelk niet duldt, dat het eene gewest meer dan het
andere lijdt, wanneer het de verdediging van alle geldt.
In den voormiddag van den 2isten dezer is in gemeente 's Gravemoer,
in de huizing bewoond door den bakker G. Akkermans en den daglooner
C. Koenen brand ontstaan, waardoor gemelde woning met den voorraad gra
nen van eerstgemelde en den inboedel van laatstgenoemde, niettegenstaande
de aangewende hulp een prooi der vlammen geworden zijn. Door den ijver
der ingezetenen en die van het naburig Dongenalsmede van het te 's Gra
venmoer liggend detachement der afdeeling Kurassiers, N°.9, mogt het ge
lukken de belendende woningen te beveiligen. Het huis was voor brand
schade verzekerd.
Uit Leeuwarden meldt mendat een aanzienlijk terrein buitengronden
bij Tessel, het Eijerland genaamd, ter grootte van 7000 bunders, tot op
laag water gemeten, dezer dagen aan eene particuliere compagnie is ver
kocht, welke hetzelve Zal indijken, zoodat binnen weinige jaren deze thans
onbruikbare schorren in het vruchtbaarste bouwland veranderd kunnen zijn.
De bevolking van Vriesland bedraagt 204,909 zielen. In eene sta
tistieke opgaaf, is het volgend verslag van veroordeelden door het Hof van
Assises van deze provincie van 1813 tot 1832 bekend gemaakt:
Het getal der veroordeelden in verschillenden ouderdom over de jaren 1813
tot en met 1822, bedroeg 637 personen, als:
Van het Mannelijk
geslacht.
26
57
van 10 tot 16 jaren
„16—20
20—40
„40 60
60 75
94
9
473 M.
Vrouwelijk
geslacht.
7
22
104
29
3
dat is:
Personen.
33
79
391
124
12
164 Vr.
Van 1823 tot en met 1832 was het bedrag 510 persoden, als
637 P'
Van 10 tot 16 jaren
„16—20
„20—40
40 60
60 75
van het
Mannel. gesl.
16
61
239
74
9
Vrouwel.
gesl.
7
20
68
13
3
d.
Personen.
23
8t
3°7
87
14
399 M. ui Vr. 5I0 P.
onder welk getal een man van 79 jaren.
Wat betreft den aard der misdaden of wanbedrijvenaan welke de veroor
deelden zijn schuldig verklaard, daarbij valt op te merken, dat het getal
moorden is geweest in de 20 jaren zes, doodslag zeven, diefstallen door huis-
of loonbedienden 251 valschheid in geschriften 36enz.
Negen mannen en vier vrouwen zijn over die 20 jaren ter dood veroor
deeld en 74 tot den eeuwlgdurenden dwangarbeid of de straffen daarvoor irt
de plaats gesteld. Geeseling en tuchthuis! 185; tepronkstelling en tucht
huis: 262 personen.
Berekent men over de zielen in den leeftijd van 10 tot 75 jaren, in welken
de veroordeelden vallen, dan is het resultaat, dat van de 1000 zielen, 4wer-
den veroordeeld van 18131822, eh in de volgende 10 jaren, van 1823—1834
van de iooö zielen 3.
Van de beschuldigden in de twintig jaren werden door eikander 18 van de
iooniet schuldig verklaard; als: van 1813—1822, 138 personen, namelijk
95 van het mannelijk, 43 van het vrouwelijk geslacht: Van 18231832,
116 personen, ruim 85 van het mannelijk, 31 van het vrouwelijk geslacht.
In de eerste tien jaren werden, wegens herhaling van misdaad, van de
637 personen 58 veroordeeld, dus ruim 9 per honderd. In het tweede tien
tal, van de 510 veroordeelden 66, dus 13 per honderd.
Het volgende is een uittreksel uit eenen bijzöndere'n brief geschre
ven te Matona op Sumatra in Oost-Iiidien:
Onze zaken gaan hier best vooruit; Zeer vele distrikten onderwerpen
zich aan ons Gouvernement. De landstreken alhier zijn zeef moeijelijk
om er door te dringen uit hoofde der veelvuldige bergen en diepe ravijhs
{klooven holle wegen) f deze hebben algeméén Zeer steile talu's (randen
afhellingen). Meest al de avenuën tot de kampongs dorpenzijn bezet
met digt begroende bamboesdoorn en strekken aan de Padriés tot goede