A0- 183$
LEYDSCHE
N'. I4«.
COURANT,
fel Tl
'fekZEGIJ
V R IJ D A G
1 z'c-
DEN C DECEMBER.)
Ell
fef GEW(
NEDERLANDEN.
Leyden den 5 December.
De Rredaschc courant bevat onder bet opschrift Allerlei, het volgende:
De drie oudste menschea van da drie laatste eeuwen bereikten nabij de
soo jaren. De eerste was een Schot, de tweede een Hongaar en beide
werden 185 jaren oud. De Hongaar was een armoedig man want nog
weinige dagen voor zijnen dood liep hij met den bedelstaf, en liet hij een
onverzorgd zoontje van 95 jaren achter. De derde van dit klaverblad was
een visscher in Engeland, en bereikte den ouderdom van 189 jaren. Hij
was zoo vol jeugdige krachten en vnur, dat hij op zijn looste jaar in de
grootste rivieren rondzwom en dartelde."
Men verzekert, dat de 13de en 14deafdeeling infanterie, gelijk mede
een escadron husaren, bestemd zijn, om de tegenwoordige bezetting van
Maastricht af te lossen, en dat met die verwisseling van garnizoen een
aanvang zal worden gemaakt.
In de zittit'g van de Belgische Kamer van vertegenwoordigers van
den 2 December is besloten om het voorstel van den heer A. Rodenbach
om een regt van 10 ten honderd op den invoer van vreemde linnens te
leggen, en dat van den abt de Foere enden heer de Smet, om den uitvoer
van vlas te belemmeren, in overweging te nemen.
Daarna zijn de beraadslagingen over de begrooting der ontvangsten be
gonnen waarbij sommige leden zoo als Doignon en de Robaulx zich be
klaagden dat nog altijd hetzeltde belastingstelsel als vóór de omwenteling
bleef bestaan terwijl de ministers reeds zoo dikwijls beloofd hadden andere
belastings-wetten voor te dragen. De minister van finantien verzekerde
dat werkelijk nieuwe wetten omtrent het personeelde registratie en de
in. en uitgaande regten waren gereed gemaakt, doch de heer Gendebien
duwde hem toe, dat die wetten zoo hij wei onderrigt was, noch siecnter
waren dan de vorigegelijk de ministers dan ook alles bediervenwat zij
aanraakten, en desniettemin steeds weigerachtig bleven, om voor bekwa
mere lieden plaats te maken.
In deze beraadslaging werden nog twee andere zaken van geheel ver
schillenden aard gemengd. De heer A. Rodenbach wilde eene aanmerkelijke
verandetiug in het mibtaire strafwetboek tot stand zien gebragt, en be
toogde de noodzakelijkheid daarvan door het gebeurde met den kolonel
Grégtired'e in 1831 door de regtbanken was vrijgesproken, ofschoon hij
de oorzaak van den dood van verscheidene zijner medeburgers was geweest
en door het onlangs voorgevallene met zes officierendieofschoon zij
openlijk van hunne gehechtheid aan het Hnis van Oranje hadden doen blij
ken enkel op non - activiteit waren gesteld. Het voorstel van den heer
Rodenbach ten deze, werd met 40 tegen 31 stemmen verworpen.
De tweede zaak was de onlangs over de gemeenschap met Maastricht te
Zonhoven geslotene overeenkomst, door welke, zoo als de heer Dumortier
2ich uitdrukte, de eer van Belgie aangerand en de staatsregeling in vier
punten geschonden was. Dat lid, alsmede de heeren de Brouckerc en de
Robaulx verlangden mededeeling van alle de wegens deze overeenkomst
cewisselde stukken. De ministers stemden schoorvoetend daarin toe ter
wijl die van bniteulardsche zaken de generaal Gobleteene regtvaardiging
der bedoelde overeenkomst voorlas, waarin hij betoogde, dat Beige, ten
aanzien der vaart op de Maasalles verkregen hadwaarop het aanspraak
kon makenen door het sluiten der overeenkomstde gelegenheid tot ver
dere ontwapening geopend had. De leden der tegenpartij schenen door
deze redenen echter geenszins overtuigden men verwachte ia de zitting
van den volgenden dag den 3den eene nieuwe ea levendige beraadsla.
ging over dit onderwerp.
De door de Belgische regering benoemde commissie tot het ontwer
pen van wet voor het openbaar onderwijs, heeft sedert eenige dagen met
hare werkzaamheden eenen aanvang gemaakt. De heer de Gertache is tot
voorzitter, de heer de Theux tot ondervoorzitter, en de beer Ernst tot
secretaris benoemd.
Men houdt zich op de citadel van Antwerpen bezig met het bouwen
eener caserne, welke tevens tot verschansing dienen kan.
Volgens eene in het Journal de Commerce van Antwerpen voorko
mende opgave, beloopt het getal Belgische koopvaardijschepen, welke se
dert de roemrijke omwenteling van 1830 onder Hollandsche vlag varen of
werkeloos in de Belgische havens liggen, vijftig, metende 24,730 tonnen,
hetgeen het vierde gedeelte uitmaakt van alle Belgische koopvaardijschepen.
