G.orninchem
Utrecht
t
Breda
Nieuwe zieken, hersteld, overleden, in behandel,
5 Sept. 3 i 2 in.
5 9 5 7 47-
6 eó io 7 50.
6 8 o 7 14.
7 a 4
De Haarlemsche courant van den 8 Septembèr maakt geen gewag meer
van ebolera.lijders binnen die stad 'of omstreken.
Te Parus blijft de ziekte, volgens de laatste opgaven aan het af
nemenden 31 Augustus was' het totaal cholera.sterfgevallen 27minder
dan den vorigen dag 20 den 1 September 23; minder dan den vorigen dag 4;
den 2den totaal sterfgevallen 19, minder dan den vorigen dag 4.
Ook te Nieuw-York, nam, volgens berigten van daar den 2 September
ce Londen ontvangenzoowel als te Quebec en te Montreal sterk af.
Intusschen rukte zij in de laatstgemelde plaats nog dagelijks 40 tot $0 per.
sonen ten grave, en stierven, sedert haren uitbarsting, op den 26 Maart,
te Paryi, gedurende die maand ea de volgende maanden tot Augustus in
gesloten, aan dezelve 179.78 menschen.
In denzelfden bedroevenden zin luiden de Engeisehe berigtengedagtee-
kend den 4 September, ten aanzien van het piatt» land, mede gunstiger.
Gedurende de laatste drie of vier dagen, had net dagelijksche getal nieuwe
zieken omstreeks de 500 geweifeld en er deden zich nog aanhoudend
nieuwe gevallen voor. Ook te Londen was de plaag nog aanwezig, hoe.
wei in eene zeer geringe mate. Met het eenmaal gevestigd denkheéld
ouder de bevolking, dat de cholera eene landziekte geworden was, had
mede de vrees voor dezelve afgenomen.
Werkt de cholera dus nooalottig op de llgchaama-gestellenzij doet het
niet minder op de driften der menschen. Te Manchester heeft hetgraauw
het cholera-hospitaal tot den grónd toe omver genaaid, en is de militaire
magt moeten lusschen belde komen om verdere buitensporigheden te beletten.
Een jonge in hetzelve overledenwerd begraven nadat hem het hoofd
(door wien wist men niet) was afgesneden. Genoeg, de grootvader van
het kind en diens vrienden beschuldigden de chirnrgijns van het bedrijf,
ten einde den jonge op ue snijkamer te gebruiken en werkten in dlervocge
op de gemoederen.
Uit Baltimore schrijft men den 4 Angnstns: De cholera is te New-
York verminderende, doch neemt ce Philadelphia dagelijks toe; terwyl
Baltimore buitengemeen gezond blijft."
BELGISCHE AANGELEGENHEDEN.
Bii de jongste zameukomst der Londcnsche Conferentie," leest men
in de Gazette de Franceden 4 September, werd het verlangen der
Brlgen tot de in vrijheidstelling van den heer Thorn voorgenomen. Het vraag
stuk van het tractaat hield de Conferentie slechts een oogenblik bezig,
door dien men het berigt ontving, dat de heer van de Weger niet dan op
den grondslag van de voorloopige ontrujnufg der citadel van Antwerpen
wilde onderhandelen. Ten aanzien der zaak van den haer Thorngat de
Hollandsche gezant In eene nota aan dn Conferentie te kennen, dat
zijn gouvernement bereid was den heer Thorn los te laten, zoodra de
personen, uit welke de door de Belgen gevangen genomen bestond,
op vrije voeten zouden zijn gesteld. De Belgische gezant antwoordde nog-
tans, dat zijn gouvernement die lieden niec ongevonnisd kon in vrijheid
steiler, en aizoo de zaak eerst den 3 September zou dienen, moest ook
de beslissing tot zoo lang hangende blijven. Wat het traktaat betrof,
scheen de gunstige verklaring door Koning Lodcwgk Philipsteu voordeele
van zjjnen schoonzoon gedaan, eenige leden der Conferentie te hebben
aan het wankelen gebragt. Men had echter niet beslist, of er op de
dadelijke ontruiming der citadel van Antwerpen zou worden aangedron.
gen."
