A"- «833i
LEYDSCIIE
y>*A J: -t. Mkis>
yê§0k,MÊ!f
t&0*
r3G
COURANT.
c-^*\ V..V- Ce >r
V R JJ D AG
CafR^W
C£A« i NOVEMBER.
NEDERLANDEN.
Leyden den 31 October.
Vervolg van net verslag door Zijne Exc. den Minister van Bnitenlandsche
liken gedaan in de beide Kamers der Staren-Generaal.
BIJLAGE. Aan HH. EE. Mijne Heeren den Eersten Secretaris van
Staat van Zijne Britsche Majesteit en den Gezant van
Zijne Maj. den Kuning der Franschen.
Londen, i Augustus 1833.
De ondergeteekenden enz., hebben de eer gehad de nota van den 30 julij
,111 Hii. EE. de Heerer. Eersten Secretaris van Staat van Zijne Bntannische
llsjesceit en den Gezant vaa ZijDe Maj. den Kornng der Frar.schen te ont-
sngen, waarbij gevoegd was een afschrift der nota, die den 2/sten der.
tilde maand door HH. EE. de Heeren Gevoltnagtigden van Zijne Maj.
n Koning der Nederlanden aan dezeiven gerigt is.
In die nota beklagen Mijne Heeren de hoilandsche Gevoltnagtigden zicb
iter de hinderpalen, die door Belgie in den weg gelegd worden aan de ge-
neenschap tusschen de vesting Maastricht en de grenzen van Noord.Braband,
tusschen gezegde vesting en Duitschland, en zjj vragen dienvolgens, de
ttvoering van art. 4. der op den 21 Mei te Londen gereekende Overeenkomst.
3an de ondergeteekenden van deze nota Kennis gevende, hebben HH EE.
|eHeeren Gevolmagtigden van Frankrijk en Groot-Britannie het verlangen
ji»edrnkt, om voldoende inlichtingen te ontvangen over de verschillende
grin omwikkelde punten. De ondergeceekenden achten zich gelukkig van
nder eenlg verwijl, de gevraagde inlichtingen te kunnen geven, eu zij
tijen zich, dat HH. EE. daarin blijken van die zucht tot bevrediging zullen
jtien, waarvan de ondergeteekenden zich verpligt achten niet af te wijken.
De ondergeteekenden hebben bij herhaling de eer gehad van de aandacht
HH. EE. de Gevolmagtigden van Frankrijk en Groot-Britannie op ar
tel 4 der Overeenkomst vrn 2: Mei in te roepen. De uitvoering van dit
iltel, wat de vaart op de Maas en de toepassing op die rivier van het
ónzer tarief betreft, zoowel ais metopzigt tot de gemeenschap tusschen
t vesting Maasuicht en ue grenzen vsn Noord.Brabandvereischte, dat
:tBelgische en het Hoilandsche Bestnnrmet gemeen overleg, deze gewig-
>e punten regelden. HH. EE de Gevcln.agtigden van Frankrijk en Groot,
(tkannie waren teregt van oordeel, dat deze vragen door van weerszijden
tnoemde Commissarissen, d:e zich op de plaats zelve moesten verstaan,
oediger en gemakkelijker zouden kunnen behandeld worden, dan door
te Lor.den aanwezige Gevoltnagtigden.
Dienvolgens stelde het bestuur d.es Konings aan de Hoilandsche militaire
rerhecen m Limburg voor, om wederzijdsche Commissarissen te benoe.
cd, ien einde zich te verstaan, niet over de bijzonderheden der uitvoe-
tg van de zinsnede van art. 4, maar over den geheeieü inhoud van dat
tikel, welk voorstel gereedelijk werd aangenomen.
Deze Commissarissen vereenigdeu zich inderdaad, op den 12 Julij, te
johovenen zij wisselden met elkander van wederzijden opgemaakte ont-
arpen van artikelen. Deze ontwerpen verschilden vaD elkander nopens
like gewigtige punten, dat de Belgische militaire overheden, den 15 der.
