L E Y D S C Iï E C| /fewil I>t COUR A N T. .A". 1834. WOENSDAG ®nxr 0 ®»'G m --- rj; |£p X^'^Q DEN ip NOVEMBER, NEDERLANDEN. Lryden den 18 November. Heden werd alhier de 60ste verjaardag van' H. M. de Koningin der Ne. derlanden, door het uitateken der vlaggen en het houden eener grooie parade gevierd. De zeer eel. heer P. 0 van der Chijs, is door Z. M. den Koning weder voor één jaar in zijne betrekkiDg van amanuensis bij het kabinet van archaeologie ter dezer stede gecontinneerd. Gisteren avond werd in deze Staddoor de Leydsche afdeeiing, het Vijftigjarig bestaan van de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen, in haar jnjdden bloeijcnde, op een' allezins gepaste wijze gevierd. De Walsche Kerk was tot dat doeleinde goedgunstig afgestaan, daar de plaats, waar de Maatschappij gewoonlijk hare zittingen houdt, voor de meerdere uitge breidheid, welke men aan deze feestviering wenschte te geven, te klein was Deze kerk was daartoe op eene gepaste wijze ingerigt, daar- de predikstoel met een groen bekleedsel sierlijk was omhangen, en de gaan derij, bestemd tot zitplaats voor de kinderen, welke bij deze gelegenheid eenige openlijke blijken in de zangkunst zouden geven, en waar tevens het orchest geplaatst was, zeer net was gereed gemaakt, ook met eenige draperijenwelke voor de ramen waren opgehangen. Nadat de deuren van het kerkgebouw des avonds ten vijf ure waren open gezet en aan de aanzienlijke schaar, welke er ter feestviering was heen. gegaanbehoorlijke plaatsen waren aangewezenhetgeen door de bijge plaatste bedienden met veel orde geschiedde, beklom, toen ook de geDOO. dlgden, onder welke de Wei-Edel. Achtbare Regering dezer Stad, gezeten waren, de Wel.Eerwaarde Zeer Geleerde Heer H. J. Matthes, Predikant bij de Luthersche Gemeentethans Voorzitter der Maatschappijhet spreek, gestoelte. Terwijl bet Bestuur dezer Afdeeiing, met den Spreker aan des- zelfs hoofd binnen kwam, befte het orchest zijne toonen aan; een vrolijk orgelmuzijk had zich cusscheD vijf en zes uren doen hooren. Toen de mnzijU-toonen zwegen, nam de Spreker het woord, en begon met te betoogendat, wat er ook in de afwisseling der tijden gebeurd was, hetgeen men gaarne nlt het geheugen zon willen wisschen men voor. zeker de gedachtenis van het oprigten der MaatschappijTot Nut van 't Al~ gemeen, daaronder niet te tellen heeft. Integendeel zouden allen, die met een gevoel van zedelijkheid en Godsdienst bezield waren deze inrigting toejuichen. Des Sprekers nederigheid deed hem daarop zeggen dat hij liever de taak van voorganger te zjjn bü de feestviering van dezen avond aan een ander lid had zien opgedragen, en vooral aan dien beroemden en welspiekenden man, welken iedereen gissen kon, dat de boven allen lof verheven Hoogleeraar van der Palm was: doch de toegevenheid van zijne hoorders, had de Spreker, naar ons inzien, niet behoeven in te roe pen, daar hij zich, iedereen moet het bekennen, voortreffelijk van zijne taak gekweten beefr. De Spreker gaf daarop te kennen, dat hij de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen ah eenig en onveranderlijk ah eene zuivere Nederland sche en echte Christelijke inrigting milde voorstellen: en aizoo tot dankbare erkentenis en ijverige medewerking van hare edele bemoeijingen opwekken. De Spreker betoogde toen, dat, hetgeen waarlijk edel en groot is, zeldzaam op aarde gevonden wordt, en weinige instellingen zich mogen beroemen een algemeen not te hebben. Doch Hierin deelde echter deze Maatschappij. Het moge waar wezen dat het nergens aan geleerde Ge nootschappen ontbrak, doch dit Genootschap deed haar licht in lagere kringen afdalen, verspreidde kundigheden in mindere standen, en kweekte die wetenschappen aanwelke tot waar verstand en veredeling vaa het hart knncen strekken. Dat was ook het doel geweest van aen Stichter, deo edelen Nieuwenhuis en de 4 andere Mannen, die met hem de handen tot dat gewlgtig werk ineen sloegen. Dat doel na was ten hoogste prijzenswaardig; maar niet minder de middelen, welke gebe. zigd werden, om dat doel te bereiken; als: de verspreiding van geschrif ten, in plaats van deznlke, die diepzinnig, omslachtig en kostbaar waren bet oprigten van volks-boekerijenhet onderwijs en de opvoeding der