plattto op ennen «toet aan fet «Inde «an bet halfrocd, dat doof dt «^hoor der» gevormd werd. Ik waa dee te meer over dit gedrag verwonderd," dewijl l>et ordeceeken. dat hem veraierde. en hetwelk op rijn donker ge. V»»ad nog aterker uitstak. mti overtuigde, dat zijné zedigheid niet aan de bewustheid van onbedu dendheid waa toe te ichryven. E»n ander zoude bij zulk eene gelegenheid zijne belangrijkheid door een groot geraas heb. ben aaogekondigd, en in plaata vin met den eeraten ledigen stoel te vre* den te zijn, eene ziinen rang passende plaata hebbeo gezocht. Ik konde niet nalaten mijne oogen met groote nieuwsgierigheid naar dezen vreemden te wOTden, wlena gezigt mij zoo bekend voorkwam, schoon ik mij niet konde herinneren, hem ooit te voren gezien te hebben. H(j waa eenlg. ties langwerpig van gelaat, had een hoog voorhoofd en eenen Romein- achen neut. In zijneD mond lag eene boogttbevalJige uitdrukking eo zijne lippen ichenen, on- too te zeggen, nieta dan goedheid in te ademen, terwijl zijne oogen, hoewel klgin en half gesloten, schitterden van ver. atand en leven. Zijn haar, reeda eenigzintt grijs geworden, waa aan beide kamen regt op naar den kruin gekamd. Twee diepe piooijen. die van het onderate deel der wangen by den mond uitliepen, kenmerkten zyn ge laat; de olidrukking van deze gcneele phUionomie scheen buitengewone goedheid en even zoo grooie opgeacherptheid van verstand aan te duiden. Met de grootate opmerkzaamheid vervolgde htj den gang der voorlezing en zijn gelaat toonde alle de verschillende indronken, die dezelve op zijn gemoed maakte. Niet eene gewtgtige of geeetige gedachte, niet eene ge lukkige wending acheen san zijnen great te ontgaan; maar men kon daar entegen ook dutdeiyk. zgne misnoegdheid bemerken, wanneer de voorle ger op eene dier amakelooze of triviale perioden atiet, tot welke Metiirc dikwglt verviel, om den smaak zijner tgdgenooten te gemoet te komen. Eindelijk kwam ook de beort aan ceo wetk van mij, he-welk door Stift Mam* werd voorgelezen, die zich ook de moette had gegeven, om eenige verbeteringen in den ariil te maken, daar ik juist niet al te veel met de idiotismen vei de Frsn-che taai bekend waa. Het waa eene verhandeling ovet de verdiensten der Dn.rsche tooneeiartikkenen bevatte kleine aan teekeningen ovet Schittert treurspelen. Bij vorige gelegenheden van deze acortzoude ik mine iectei kundige proeven, zonder bijzondere angstval ligheid, asn net publieke i ordee! hebben overgegeven, overtoigd zijnde, geene anerge krienek ie zullen sartreffen. No echter voelde ik eenigen angst; Ik Kor.de de gedachte niet van mi zetten, dat ik in dezen vreem den eenen hek-vamen en peine gen rcgier zoude aantreffen. Angstig wa ren dus ook, lerwijl Saint Maure mijnen arbeid voorlas, mime blikken op het gelaat van oen onbekenden gerigt, om daaruit zijne gedachten re kun nen ontdekken, en ik bevond tot mijne groote vreugde, dat bij er niet leer ontevreden over was. Zoid-a de vcorlezi- g was geëindigd, en het gezelschap zich in de ka mer had verapted, vroeg ik terstond naar den naam van den vreemden, die mijne opmerkzaamheid zoozer. had toe zich getrokken. Het is Ka- Volant»," weid niij geantwoo.d. Karamtin!riep ik uit, en zoo bard, dat r.ij zelf zich omkeerde en rime oogen op mij sloeg. Deze naam bragt mil alie de herinneringen mijner_ j-mgd op het levendigsc voor mij ner- ,ee-r. Leeft er ergens iemand in Ruiiand, dien de naam Karamtin onbekend zonde zijn» In het palels zoowel als in de hut, in Kamschatita en aan de oevers van den Weiclxë! klinkt deze naam ala die van eenen ondeit benenden. Ja zelfa leeft er bijna nergens iemand, wien de litera tuur gemeenzaam ia, die niet met deo naam Karamtin de gedachten aan onze miellec uele vorderipgen verbindt. Daar ik eene afbeelding van hem gezep had, geloofde ik thans de mg reeds lang bekende trekken van eenen schiiiver te zien, van wien ik meer dan eena