:Ive maand aan Z, D. H. den Hertog van Saksen-'.Veimar en aan den ge-
riaal Dillits, welke hnnne Commissarissen naar Zonhoven gezonden had-
id, schreven, dat de beide ontwerpen van overeenkomst te zeer uiteen,
epen om te hepen, dat de nieuwe, op den iSden bepaalde, bijeenkomst,
eene beslissing zon kunnen leiden dat het zelfs noodig zoude zijn
ith ten deze naar Londen te wendenten einde eenige inlichtingen te
langen, en dat dienvolgens de bijeenkomst der Commissarissen den i8den
ien plaats kon hebben. Dit beslnitwel verre van beschouwd te moeten
raden als eene afbreking der militaire onderhandelingen, was veeleer ge-
omen om dezelve gemakkelijker tot eene gelukkige uitkomst ce leideo.
Inch hetzelve was onvermijdelijk noodzakelijk, omdat het Hoilandsche
«werp het stilzwijgen bewaarde nopens het puntdat voor Belgie hec
iDgrijkste was, de openstelling namelijk van de Maas voor deu handel,
de toepassing op die rivier van hec tarief van Mainczzoodat de Bei-
iche Commissarissen zich tot de bedoelde zinsnede van art. 4 zouden
tbben beperkt gezienzonder over de uitvoering van den geheeleu inhoud
«artikels te kuDnen handelen, ofschoon, volgens dat artikel zelf, de
15e gemeenschap van Maastricht in verband staat met de vrijheid der Maas,
Het Bestuur des Konings is er dns verre at van zich tegen de gemeen'
van devesting Maastricht met Noord-Braband en Duitschland te ver
menhet is bereid cm te dien aanzien alle mogelijke gemak te verleenen
ilfs moeten op dit oogenblik de onderhandelingen te Zonhoven hervat
(Dmaar het Bestuur verlangt tevensdat de Hoilandsche regering met
ilpen spoed de iste paragraaf van art. 4 ten uitvoer legge dat de vaart
pdé Maas geregeld voorden handel opengesteld worde, en dat de toepassing
het tarief van Maintz op die rivier met gemeen overleg geregeld worde.
De uitvoering van oeze bepaling kan te minder rooeijelijkheid ondervioden
it art, ïo8 der Overeenkomst van Maintz zelvezich in dezervoege uit.
nikt
i Indien betgeen God verhoede een oorlóg mogt pitats hebben tusschen
lenige der aan deD Rhfjn gelegene Staten, dan zal toch de heffiog der
tegten bij voortduring plaats hebben, zonder dat van eenige zijde hinder,
palen daaraan in den weg gelegd worden."
Daar Beleie en Holland zich in stSat van wapenschorsing bevindenzoo
dit art. 108 nog te meer van toepassing op het onderhavige geval.
De ondergeteekenden zijn overtuigd datzeodra de belde partijen het
nrent dit artikel eens zullen zijn, de Commissarissen geene moei.e znllen
ibben, om zich over de meer bijzondere bepalingen te verstaan, die ver-
11 noodig mogten geacht worden. Het besicur des Konings zai niets ver.
'gen wat niet bestaanbaar zou zfin met den aard der militaire gemeen-
11 p, welke Holland het regt heeft te eischen, gelijk de ondergeteekenden
a betwisten.
De ondergeteeken vleijen zich, dat HH. EE. de Gevolmagtigden van
utkrijk en Groot-Britannie uit deze inlichtingen de overtuiging zullen
"geD, dat Belgie allezins geneigd is om zelfs de minste reden en hec
bite voorwendsel van botsing met Holland uit den weg te ruimen.
Zj verzoeken, enz. enz.
(CeZ.) Goblet. Van de weyer.
Aan HH. EE. de Heeren Buitengewoon Ambassadeur van Z M.
aen Koning der Franschen en den Eerster. Secretaris van Staat
van Zijne Britannisehe Majesteitenz., enz., enz., te Londen.