jeugd vooral hierin was deze Maatschappij zonder wedergajuist daarom had zij gemeend de belangens der jeugd te moeten behartigenomdat deze zich liet leiden en buigen tot het goede, gemakkelijker dan het geschieden kon in ve'der-gevorderde jaren. Men had, om biervan overtuigd te zijn, slechts den staat des onderwijs van vorige dagen met den tegenwoordigen te vergelijken, op te merken, welke goede veranderingen er in de manier van leeren in de kondigheden der meesters, ja zelfs tot in de schoolgebou. wen gekomen waren. Daarom benijdde de Spreker aan de Engelsclie hunne, zoo hooggeroemde, Lankastersche maDier van onderwijzen niet, welke datgeen niet kon teweeg brengen, wat deze Maatschappij had ingevoerd. Toen de Spreker dit deel zijner belangrijke rede geëindigd had noo. digde hij de jeugd, welke van de Armscholen ler dezer stede, gekozen was, uic, om de volgende, door dea Spreker zeiven vervaardigde kinder, zang aan te heffen Uw" hand wees ons de baan Pan deugd en kennis aan. Die wij met lust betreden Uw rijke boekenschat. Die zoo veel schoons bevat. Beschaaft verstand en zeden l Heil ons, Maatschappij Uw' zorge danken wij Al wat wij zijn en worden; Gij leidt ons hier beneên Door 't leven veilig heen. En eens toe hooger orden Versmaad daarom ons lied, Der kleenen hulde, niet. Uit suitne borst gezongen; Dat vrij een grootscher zang Dien zwakken toon vervang Uw' loem is nooit voldongen'. De Spreker ging vervolgens over om deze Maatschappij ie beschouwen, als eene zuivere Necerlandsche instelling. De Stichter toch wai met alleen Nederlander van afkomst en geboorte, maar ook van karakter en 'noorsr. Niemand was in andere landen haar voorgegaan, het spoor was haar door niemand afgeteekend in DuitschlandFrankrijk, en Zwitserland mogen po. gingen gedaan wezen om haar te evenaarden maar zij zijn niet te ver. gelijken met het zamenhaDgendedat hier bestaat. De Spreker ontnam daarom den lof niet aan eenen Saltzman eenen Festalozzi en anderen. Zij was verder daarom Nederlandsch ornaat zij met het Nederlandsen karak ter overeenkwam en daarvan een uitvloeisel was, eenvoudig, nederig, in stilte en zonder ophef werkzaam zündede S.ichter was ook een' een. vondig man geweest, die er niet aan gedacht had zich roem te verwerven; alleen menscblievenheid was de drijfveer van zijn handelen geweest. H.re leden behoorden meestal tot den burger en middenstand, en zij verhef: zich dus niet lot de gelijkstelling met andere geleerde genootschappen, O111 van het een en ander overtuigd te wezen, leze meD hare schriften; men merke op, hoe zij edele daden beloont, de Spaarbanken, die opgerigc zijn welke in deze Stad bijzonder het algemeen vertrouwen te regt bé zitten, men sla de geschiedenis onzer dagen ga, hoe Noord.NederlanJ waar deze instelling bloeitgetrouw aan Koning en Vaderland is genie- ven, terwijl Belgie, die haar verwierp, meineedig werd. Dat alles gaf aan leiding om het feest dankbaar te vieren. Daarna zongen de kinderen de volgende verzen: 1. V Is aller lust en p/igt. Tot roem van 't Hei/gesticht Op tuiden toon te zingen; Het jub'lcn van den dank Moet, met vereenden klank, Door lucht en wolken dringen. Ook midden in den rei, O eed'le Maatschappij Part uwe feetgenooten Worde onze kindermond Op dezen blijden stond, Tot uwen iof ontsloten 2. Het licht, dat ons bestraalt Is van U afgedaald. Gij hebt het eerst ontstoken! Gij kwaamtde nacht verdween De dageraad verscheen De zon was doorgebroken welk gezang zoo als ooit bet volgende, met veel juistheid en smaalt door een honderdtal kindereu van beiderlei kunne werd uitgevoerd. Waar werd die schoone boom geplant. Die krachtig en gezond En tegen 't ween des tijds bestand Reeds vijftig jaren stond; Die boom, het sieraad van den hof. Die statig rijst om hoog. Enwat orkaan hem immer trof. Zijn ucht'bre kruin niet boog bis.) 2. Op Ncêrlands rijken vruc'itbren grond P'errees die eed'le spruit; Daar spreidt hij wijd en zijd in t rond Zijn breetle takken uit Daar ziet men h:m in reine lucht Vol blad en bioesem staan; Daar biedt hij overvloed van vrucht Den schaam'ien wand'laar aan.Qtis 3. Wie 't zoekend oog naar kennis rigt PP ie Deugd en Godsdienst mint Schoon min beschaafd en min verlicht Is zeker, dat hij vjndt; Hij vindt