eiken regel, aan zgne peo .ontvloden, had gelezen. Van mtjre eerste jeugd at aan, waa ik de getuige van zijnen triomf en roem op den letterkundigen loopbaan; want Ik ba- hoorde tot dat gealaehthetwelk opgroeide, terwijl hij door zyne schrif- teo een nlenw tijdvak voor de Roasiiche literatuur opeode. Karamtin toch had door zijn Mttktritch Jturnal en den Europttchett Htrtld het eerst onder ona den smaak voor tijdschriften in onze nationale taal aangekweekt, had door zynen Attniiet en zijne Aglaia de almanakken.iiteratnnr verwekt, en ona door de brieven van eenen reizenden Rna geleerd, hoe wij de voorwerpen van deze aoort in eenen bevalligen en levendigen atgl moes te» voordragen. Zijne ontelbare vertellingen, bragten voor het eerit onze moedertaal tot de menacben van den goeden ton en tot bet schoone ge. «lacht. Hem komt de eere toe van eene ligte e» gemakkeiyke poezg te hebben geschapen, en onze moedertaal met eene grammaticale nasuwken- righeid te hebben behandeld, terwijl hy in iedere soort van schrijvende 'gelukkigste voorbeelden opstelde. Hg eindeiyk had de Russen van alle aianden In de geachiedenia van hun land ingewyd, en dezelve van bet stof van vermolmde kronykeo gereinigd. Ziedaar de verdienaten, waardoor Karamtin zich de dankbaarheid van zy» vaderland bad verworveD. AJtln bezoek doorde ongeveer rwee oren. en gedurende dezen >yd waa htt gesprek zpo leerzaam zoowellevend, zoo aangenaam en bevallig, 'dat ik mii raaowiyks van hetzelve kon losscheuren. Daar ik my volgen» ■Jht tegenwoordig beataande Etikerte zonder afscheid wilde verwyderen arord Karamtin, die zag, dat ik heen wilde gaan, op van ziinen stoel, aehndde mij op de Dnitscbe wyze de hand en verzocht myhem weldra weder te bezoeken. Ik beb op myne reizen bijna alle uittrekende letter kundigen van geheel Enropa gezienen ik móet bekennendat slecht» weinigen xolk eenen indruk op my maaktenalt Karamtin by mijne eerate ontmoeting; «leent» weinigen vereenigen, zoo goed als hh in zich den geleerden, den wysgeer en de conrersatiegsif van den man van de wereld. Weinige dagen daarna ontmoette Ik Karamtin d*s morgens tegen acht tre te voet In eene weinig bezochte atraat. Het weder waa zeer onstui mig en eene digte ineenwjagt sloeg hem in het gezigt. Slecht» eene oltefit dringende rede kon iemand noodzaken, om in zulk een weder in dat jaargetijde uit te gaan; ik kon niet nalaten hem mijne verwondering -hierover te betuigen. Ik ben gewoonantwoordde hyiederen morgen tot tien «ren te wandelen, dan keer ik naar hois terug om te ombycen. Slecht weder hindert my niec, zoo ais gii zien knnc; en wel verre van dat het my onaangenaam li, word: mQ daardoor eene warme kamer dei te aangenamer." Ik nam echter de vrgbeld aan te merken, dat hg jnist -Biet het aangeraamate gedeelte der stad voor zgnn wandeling had uitgeko zen. No gaf hij my te kennendat hy mg geen geheim van zijn voorne men wilde maken, dat hy naar eenen armen man ging, die hem reeds dSkwIjit .om onderstand had gevraagd. Ik sloeg hem voor mede te mogen glaneo w|j kwanten «indelyk aan het hnia van den armen. Hg was niet te hole, maar de ellende van het holagezio deed maar al te dutdelijk zien, 4tt bij niet te vergeeft geklaagd had. Karamtin deed eenige vragen aan de moeder en gaf baar eenig geld. Toen wy het boia verlietenkwamen wy den man zeiven tegenmaar in «enen toestand die ona de oorzaak van her léed zijn hnligezini duidelijk deed kennen, Karamtin liet intosschen geen enkel woord van verwijt boorenmaar hy acbsdde met het hoofd ei. zeide lagchend t Het doet mQ leeddat myn geld in zulke handen ia gevallen. Maat het la mijne eigene achnldik had mij eerst, met het karakter van den paan moeten bekend makenin het vervolg zal ik slechts in plaats van tan hem zeiven, het geld onmlddeiyk aan zyne tamdie geven." H*' waren dus de werken van weldadigheid die de edele man op zyne jModeJingeo nltoefeode, en met welke