A°. 1835. LEYDSCHE 3. COURANT. Maandag NEDERLANDEN. V; S deri 5 Januarij. 10. Op elk der nieuw vervaardigde vatenzal deszelfs wettige inhoud met duidelijke cijfers, onder bijvoeging der letters NK, worden ingesneden of ingebrand; zullende wijdersop de meest geschikte plaatsen, het ijk- werk en de jaarletter worden gesteld. 12. De bepalingen, in de vorenstaande artikelen vervat, zullen niet toe passelijk zijn op zoodanige fustenwelke uitsluitend bestemd zijn tot ver zending buiten 's lands van inlands gefabriceerde vochten. en rider ure, j ide, iscer ND, amd en en| ge- en 1 irisI Be- PUBLICATIE. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, gevfiii bij dezen kennis aan de Burgers en Ingezetenen derzelve Stad, dat, ter vervulling der op heden openvallende Wethouders-plaatsen, door de gewone aftreding van de Heeren Petrus Cun/eus en Paul du Rieu, bij besluit van Zijne Majesteit aeii Koning, van den 17 December 1334, No. 109, bij continuatie tot Wethouders dezer Stad zijn benoemd: De Heeren PETRUS CUN./EUS en PAUL du RIEU, welke op heden in die functie zijn geïnstalleerd. Aldus gedaan en gepubliceerd bij H. H. Burgemeester en Wethouders def Stad Leyden, op den 2. Januarij 1835. J. G. d e M e y. Ter ordonnantie van dezelve P. A. DU PUI. KENNISGEVING: Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, brengen bij deze, ingevolge de Afkondiging van den Heer Staatsraad Gouverneur van Zuid-Holland van den 3 Sep tember jongstleden, ter kennisse van'de belanghebbende Ingezetenen dezer Stad, dat de aanwijzende Staat van de uitkomsten der klassering of de begrooting der belastbare waarde van ieder pand, het zij door nieuwen of aanbouwgeheelen of gedeeltelijken herbouw, I slooping of verval dier eigendommen veroorzaakt, van heden af, gedurende eene maand, 1 ter Secretarie dezer Stad ter visie zal liggen. Leydenden 30. December 1834. J. G. de M e y. Ter ordonnantie van dezelve, P. A. du Pui* MOBIELE SCHUTTER IJ. Oproeping der Verlofgangers van het iste Bataillon der 3 de Af deeling Mobiele Zuid- Holland sche Schutterijtot het bij-wonen der Inspecte Burgemeester, en Wethouders der Stad Leyden, gehad hebbende de voordragt van den Luitenant-Kolonel, Kommandcrende de 3de Afdeeling Mobiele Zuid-Holland- sche Schutterij, tot het houden der maandelijksche inspectie, bepaald bij Zyner Ma- jesteits besluit, van den 25. Julij 1834, No. 88; roepen bij deze op, alle de zich met verlof bevindende Onder-officieren en manschappen van opgemeld Bataillon, als ook de zoodanigen, welke tegen het ontslag van hunlieder plaatsvervangers bij hetzelve zijn in gedeeld om te compareren op Woensdag en Donderdag den 7 en 8 Januarij aanstaande 's morgen.? ten 10 ure en wel 'j Woensdags de manschappen van de iste en 2de Com pagnie, en Donderdags die van de 3de, 4de, 5de en 6de Compagnie, op het Plein van den Doelenten einae door den Chef der Afdeeling te worden geïnspecteerd, gekleed in de Kapot jassenLakensche Pantalon en Witte Slobkous senen voorzien van de Wape ning het Ledergoedals ook de groote en kleine Équipement stukkenwelke zij van het Korpsmet verlof gaandehebben mede genomenterwijl degenendie bij de Inspectie ontbrekenof zich gedurende dezelve niet behoorlijk gedragenof wel hunne kleeding cn wapening hebben verwaarloosd, bij het Korps (Jicipliimir zullen worden gestraft, in zoo verre er geene termen zijn, om hen aan den Krijgsraad over te geven. E11 informeren Burgemeester en Wethouders wijders "den belanghebbendendat geenen der Verlofgangers van deze Inspectie kunnen terug blijven, dan de zoodanigen, welke van het Bataillon bjj andere Korpsen zijn gedetacheerd, als ooit die, welke van woon plaats zijn veranderd ingeval hun nieuw domicilie meer dan vijf uren van deze Gemeente ~is verwijderd, en eindelijk degenen, welke door ziekte buiten staat zijn zich naar de plaats der Inspectie te begevenin welke laatste geval van wege dezelve eene schrifte lijke geneeskundige verklaringvóór den aanvang der Inspectiezal behooren te worden overgelegd. Vermanende wijders alle Verlofgangersdoor eene getrouwe opkomst, stiptielijk aan "deze oproeping te voldoenen zicli alzoo voor de nadeelige gevolgenwelke uit nalatig heid zouden ontstaante vrij waren. Aldus gedaan en gepubliceerd bij H. II. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, op den 30. December 1834. J. G. de Mey. Tef ordonnantie van dezelve, P. A. du Pui. Leyden den 4 Januarij 1835. Uit den Haag schrijft men van den isten Januarij: Gisteren avond hebben Z. M. de Koning en verschillende andere leden van het Koninglijk gezin, in de Groote Kerk alhier, de godsdienst-oefening bij gewoond, die onder het gehoor van Ds. Dermoutter dankzegging aan den Allerhoogste, wegens den afloop van het jaar 1834, alsmede ter afsmeking van deszelfs bescherming in het jaar 1835, werd gehouden. Evenmin als in het vorige jaar, heeft Z. M. heden, zooals in vroeger tijd het geval was, openbare audiëntie verleend. Heden middag is er een groot diner van 80 cou verts ten Hove: de Koninglijke Hofkapel zal te dier gelegenheid eenige stuk ken uitvoeren. Ten gevolge daarvan, zal de Fransche schouwburg, alwaar het zangspel Aladin wederom luisterrijk zal worden opgevoerd, hedenavond een uur later dan gewoonlijk aanvangen. Bij besluit Van Zijne Maj. van den 31 December, zijn de volgende bepalingen gemaakt, omtrent het Nederlandsche vaatwerk: Wij WILLEMenz. Op de adressen, aan ons ingediend door onderscheiden bierbrouwers, azijn-fabrijkanten en handelaars in sterke dranken, houdende bezwaren te gen de verordeningen van ons besluit van den 13 April 1833 Staatsblad N°. 9), betrekkelijk de invoering van het Nederlandsch vaatwerk voor den handel in het groot; Gezien ons besluit van den 9 December 1833 (Staatsdlad N°. 62), waar bij de termijn van voormelde uitvoering tot op den isten Januarij 1835 is uitgesteld geworden; Op het rapport van onzen Minister van Binnenlandsche Zaken van den 18 December 1834, N°. 127, 2de afdeeling; Den Raad van State gehoord, (advies van den 30 December 1834, N"-9)j Hebben besloten en besluiten, met intrekking van onze beide hiervoren vermelde besluiten, de navolgende bepalingen, nopens de invoering van het Nederlandsche vaatwerk vast te stellen; Art. 1. Te rekenen van den isten Januarij 1836, zal al het nieuw ver vaardigde vaatwerk, voor zoo verre hetzelve niet uitsluitend bestemd is tot vervoer of tot bewaring, maar tevens tot inhoudsmaat strekt, bij de aflevering van bier-azijn, olie, jenever, brandewijn, melk en in het alge meen van alle inlands gefabriceerde vochten, als zoodanig worden geijkt, doch op geenen anderen inhoud dan op dien van io, 20, 40, 50, too en 200 Nederlandsche kannen litres Alle vaten van grooteren inhoud dan van 200 Nederlandsche kannenof van het dubbel Nederlandsch vat hectolitrezullen alleen als middelen van vervoer of van bewaring beschouwd en dienvolgens aan geen ijk Qn- derworpen zijn. 'f 'Vt* 2. Al het tot dusverre aanwezige oude vaatwerk zal tot 1 Januarij 1850 kunnen gebezigd worden tot afleveringen, zonder eenigen ijk of her-ijk te Ondergaan, mits, vóór het einde des jaars 1836, door de daartoe bevoegde beambten, met een bijzonder merk gebrand wordende, ten blijkè, dat de aldus gedane afleveringen niet geacht worden bij de wettige maat te zijn geschied, en onverminderd het regt der verbruikers, om te vorderen, dac dezelve, in vaatwerk, overeenkomstig het bepaalde geijkt, plaats hebbe. De hiervoren vermelde branding zal buiten bezwaar van de eigenaars van het vaatwerk worden bewerkstelligd. 3'. Al het vaatwerk in voormelde fabrijken bezofgd, om aldaar te worden gevuld, zal als het eigen vaatwerk der fabrijkanten beschouwd worden en aan dezelfde branding als voren onderhevig zijn. 4. De in artikel 1 bedoelde ijk zal, door de daartoe bevoegde beambten, geschieden in de fabrijken of werkplaatsen der eigenaars van het vaatwerk en Zulks ten allen tijde des jaars, zoo dikwerf daartoe door laatstgenoem den aanvrage wordt gedaan, doch over niet minder dan 50 der kleinste fusten te gelijk, of een in ijkloon daarmede overeenstemmend aantal groo- tère vaten. 