Tot groote ergenis der revolutionairen, is her thans gebleken, dac
het bestuur te Brussel, bij gelegenheid van het p'aats gehad hebbende
Poolsche feest, een bataljon voetvolk, een escadron ruiterij en twee stuk.
ken geschut in géreedheid heeft gehoudenter voorkoming van alle onge
regeldheden.
Volgens de Belgische bladen zon onze regering aan het Belgisch be.
wind den vrijen doortogt van de in de Luiksche fabrieken vervaardigde
geweren door Maastricht hebben toestaan, en had men daarentegen van de
Belgische zijde den vrijen doorvoer door Venloo van de Hollandsche koop.
waren vergund. Van den anderen kant houdt de Belgische Moniteur het
berigt, dat de minister van finantien, overeenkomstig zijne vroegere ver
zekering aan den senaataan de overwegingen van den raad de vraag had
voorgelegd over het al of niet behouden van de douane-linie rondom de
vesting Maastricht, en bad deze beslist, dat, aangezien de overeenkomst
van 21 Mei, die, naar de bepalingen van het traktaat van Maintzde vrije
vaart tusschen Maastricht en Holland vestigdedie stad ten aanzien van
van Belgiein Cen toestand plaatsteweike de wegneming der douane,
linie onmogelijk gedoogdeer geen reden bestondom zich met de vraag
omtrent de opheffing bezig te houden.
's Gravenhace den 4 December. Z. K. H. de Prins van Oranje en
<Jesze:f3 oudste Zoon zijn gisteren avond alhier aangekomen.
Bij de Tweede Kamer der Staten.Generasi is heden ingekomen eene
Koninklijke boodschap, ten geleide van een ontwerp vaa wet, houdende
eene nadere redactie van dat op de grondbelasting voor 1834. Dit ont-
werp, reeds gedrukt zijnde, werd naar de afdeelingen van de maand Oc
tober verzonden.
De baron van Sijtzama verontschuldigde zichdoor onpasselijkheid ver.
hinderd. te zijn de zitting bti te wonen.
Eenige ingekomen verzoekschriften werden naar de comm'ssie ror de
petition verzonden, door weike commissie, bij monde van den heer Hooft
rapport word nitgebragt op negemiru''verzoekschriftenstrekkende dm
over 1834 de grondbelasting re beffen naar de geheeie uitkomsten van het
kadaster. Ter grffie gedeponeerd en drukken.
I Nog is door den heer l'ooft rapport cirgebragt op een verzoekschrift van
Jen raat! der stad Dordrecht, welke verzocht had, dat de grondbelasting
in zijn geheel naar de uitkomsten van het kadaster mogt worden geheven.
De commissie adviseerde, daar, overeenkomstig art, 161 der grondwec,
d t onderwerp nier tot de bepaalde werkzaamheden der gemeenre-bestnreo
tfehoorde, dit verzoek ter zijde te stéllen. Hierover ontrond eene discus
sie, ten slotte van we'ke de Kamer met 23 tegen 20 stemmen besloot het
verzoekschrift rer griffie re deponeren.
"Nadat de heer van Hemert nog eenige rapporten had nirgebragt werd
de zitting onbepaald gescheiden.
Het Gcnvernement heeft reeds deszelfs antwoorden ingezonden op
de gemaakte bedenkingen der afdeelingen, omtrent de beide ontwerpen
van wet, houdende een accijns op den turf en op de steenkolen. Ten
gevolge daarvan zijn in beide deze ontwerpen eenige wijzigingen voorge
dragen, welke reeds bekend zijn. Op eene vrij algemeene aanmerking,
betreffende den accijns op den turf, dat men deszelfs toestemming niet
kan geven aan een Rijks-belasting op den tnrf en steenkolen, uit hooide
van het niet toepassen van eenen accijns op het brandhout, en dat de
noodwendig te verleenen vrijdommen, aanleiding tot sluiken zullen geven,
en dezelve meer geschikt maakt voor eene gemeente-belasting, is geant
woord, dat bij vroegere beraadslagingen het ondoenlijke eener algemeene
heffing op het brandhout genoegzaam is betooed, zoo wel als het moeije-
liike, om dezelve gedeeltelijk bij omslag te heffen; dat tegen de gevreesde
misbruiken van den vrijdom eensdeels gezorgd is door het opleggen der
verpligting ter veraccijnsing van een zeker gedeelte van den inslag, en
dat, anderdeels, door een naauwkenrig toezigt zal worden gewaakt, en
dat de tegenwoordige voorgedragenej wijze van belasting, immers wat de
turf betreft, de gemeenten in staat stelt, om, bij wijze van opcenten, dea
plaatselijken last gedeeltelijk te kunnen innen.