hy zich voor de werkzaamheden van den dag voorbereidde. Kan men zich wel verwonderen dat ieder <in regelt menaeheljjfchefddeugd en edelmoedigheid ademden» Bufen had geljjk met te zeggendat het karakter van den man zeifs nic den atyi vnbako sctrjjver was te tenocn. De stiptheid, bevalligheid, eenvoudig. Velden tederheid van Karamtin'i itijt fijn de ni:v|oe(jiettn van rijne ziel. Deze eigenschappen ware-i hetdie hem de bewondering en achrlng ztlner tijdgeocotenja zelfs van k?n die in meening van hem verschilden deden verwervenen ook de nakomelingschap zal ongetwijfeld een dergetyk oor. deel vellende, zeggende t Karamtin was een groot schryver, en een hoog. bart'g deugdzaam man. Een geluk ij bet voor de wereld, eenen man dïo zoo vele voortreffelijke eigenschappen in zich vereenlgt te hebben voort- gebragt 1 St. Maurt nam het op ziek om mg arn Karamtin voor te ateilen. „Ik item geheel in met tw gevotlen over bet wezen van het treurspelzeide hy nadat de eerste begrootingen voorby waren. De klassieke party ia Frankrgk hecht te veel op de beschouwing nil dè drie punten de Ro. mantieken daarentegen verwerpen met al te stoote verachting alle voor. schriften en regelen der kunst, en met regt hebt gij dus aangemerktdat men den middelweg tnnachen deze béiden moet honden," In den loop van het gesprek rigrte hy tot my eenige vrageo. betrekkelijk mgne reizen buitenslands, maar daar hier noch plaats noch gelegenheid was om een lang onderhoud aan te knoopen, moeit ik tot mijne grocte spyt mij ie vredeo «ellen met het verzoek om hem weldra te komen bezoeken. Tegen tien uren de» avondj," zeide hy, „terwijl hy mij hartelgk de band schudde." drink ik thee met myne familie; die is de igd van mijne uitspanning. Vergun mij te eer, een bezoek van tr te genieten, hec zal mg al-ijd verheugen n te mogen zien en doe het toch geheel zon der complimenten." Ik liet n et na binnen weinige dagen van deze uitnoodlging gehrnik te maken. Karamtin woonde toen in de Tontanka. ten huize van Mevrouw Mnrariew. In de eerste kstner vond ik de geneele familie om de thee tafel verzameld, en Karamtin zelf zat niet verre van daar verwijderd door eenen kring van bezoeken omgeven. Hü kwam mg te gemoet, groerte my vrlendachappeiyk en atelde my aan zyne familie en het aao- wezeude gezelschap voor. Het gezelschap bestond nit menscheo van ver achtende rang en beroep; er bevonden zich in hetzelve mannen, dis hooge staatsbedieningen bekleedden, geleerden en reizigers. Maar boe verschillende ook de bezigheden en uitspraken dezer bezoekers zgn mog- tenallen werden door het betoovereode onderhond van den waard ala tot een geheel harmonisch gezelachap onderling verbonden. Zyne beleefdheid liet geen onderscheid van rangen toe, hg wendde zich tot ieder met eeDe gelgke spraakzaamheid en bewee» elk eene geiyke oplettendheid. Men zal het voorregt van in znlk een gezelschip toegelaten te worden nog honger achttien, wanneer men bedenkt, dat er In dien tijd waarvan ik spreek, in Petersburg alecht» weinige huizen voor geleerden openstondenof waar de toegang tot een gezelschap van iemanda persoonlijke Verdiensten afhing. Karamtin was in ket gezelschap buitengemeen onderhoudend; niemand verstond de kunst van de conversatie zoo goed als hij. Hy gaf aan zyne moedertaal ateeda zeer bescheiden den voorrang, en sprak met niemand dao mei vreemdelingen eene andere taal dan de Ruiaische. Hy «prak elegant, doch zonder eene beatodeerde toarnure van phraaen en citaties van boeken, hetgeen doorgaans zeer langwyiig iavoor het overige waa er In zyne woorden eene zekere volheid en rondheid van perioden. HIJ ontwikkelde ateea» eene groote energie, wanneer hy van Rusland, deazelfn geschiedenis of van eenen ooden bekerden apnkdan glinsterden zgne oogen en zgn gelaat van eene geheel eigene uitdrukking. Nooit verleidde hem ziine beleefdheid eene meecingdie niet mei de zyne strookteaan te DemtD; hg