5. Het zal vrijstaan het aanwezige vaatwerk, binnen den tijd van veer tien jaren, te rekenen van 1 Januarij 1836, door verkuiping zoodanig te vergrooten of te verkleinen, dat deszelfs inbond overeenkomè met dien, welke bij art. 1 voor het nieuwe vaatwerk is vastgesteld, ten blijke waar van de aldus veranderde vaten, even als de nieuwe, den ijk zullen moe ten ondergaan. 6. Na het eindigen van den hiervoren bepaalden termijn, zal al het oude vaatwerk, hetwerk buiten de voorgeschreven inhouds-verandering gebleven is, niet langer als maat bij de afleveringen mogen worden gebruikt. 7. In de vervaardiging der nieuwe vaten zullen zich de kuipers voortaan te regelen hebben naar de volgende afmetingenuitgedrukt in Nederlandsche strepengerekend binnenwerkste weten Inhoud der vaten tn Ned. Kann. 10 20 30 40 5° 100 15° 200 Buiks-midd. of spondsdiepte. B3<S 298 341 375 404 5°9 582 641 Bodems-mid dellijn. >97 248 284 312 337 424 485 534 256 32Ï 363 406 438 55* 631 <595 8. De ijk der nieuw vervaardigde vaten zal alleen door verificatie der af metingen geschieden, ten zij de eigenaar of de verbriiiker den water-ijk mogt verlangen. 9. Bij de voormelde verificatie zullen de ijkers, als remedie op de ge middelde middellijn van buik en bodemzoo in meer als min mogen toege ven drie strepen voor de vaten beneden den inhoud van too kannen, en vier strepen voor de grootere vaten tot die van 200 kannen ingeslotenbehalve dien, zal er op den inhoud worden toegestaan eene remedie van 3pCt. naar binnen en van 4 pCt. naar buiten. tl. Alle zoodanige eens geijkte vaten die, in geval van reparatie, van nieuwe duigen moeten voorzien worden, zullen wederom den ijk behooren te ondergaanalvorens in gebruik te mogen komen. 13. Voor zoo verre de werkzaakheden aan den voormelden ijk verbonden, op die plaatsen, alwaar eene aanzienlijke hoeveelheid vaatwerk voorhanden isniet aan de arrondissements- of adjunct-ijkers mogten worden opgedragen zullen door Ons bijzondere ambtenaren worden aangesteld dieonder de be naming van ijkers van het vaatwerk, uitsluitend met de voornoemde werk zaamheden zullen worden belast. De thans nog in sommige provinciën in functie zijnde plaatselijke ijkers van het vaatwerk zullenvermits daartoe de vereischte gesdhiktheid bezit tende bij deze benoemingen bij voorkeur in aanmerking komen. 14. Het tarief der ijkloonen van het vaatwerk Zal bedragen als volgt: I. Melkvaten. Voor elk vat beneden de 50 kan 2j cent. II. Bier- en Azijnvaten. Voor elk vat van 10 en 20 kan II cent. n 3° 99 4ó 2 j 99 99 99 99 5° 99 100 99 5 99 99 99 99 99 '5° 99 7ï 99 99 99 99 99 200 IÓ Voor den water-ijk zal het dubbel van het voorgaande ijklocn mogen worden gevorderd. III. Olie- en Sterkedrank-VatCn. Voor een vat van 10 a 20 kan 5 cent. 99 99 99 99 3° - 4° 99 10 99 99 99 99 99 5° - ioó 15 99 99 99 99 >5° 20 99 99 99 99 200 25 99 Voor den water-ijk zal het voorgaande tarief met de helft mogen worden verhoogd. 15. Alle overtredingen op de bepalingen van ons tegenwoordig besluit zullen worden gestraft overeenkomstig de bestaande wetten en verordeningen. En is onze Minister van Binnenlandsche Zaken belast met de uitvoe ring dezes, waarvan afschriften zullen worden gezonden aan onzen Mi nister van Financienaan de Algenieene Rekenkamer en aati den Raad van Statetot informatiezullende het tegenwoordig besluit in het Staatsblad worden geplaatst, enz. Onder verscheidene benoeningen bij het leger gedaanis door Z. M. de Generaal-Majoor D. O. Bagelaarkommandcrende de 2de divisie Infanterie van het leger te velde, eervol uit die betrekking ontslagen en toegevoegd aan Hoogstdeszelfs KleinzoonZ. K. H, den Erfprins Van Oranje.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1835 | | pagina 1