A"- 1834» LEYDSCHE S? COURANT. MAAND AG V J 42 0 TE ^ZEEgLEfj/ DEN APRIL KENNISGEVING. Derde Zitting tan den Militie-Raad over bet Kanton Leyden, N°. 15. Burgemeester en Wethouders df.r Stad Leyden, ontvangen heb- Bende van den Heer Miluie-Coromissaris over de Kantons 15—21 Provin cie Zvii' Heiland, eene kennisgeving, dat de derde Zitting de» Militie. Raadt, voor deze Stadzal gehouden worden op het Raadhuis te GOUDA pp Maandag en D/ngsdag den 14 en 15 April 1834, des Jmorgens ten 10 ore, ter beoordeeling van de Plaatsvervangers en Nummerverwisseiaars welke de d-enscpiigtige lotelingen dezer Stad zullen verlangen te geven alsmede tot bet afdoen der belangen van zoodanige lotelingen, wter zaak tot deze Zitting is geadjourneerdBrengen zulks bfj deze ter keuniise van de- belanghehbende met informatiedat tot het opmaken van de bij de Wet gevorderde certificaten voor Plaataveivangers en Nummerverwi». selaara(welke laatste zulks echter niet dan met toestemming hunner oodera vermogen te doen zal worden gevaceerd ter Secretarie dezer Stad op Vingidag den 8 April aanstaande't namiddags ten 4 orealwaar zij tevens de nodige informatie, zoo omtrent het opmaken dezer certificaten, als ten aanzien der vere.achten welke de Plaatsvervangersingevolge de Wet moeten bezittenkunnen bekomen. Voorts meenen Burgemeester en Wethouders de belanghebbendenof wel derzelver ouderste moeten waarschuwen voor zoodanige personen welke, onder den oaam van Commissionair!sorawijleo dezelve m sleiden zoo door met hen krachtelooze overeenkomsten te sluitenals door hun welke Plaatsvervangers verlangen te gevenonder voorwending van alles voer hen te zullen bezorgen, een aantal onnoodige kosten te doen maken, ja die zelfs veelal door beding van al de gelden daartoe benoodigddade. lijk in eensof in kort op elkander volgende termijnen te moeten ontvan- gen, hun voor bet vervolg in vele onaangenaamheden wikkelen; alzoo van het gelddoor de lotelingen ten behoeve van de Plaatsvervangers te geven volgens art. ;8 det Wet van 8 Januarjj 1817, nimmer meer dan een vijfde aan denzelven m»g woider uitbetaald, en de overige vier vijfde in de kas van het korps moeten worden gestorten alsdan zoodanige Commlisio* uairsna het volle geld genoten te hebbendikwijls zoo als de onder, vindij doen zien niet In staat zijn de betaling der verdere termij. nen aan h« korps te voldoen, de belanghebbende genoodzaakt worden die gelden nog eenmaal te betalen. Eindeigk worden de belanghebbenden nog herinnerd aan de bepaling van art. 33 der Wet, van den 27 April 1820, houdende! dat hj)wiens Plaatsvervanger gedurende 18 maanden gediend haeft, (de dienst bij de reserve niet mede gerekend) van alle verdere verantwoordelijkheid voor dezelven bevrijd zal kunnen blijven mits stor. tende eer.e som van 150, wanneer in de aanvulling van de Plaatsvervan. ger. ingeval h|j mogt nomen te ontbreken, door vrijwillige werving zal worden voorzien. A'dus gedaan en gearresteerd, bij H. H. Burgemeester en Wethou ders der Stad Leyden, op den 3 April 1834. g. de met. Ter ordonnantie van dezelve, P. A. du Pui. KENNISGEVING. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, geven bij dezen kennis aan de Burgers en Ingezetenen dezer Stad, dat, Ier vervulling der openstaande Wethoudersplaatsbij besluit van Zijne Majesteit den Koniog, van den 14 Maart 1834, N*. 81, tot Wethouder dezer Stad is benoemd: de Heer PAUL du RIEU, Lid van den Raad welke op heden als zoodanig, in de Vergadering vau Raad, is geinstal. leetd. Aldus gedasn en gepubliceerdbij H. H. Burgemeester en Wethou ders der Stad Leydeo, op den 5 April 1834. J. G. de MEY. Ter ordonnantie van dezelve, P. A. du Put. NEDERLANDEN. Leyden den 6 April. Men uie'dt uit 's Gravenhage, dat Z. K. H. de Prins van Oranje, Zondsg avond in de Residentie wordt terug verwacht, om vervolgens, benevens Hunne Majesteiten den Koning, de Koningin en verdere leden der Koninklijke familie den loden dezer naar Amsterdam te vertrekken waar Hoogatdezelve eenige dagen zullen doorbrengen, Zijne Ma), heeft de wet op den aanpeil van deo turf io de veende- tjjen tot