in antwoord nopens de voordragt der wettot aanvnlling van de
middelen tot dekking der uitgaven van 1833, 's verklaard, dat het te kort
op het gewoon bedraagt 6,257,430, voortspruitende uit de latere invoe-
ring van den accijns op bet gemaaluit bet niet tot stand komen van den
accijns op de brandstoffen en uit de lasten wegens de aflossing en rente
betaling ven de nieuwe schuld, grootendeels veroorzaakt door de vervroegde
fournissementen der leening van 1833; dat de dekking van dit te korc
noodzakelijk isom dat de drie vorige jaren een dergelijk te kort aanbie
den, zoo dat het gevraagde crediet naantvelijks toereikend zal zijn, en dat
de creatie van 5 per cents inschrijvingen is voorgekomen een maatregel te
zijn waarmede 8l dadelijk de minste bezwaren vergezeld gaan en waarvan
de plaatsing bet meest regelmatig kan geschieden.
Betreffende de bedenkingenten aanzien van de Wet omtrent de mid
delen voor 1834, is van regeringswege hoofdzakelijk geantwoord, dat de
opcemen op het personeel en de patenten noodzakelijk berekend moeten
worden over he: belastings-jaar, loopende van 1 Mei tot oltimo April.
Ten einde daaromtrent alien twijfel weg te nemen, is eene bijvoeging des
wege in het ontwerp van wet gemaakt.
Omtrent de aanmerking van het geven van ministeriële instructienbe.
treffende de uitvoering der wet op het personeelis geantwoord dat de
regelmatige en eenvoudige toepassing van eene belastingswet, zoo uitge.
breid in hare werkmgzonder zoodanige instructien Diet doenlijk was
dat zij geene icterpretatienmaar blootelijk voorschriften benelzen voor
de ambtenaren, en dat men zich overtuigd houdt, dat geene kier gegeven
voorschriften de strekking heeft om de schatpligtigen Buiten of boven de
v/et te bezwaren. Dat men tot hiertoe geen genoegzamen grond gevon
den heeft om voorstellen te doen tot het veranderen vao een gedeelte der
belasting op de paarden in eene belasting op de rijtuigenmen behoorde
daartoe alvorens te kennen de geheeie werking van de wet op het perso
neel, welke eerst met Mei dezes jaars is ingevoerd.
Opzigteüjk het tarief van in. en uitgaande regten is gezegddat de ge-
beuttenfsenwelke sedert de zitting van 1831 en 1832 hebben plaats ge
had noodwendig eene herziening van de toen aangeboden ontwerpen ver-
eiscben en dat de Regering voornemens is nadere ontwerpen deswege
aan te bieden, doch dat zul|;S njet zal kunnen geschieden, dan nadat onze
betrekkingen met de naburige staien vastheid zullen hébben bekomen.
Ten aanzien der bijdrage van twee millioenen guldens uit de Inkomsten
der Oost-Indische bezittingen wordt te kennen gegeven, dat eene openleg
ging van de gronden, waarop de bepaling berust, dat voor 1834 deze tege.
moetkoming zal plaats hebbenom volledig te zijn niet minder zou moe.
ten bevatten dan de aa!U00njng von a| de inkomsten eu lasten eter over.
zeesche bezittingen, en dat het reeds vroeger erkend is, dat gepaste ope
ningen nopens de geldleening, ten behoeve van de overzeesche bezittingen
aan de Vergadering zuilen worden gegeven, in overeenstemming met be.
staande wets.bepalingen doch men vermeendedateven als in hat vorig
jaar, zoodanige onder de bestaande omstandigheden nog raadzaam noen
voorzigtig zouden zijD,
Amsterdam den 3 December. Met genoegen verneemt men, dat de
reparatien aan het Muider-Slot, hetwelk, eenige jaren geleden tot afbraak
bestemd werd, doch waarvan de instandhouding daarna goedgunsiigljjk door
ZijDe Majesteit ia toegestaan, thans ten einde gebragt zijn.
Zoo mogt dan dit aloude gebouw, aan hetwelk zich zulke gewigtige
herinneringen hechten en hetwelk ia dit gewest het eenige van dien aard
is, verschoond blijven van hetzelfde lot te ondergaan, als zoo vele andere
welke door de verwo-sienc'e hand des tijds en der menseden, allengsnen»
aan de beschouwing der nakomelingschap zijn onttrokken geworden.
Of van hetzelve nog eenig bijzonder gebruik zal gemaakt worden, dan
of het enkel maar als een gedenkceeken der oudheid zal bewaard .blijven,
schijnt nog onbeslist te zijn.
SPANJE,
Madrid den 18 November. Ten gevolge der aftreding van den gene
raal Ctuz als minister van Oorlog, is de generaal Zareo del talie, bijeen
besluit der Konirgin-Regentes van den iöden voorloopig met de waarne
roing van dat ministerie belast. Men herinnert zich, dat laatstgenoemd
generaal in 1820 tweede secieiatis van staat bij hetzelfde departement is