Londen, 14 September 1833.
De ondergeteekerden Gevolra-rlgden van 7.. si. den Koning der iviedef.
Hnden hebben de eer gehad van ds nota van Men 5 Augustus II. te ontvan
gen, waarbij HH. EE. de Heeren buitengewoon Ambassadeor en Gevolmag"
tigde van Z. M. den Koning der Franschen en de eerste Secretaris van Sta3(
van Zijne Bruscbe Maj. voor de Buiteniand/che zaken wei hebben wil|en
antwoorden op de rota, die zij hen. onder dsgteekening van den 27 Juin
ter zake der hinderpalen, van de zijdej van Belgie in den weg gelegd
de gemeenschap tusschen de vesting Maastricht en de grem van Noonj.
Braband, en tusschen 'gezegde vesting en Duitschland, hadden toegezonden
In overeenkomst met den vredelievenden geestwaarnaar de Nederlandsche
Regering zich rigt, is de tusschentijd die na het ontvangen dezer noia
verloopen isdoor de Nederlandsche militaire overheden besteed geworden
tot het doen van pogingen om zich over gezegd onderwerp met die van
Belgie te verstaan maar vermits de met dit doel aangewende pogingen
vruchteloos gebleven zijnhebben de ondergeteekenden bevel ontvangen
om op nieuw van de Regeringen van Frankrijk en Groot-Britannie zoo
danige maatregelen te verlangen, als aan deze het meest gepast mogten
voorkomenten einde de uitvoering van dat gedeelte van art. 4 der over
eenkomst van 21 Mei te verzekeren, hebbende zij tevens In lastom honoa
aanvrage door de volgende ontwikkeling nader toe te lichten.
De grondslag der onderhandelingendie te Zonhoven hebben plaats ge
had, is duidelijk aangewezen in den geloofsbrief der Belgucbe Commissa-
rissenvan welke de ondergeteekenden de eer hebben eeo afschrift hier
nevens te voegen. Die geloofsbrief maakt het klaarblijkelijk, dat de ta
sluiten overeenkomst door de Belgische militaire overheden zelve verlangd
is geworden, en dat zij zich uitsluitend bepalen moest tot het regelen van
al datgenewat betrekking heeft op de te vestigen gemeenschap tusschen
de vesting Maastricht en Noord-Braband op den linkeroever der Maas,
alsmede tosschen diezellde stad en Aken op den regteroever, en omge
keerd. Zonder dezen kriug te buiten te gaan, verstonden de'wederzijd
sche Commissarissen, 111 hunne bijeenkomsten van de maand Julij, elkan
der over den meest regtsireekschen en gemakkelijksten weg tusschen Maas
tricht en Noord-Braband, te weten, dien van Winterslagen en Houthalen,
en van daar langs den straatweg naar Valkenswaard. Tegen het einde van
Julij werden de onderhandelingen eeniglijk geschorst uit hoofde der verkla
ring van de Belgische Commissarissen dat zij den doortogt van krijgslieden
niec anders konaen toelaten, dan ongewapend, en ten getale van niet meet
dan 25 man te gelijk. Zij verbondeD zich evenwelom nieuwe voorschrif
ten ten aanzien van dit onderwerp te vragen en alsdan te ZoDhoven terug
te keereu.
Hoewel de militaire onderhandeling eerst den löien Augustus hervat
werd liet desniettemin de Nederlandsche Regeringofschoon verstoken
van het eenige voordeelhetwelk in de overeenkomst van den ai Mei ten
la3te der Belgen was bepaalddezen desniettemin al datgene genietenwat
te hunnen behoeve was vastgesteld.