den 15 Mei aanstaande verlengd. Bij afwezigheid van den Graaf IV, F, van Reede, is den 4 April de Eerste Kamer der Staten.Generaaldoor Jonkheer Steengracht van Oester/and, tot het aanhooren van scaatkundige mededeelingen door Zijne Excellentie den minister van buiieolandiche zaken, ad interum, geptesi- deetd geworden. Bedoelde mededeelingen luiden aldus: E*el Mogende Heeren! In uwe zitting van den den 24 October 1833, werd U Edel Mogendeu, fioor den minister van buiienlandschen zaken mededeeling gedaan van den tegenstand, in de uitvoering van het 4de artikel der overeenkomst van den »1 Mei, ten aanzien,der vrije gemeenschap van Maastricht ontmoet; vau de oorzakenwelke bp den 24 Augustus van dat jaar de zictingen oer Lon. densche Conferentie onbepaaldelgk hadden doen ,verdagen en vin de zen ding, namens de hoven van Oostenrijk, Pruisseo en Rusland, bij den Ko. ■ing ontvangen. Ter aanvulling van deze mededeeling, voor zoo veel des noods, dewijl dit stuk reeds In de Slaals.courant verschenen isen lijdelijk optredende voor den minister van buitenlaudsche zaken, met eene bijzondere zending naar Weenen belast, leg ik U Edel Mog. hiernevens de militaire conven tie over, op den 18 November te ZoDhoven geteekend, waardoor de vrije gemeenscnap met Maastricht hersteld is gewordenen de overeeokomsc van deo si Mei 1833 derzelver beslag verworven heeft Deze eu andere stukken hebben wij uit plaatsgebrek weggelaten. Ge'nkklg ronde ik mij rekenen. Indien ik U Ed. Mog. een even ge. wenschten uitslag mogt aankondigen van de pogingen door de regering bij voortduring aangewend, om den staat van inspanning, waarin het Vader land verkeert, ie doen ophoudendan, tegen alle redelijke verwachting aan, ziin hier de uitkómsten minder gunstig gebleven, en het is vooral om U Ed. Mog. de openhartige behandeling der zaken, onzerzijds, en do van elders omsta e belemmeringen in de voortzetting der negotiate te doen kennen, dat ik in uwe vergadering ben verschenen. De zending van wege de Keizers van Oostenrijk en Rusland en den Ko. ning van Prnissen, bij Zijne Majesteit ontvangen, was opgedragen aan deu Prins van Schwartzcnkergen droeg de ondobbelzlnnigste blijken van be langstelling en vertronwelpheid. Twee hoofdoogmerken waren met deze zending bedoeld: 10. de bespoediging der aanvragen van den Koning Groot. Hertog bij de Agnaten van het Huil van Nassau en bij de Duicsche Bonds vergadering, tot verkrqging van derzelver toestemming in den eventuéleu afsttnd van het Waalsche gedeelte van het Groot.Hertogdom Luxemburg en daardoor 20. de hervatting de onderhandelingen over bet eind.tractaat wellte sedert den 24 Augustus te Londen waren afgebroken, ten gevolge der bij de Conferentie gemaakte vordering om die aanvragen te doen voor afgaan. Nimmer had zich de Koning weigerachtig betoond, de bij artikel 6 der Weener Scblussacte en krachtens het Nassausche Erbverein van 1783 ge- vo'derde aanvrage, te bewerkstelligendoch altijd was de onderhandeling, wegens het eind.tractaat, waarvan trouwens niet weinige voor Nederland hoogst gewigtige ponten nog onbeslist waren, te min gevorderd voorge- kemen, om zich eenen stap te doen welgevallen, welke op de beslissing dier ponten ongunstig kon terugwerken en nutteloos koo geacht worden, zno lang de grootere belangen vau Nederland gekrenkt blevenwaardoor het toch Zijne Majesteit onmogelijk werd gemaakt, tot eene volkomene eitdscbikking toe te treden. Thans echter besloot de Koning ook die gevoelens aan de algemeene belangen ten offer te breDgen. doch tevens aan te dringen op de mede werking der Mogendheden om de te Londen oog aanhangig geblevene ge- sckilpunten in het belang van regt en billijkheid te tien vereffenen. Niec larger dan den 3 November werden de verlsngde aanvragen bij de Agnaten en den Duiischeu Bond aan den gezant ter Bondsvergadering afgezonden, en den 7den dier maand geschiedde de inlevering der aannage te Bibe- richterwijl zjj den I5den te Frankfort aan de Bondsvergadering werd voorgelegd. Deze stukken van bijna gelijken inhoud bied ik U Ed. Mog. hiernevens ain. Bij dezelve was de Ifjn van