Degaf zien echter met In twisten over dezelve, maar toon de, terwgl hij zgne gedachten openbaarde, zoo vele zachtmoedigheid en toegevendheid, dat hy ateeda zijnen tegenstander ontwapende; die daar door zelfs wanneer hjj oiet overtuigd waaechter verhinderd wetd hem tegen te spreken. LUCHTGESTELDHEID IN i K AN AD A. Een Engelsche reiziger deelt over bet Kanadische klimaat het volgende mede: Het klimaat 'van oppers en oeder-Kanada la de gezondheid by- zonder gunstig. De milde en glanaryke dampkring vervult het gemoet met tevredenheid en vreugde; de lucht Is scherp en wolkenloos, nevels zijn in deze omstreken, zoo te zeggen, onbekend; zware en «inhoudende vorst, groote hitte in den zomer en eene heilzame zachcheld des herfta, worden door allen geprezen, die eenigen rijd in Kanadi hebben gewoond. Nog weet men niet aan welke oorzaak de heldere glans van den dampkring, zoo bg dag als by nacht, ia toe te achrgven; vooral daar deze streken met buitengewone groote bosachenmeeren en moerasaen overdekt ziin, Even zoo min kan men zich de bovenmatige bute en koude verklaren, die in Kanada, meer dan in eenig rnder land van Enropa, dat onder ge lgke hemels-breedte ligt, heerscbc. Misschien zoude men die groote over gang in de lucnrgesteldheid voor de gezondheid nadeelig achten; doch dn bovenvermelde eigendommelijkheden van het klimaat van Kanada beletten weder den schadeiyken invloeddie deze overgang in Europescbe landea van gelijk klimaat en lochrgeaceidneid zonde te weeg brengen. Hoewel de tegenwoordige inwoners cezer omstreken allen van de onde wereld aluammen, zgn toch alle hunne gewoontèn, in evenredigheid van het verschillend klimaat, ook veranderd. De Kanadascha bewoners vreezen den winter niet, maar brengen hem integendeel in verschillende aoosten van vermakelijkheden door, zoodu dit barre jaargetydehetwelk in Enropa zoo gevreesd is, in deze omstre ken met groote vreugde verwacht wordt. Het landwerk heeft dan opge bonden, de wegen zyn hard gevrozen en de meeren en stroomen met y« bedekt, zoo brengt dan ieder planter zyne Sleigh of twee raderige naif- Uoets in gereedheid, en duizend ontwerpen tot Inittogrjes worden dsarge steld. Men ziet de Slelgb in alle rigcingen over de wegen rollen, dn werkzaamheden zyn ter zyde gesteld, de markten bezocht, men legt Ml zyne vrienden eo boren bezoeken af, eo de winter is in plaats van een jaar getyde van verveling en eenzaamheid, eenen igd van vermaak en gewoel. In dikke pelten gewikkeld, legt de pachter en zyne huisvrouw tg hunne Sleigh, die gewoonlijk met twee paarden bespannen is, tot 60170 mijlen per dag, over de sneeuw, zonder eenige moeite af. De glin-te rende helderheid oer Incht met eenen altoos onbewolkten hemel, hec «citU- derachtige gezigt, dat de hoornen der boaschen met hunne met sneeuw bedekte takken, oplevert; de anelheidwaarmede de Sleigh voorcrolt. dn menigte dier voertuigen, die zich in alle rigiingen ontmoeten, allea veree. nigt zich, om het vermakeiyke van deze togten te verhoogen, Uit hei bovengemelde zal men ligt ontwaren, dat in opper- en neder. Kanadi de winter zeer welkom ia, cd zelfa daarna wordt verlangd. Ook Is de atrenge en aanhoudende vorst, waarbg zoo vele aneenw valt, het zaad niet ichadeiyk, zoo sla men tot hiertoe geloofde; integendeel, hoe strenger de koude woedt, dei te voordeeliger is bet voor den landman. De «neeuw bezorgt bem daizende voordeelen zy dient hem tot dekking van zijne granen en mnakc de wegen hardzoo dat hij zich met gemak naar de markten kan begeven. Een akker land dewelke In eene Provin cie ligtwaar men gedorende vijf maanden van het jaar met de Sleigh kata rijden, is van meerdere waarde dan een waar de Sieigk slechts drie maan den gebezigd wordt. Buitendien heeft deze laatate Provincie, meeat ook een ongezonder klimaat, en de regeucjjd duurt er laoger. In het Oia-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1833 | | pagina 3