Bij de nieuwe bijeenkomst der Commissarissen bevond men, dat die van
Beig e, wel verre van zich tot het eenig in geschil gebleven punt te be
palen, waaromtrent zij deo doortogt eens in de 24 uren van 500 gewapends
militairen toestonden, in plaats vau den reeds overeengekomen weg, eenen
anderen op den regter.oever van de Maas over Stem, Obbigt en Echt naat
Wessem voorstelden, alwaar de militairen de Maas zouden overstegen, ten
einde zich lang den litiker.oever dier rivierover HeerselStamproy en
Weerd, naar den grens van Noord-Braband te begeveo welke laatste weg,
blijkens den geloofsbrief der Belgische Commissarissen strijdig was met bet
bij de bijeenkomst vastgestelde beginsel, wordende in dien geloofsbrief alleen
van den linker-oever gesproken, en zijnde die weg gedurende den regentijd
gedeeltelijk onbruikbaar, terwijl op denzelven te Wessem geene brug bestaar»
Daarenboven bragten de gezegde Commissarissen een geheel nieuwe vor
dering te berde, door het verlangen der ooderteekening van het volgende
aan de militaire overeenkomst, die men te sluiten had, geheel vreemde
artikelWat de vaart op ce Beneden-Maas van Mook tot aan zee of den
Rbijn alsmede de toepassing der bepalingen wegens den Rhiju die in
de overeenkom t van Mainz van den 3isten Maart 1831 zijn vastgesteld,
betrelc, zoo zullen er onverwijld Commissarissen worden beooemdom
gezamenlijk de plaatsing der tolkantoren en het bedrag van dat regt ta
regelen." Van dat oogenblik af moesten de Nederlandsche Commissaris
sen als niet kunnende afwijken van de voorschriften, die hnn volgens den
grondslag zeiven van de overeenkomst, van de zijde der Belgen voorgesteld,
gegeven waren, wel de eenige partij kiezen, die ana overschoot, name
lijk die om zich te verwijderen.
Het voorafgaande zal bij de heeren buitengewonen Ambassadeur en Gevol-
magtigde van Z. Maj. den Koning der Franschen en eersten Secretaris van
Siaat van Zijne Britsche Majesteit voor de BuUeniandsche zaken te minder
twijfel overlaten „over het regt der Nederlandsche Regering op den meest
tegelmatigen en regtsireekschen weg voor de gemeenschap met Maastricht
die door de Belgische Commissarissen zeiven was aangebodenen op het
gebruik van dien weg door gewapende bataillons infanterie en door detache
menten van andere wapenen, zoo als kavallerie en artillerie, van hoogsteof
500 mandaar in de nota van Hunne Excell. van den 5 Augustus het be.
gm«el der vrije gemeenschap met Maastricht niet betwist is.
Wat nu de vaart op de Maas betreft; toen de beide Mogendheden die
vroegen, heeft het Hof van 's Gravenhage wel moeten gelooven, dat zij
daarbij enkel op het opeoen dier vaart door Maastricht het oog hadden
op grond, dat de te Maastricht aan die vaart in den weg gelegde belem.
metingen alle gemeenschap van de Belgische Boveo-Maas met de districten
d e tot aan Mook toe door de Beneden-Maas oespoeld worden en tbans in
het bezit der Beigen zijn, afsneden. Zie hier, waarop deze overtuiging
steunde. In de eerste plaats kent men, gedurende de vijftienjarige vereent,
ging der beide landen geen voorbeeld van eene regtstreeksche Belgische
Scheepvaart van Luik tot aan den mond der Maas, of van daar tot Luik
en andere aan de Boven.Maas gelegene plaatsen.
Ten tweede, zou de weinige diepte der rivier die vaart zonderling moeije-
lijk maken, aaar een uic zee komend scbip onder gewone omstandigheden
de rivier niet zon kunnen opvaren om tot in den Bover.Maas te geraken
tn daar een van de Boven-Maas komend schip onder gewone omstandig
heden de vaart op zee niet zou durven wagen.
Het geldt hier inde derde plaats geen definitief verdrag, geschikt om
alle de belemmeringen van dien handel weg te mimen, maar eene voorloo.
fi ge oveieenkumitvolgens welke, behoudens de daarin uitdrukkelijk ver-