grensscheiding, in het tweede der 24 «rel— kelen aangenomen, zorgvuldig behouden; maar tevens verklaarde men rond. borscigdat de Koning Groot-Hertog, noch aan Hoogscdeszelfs Agnaten, noch aan den Duitscben Bond eene schadevergoeding in grondgebied kou aanwijzen maar niettemin bereid was in alle lasten en aankleven van dien verder te voorzien mits ook Hoogstdeszelfs regteu teo aanzien van hét Bondgenootschap bleven In derzelver geheel. Te regt durfde men zich hier te vleijen, dat deze aanvragen, uit aan merking der geheel ongewone omstandighedendie dezelve hadden ver. oorzaakt, zoo bg de Agnaten alt bij den Bond door eeo bekrachtigend aiuwootd zouden opgevolgd worden. Dan deze hoop werd te leur gesteld. In dezelfde zitting van 15 November, waarin de gezant de verklaring ter tafel bragt, werden er door de groote meerderheid der vertegenwoordigde Bondsleden bedenkingen tegen dat aanzoek voorgedragenwelke ten opzigte des Kouings Groot.Hertogs voornamelijk in de vraag opgesloten werden: Waarom de loop der onderhandelingen niet gedoogde, m stede van het af te stane deel vau Luxemburg, eene territoriale vergoeding bij bet Duit- sche Boudsgebied in te lijven?" Deze bedenkingen, bij stemming tot een betluii ineengeirokkenzijn die, welke ik hiernevens overleg. Het antwoord op de bg dat besluit aan den Koning Groot-Hertog ge. rlgte viagtn, ook omtreat de territoriale schadevergoeding, werd op dan 13 December aan den gezant ter Bonds.Vergadering afgezondenteneinde het ten spoedigste ter kennis van den Bond te brengen. Door de afwe. zendheid van vele Bondsleden kon dit echter eerst op den 8 Janaarj) plaatl grijpen. Ook dit stuk bied ik U Edel Mogenden hiernevens aan. De Hertog van Nassau door het afzgn van Hoogstdeszelfs broeder Prins Frederik van Nassauin het spoedig geven van eenig antwjord op de aan vrage vanden 7 November verhinderd, is dit antwoord op den 18 Januarlj aan 's Konmgs gezant ter Bonds-Vergadering geworden welk stuit ik aan U Edel Mogenden mededeel. Op grond van de beschouwing dar Agnaten met opzigt tot de pligten, uit het Erbverein van 1783 en de Weener Scnlussacie voor Hoogstdezelve voortgevloeid, was du antwoord weiger, achtig, en de Koning Groot.Hertog vond zichvoor het oogeno ik immeri in de volstrekte onmogelijkheid, om de toestemming tot eenen eventuêlen afstand te verwerven, welke, naar luid van artikel 6 dezer akte, niet mag plaats grijpen, dan door eenstemmige bekrachtiging van alle de Bondsleden. Wat van dit ailei worden moge, dezerzijds vermeende men aan de vor. deringen der Londensche Conferentie te hebben voldaan de aanvrage na- melijk bij de Agnaten en den Duitschen Bond, als de stellige voorwaarde bniten welker vervulling men ia Augustus 1833 geweigerd had met Neder, land verder te onderhandelen. De vroegere of latere Bekrachtiging of weigering dier aanvrage was een uitvloeisel, en, gelijk er gestadig door 's Koning# gevolmagtigde te Londen op werd aangedrongen scneen niet» te verhinderen, dat men re gelijkertijd, en in afwachting der u tkomscea te Frankfott, nq de Conferentie de nog aanhangige en gewigtige punten der overeenkomst tot vaststelling der voorwaarden van scheiding tusichen Holland en Belgie beëindigde en in werking bragt. Na zoo vele opofferingen in het elgemean belang van Europa, na zoo vele verongelgkingen co oiiwedetsprekeigke gegeven blqken van een wezen, lijk Verlangen naar een billijk eind.tractaat, na de te Londen gedane me. dedeelihgen van al het te Biberlch en Frankfort verrigte en de onver, moeid aangewende pogingen van den plenipotemlaris des Koning», om da werkzaamheden te Londen voort te zitten moest het der Nederlandsen® regering niec weinig bevreemding barentoen zij nuhet eerst van de zijde van Engeland, moest hooren aanvoeren, dat niet het bewerkstelligen der nedoelde aanvrage bg de Agnaten en den Bond, maar het gelukken, het bekrachtigen derzelvevereischt werd, om de conferentlen met Ne. oeriaod te hervatten, en dat meu I gteigk in het Limburgscha eeoe schade, vergoeding vinden kon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1834 | | pagina 1