wat ook in hg'ren stand Den mensch als mensch vereert; Maar zoek het slechts in Nederland, Waar Neer lands Vorst regeer ti [bis 4- Hij trekke niet naar vreemde kust; Daar wast en tiert hst niet Wal hij begeert met hartelust En ruimschoots hier geniet. De boom, die nog zoo heerlijk bloeit Hij zij hem schatten waard; E11 Néér lauds bodemwaar hij groeit Hem 't heiligst plek der aard'! [bis.j 5- Tot U, weldadig Opperheer! Rijz' zijn en ons gebed: Zie steeds in gunst op beide neer; Hun glans blijve onbesmet! Gijvan wien al het goede kwam Door hen ons aangebragt Bescherm den grondbenoed den stam. Tot 't versie nageslacht', [bisj Het derde tieet s des Sprekers réde toonde aan. dat hét'eene echt Christelijke inrigting was. Haar Oprigter zelf was een Cnristen-leeraar hij wilde net voorbeeld van Jezus navolgen, die aan de armen he. Evan gelie prediktedaarom nam 'hij niet tot grondslag van het geoouw. dar ntj wilde optrekken, een wijsgeerig stelsel, geene Godsdienst der rede maar de Godsdienst van Christus, die aarde en hamel, deugd en gelukzaligheid aan elkander verbond. Het is waardat door de Maatschappij Bepaald was, geene bijzondere geloofsbegrippen te behandelen doch dit was juist een blijk van hare verdraagzaamheid en het verleenen van gewetens.vrunaid tiaar zij niemand buitensloot: deze stengel dan, die op den stam det Chris telijke Godsdienst geënt waszou even als de boom welig groeijen. Het laatste gezang op de wijze van Psalm 68 werd daarop wezenlijk indrukmakenddcor alle aanwezigen gezongen, hetgeen vervolgens njet het muzijk van het orchest werd afgewisseld. Het luidt aldot Geprezen zij Uw Naam, Heer! Dat Gij ons jezus reine leer. Genadig hebt geschonken; Die leer vol licht en zaligheid. Zij is 'e, die ons tot kennis leidt, En moet tot Deugd ontvonken; Zij is de grondzuil van 't gesticht. Dat tot uw' eer werd opgeruit. God! moog zij 't altoos blijven Dan zal 't gebouw onwrikbaar staan Dan zal 't in eeuwen niet verga tn Uw' almagt zai het stijven. De Spreker vatte daarop weder her woord en nam uit het gézongene aanleiding, om dien iof aan God toegebragt, te billijken: want Ziin geësc was het, welke in de oprigters gewerkc had, Zijn raad, die hun hare bé- stnnrd, Zijne gunst, die hun bijval, Zijne ondersteuningdie hunnen moed geschraagd had. Die oprigters, wel is waar, hadden met vele moeijelijlt- heid en tegenstond te kampen gehad, als eigenwaan en trotschheid dom heid en dweepzucht, bijgeloof en vooroordeel, ingebeelde vrees en ildele schroomvalligheid, doch het pleit is ten haren voordeele beslist, en allen tegenstond is zij te bovengekomen men mag dus mat grond hopen zij zal verder bioeijen; terwijl die hoop ook moge verwezenlijkt worden, door meerdere uitgebreidheid aan de opvoeding der jeugd te geven de schriften meer te verbreiden meerdere onderwerpen te behandelen ,vele voor. oordeelen en dwalingen te bestrijden Godsvrucht en zeden meer te vól. maken. Daarop sprak de Redenaar de leden van deze afdeeiing der Maatschappij aan, en nocdigde zijne hoorders, die tot na toe niet roet opzet zich van het lidmaatschap van dit Genootschap hadden uitgrsloten, om In deze nut. tige instelling te deelen. De marijk ving daarop wederom aan; waarna de Spreker met allezins uit. nemende aanspraken de genoodigdeohet luistertm' orchestdat zonder eenige belooiing aan deze plegtigheid luister had willen bijzetten, (deleden nameniijk van het muzijit.genootschapMusis Sacrum, maakten het orchest uit,) de kinderen, die zoo schoon hunne stemmen hadden doen hooren, en alle aanwezenden, voor hunne tegenwoordigheid, dank zeiaer een daverend handgeklap liet zich daarop hooren, de ranzijk hief het bekende volkslied aau, heigeen door het orgel herhaald we-d, en be loot déze plegtigheid, Dit leest is met eenen geraeenschappelijiien maaltijd geëindigd. Naar men verneemt, schrijft mea uit 's Gravenhage, van den i7Jen dezer, zal eerlang, bij de elf afdeelingen infanterie een zeker aantal mili ciens van de bgtingen van 1830, 1831 en 1832, welke zich met onbepaald verlof ID hunne haardsteden oevindea, voor de werkelijke diens; worden opgt toepen, ten zich niet Decemntr bij hunne korpsen té ver voege*.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1834 | | pagina 1