Uit Brussel schrijft men, volgens betzelfde dagblad, den 31 Angnstns:
De berigten nlt Holland bevestigen hetgeen men gisteren meldde, aan
gaande het verschuiven der beslissing van onze geschillen met dat land,
en zelfs omtrent eene vereffening onzer geschillen, door Koning Willem,
als definitief beschouwd wordende. Het Hollandsche leger gaat weder de
kantounementen betrekken, welke het voorleden winter inhad; het verbod
tot het verleenen van verloven aan officieren en soldaien zal worden inge
trokken, als hebbende de Conferentie een onbepaald statu quo gewaarborgd.
Van eenen anderen kant is in de bureaux van ons krijgs-miuisterie
de grootste drnkte door rust vervangen geworden. Indien jnist niet al de
werkzaamheden zijn geschorsthoudt men nogtans slechts de loopende be.
zigheden aan. Generaal Evain heeft werkelijk aan vele officieren te kennen
gegevendat van na tot Maart hunne dienstverrigtingep zeer makkelijk
zoudan zijn, en zij tijdkortingen zonden kunnen genieten, alzoo men vóór
dien tijd geege hervatting der vijandelijkheden te duchten had; zoo al,
buitendien, het sluiten van den vrede rot zoo lang wierd uitgesteld en de
ontwapening der overige Mogendheden niet vóór dien tijd geschiedde."
Uit Londen schrijft men den 4September: Van het Belgische geschil
hooren wij niets. In de buitenlandsche dagbladen wordt gezegddat des-
zelfs vereffening tot in het voorjaar is uitgesteld. Bijzondere brieven uit
Vlaanderen verzekeren togtans, dat de onderhandelingen tussohen Holland
en Belgie gunstig staan en de zaak waarschijnlijk in der minne vereff.nen zullen."
De bijzondere correspondent nlt 's Gravenhage luidt den 5 September
aldus: Hetgeen ik u gisteren meldde van berigten, die uit Londen
zonden zijn ontvangen, en welke de hoop op eenen spoedigen en vreed-
zamen afloop onzer geschillen met Belgien zonden hebben doeu veiflaau-
wen begint hier meer en meer geloof te vinden.
Men wil echter stellig weten dat er tot dus verre geene stokken van
de Conferentie zelve hier zijn, die een oogenblik zouden doen twijfelen
aan haar verlangen om de zaken te schikkenmaar dat de rede waarom
men aan eene minnelijke schikking begon te wanhopen gelegen was in de
onmatige eischen der Belgenten aanzien van de vaart op de Schelde
die door ons nimmer Zullen kunnen worden Ingewilligd. Ook zelde men
dat er binnen weinige dagen eene beslissing van de Londensche Conferentie
in onze zaken te wachten is, die ons weiligt met de eerste stoomboot
zoude kunnen worden aangebragt."
Wfi zien dit, vol vertrouwen op bet regtvaardig eergevoel der Con.
fergntie te gemoet. Indien toch de aanmatiging van de» beer van de Weger
om, het gedrag na te bootsen van Cato de Oudendie elk zijne adviezen
in den Senaat eindigde met het algemeen bekende Delenda Carthago! voor
dóórdenkenden Jets meer beteekenen zaldan eene snorkend verwaande botte
pendaterie, zoude her dit moeten zijn Onttuimiug der citadelwant Netrland
moet worden verdelgd! Eene stelling voorwaar, welke de verlichte vertegen,
woordigersder hooge Souvereinen niet zullen inwilligen op het revolutionair,
onbehendig diplomatieke plagiaat namens een volk, dat opstond tegen zijnen
wettigenedelmoedig gematigden Koning en zijn staatkundig aanwezen
nog,erlangen moet.}
De bijzondere Correspondentie uit 'sGravenbage van den 7 dezerbrengt
mede, dat de berigten daags te voren uit Londen ontvangen deden vernioe.
den, als h.Jde de Conferentie nog tot geen beluitn kunnen komen, door.
dien het van de Be'ren verwachte am woord eerst den 4 September bij Haar
zond» ziin omvangen. D't antwoord zou. naar men te Londen zelde even
als het vroeger .loot den heer rar. de if efjer geuit gevoelen deed verwacht»,!
tot geene todnadering over bet geschilpunt vanj ue, Scbcldevaatt leiden*
maar tot dusverre was er niets uitgeleki, hetwelk zou doen vooronderstel*
len, dat door den heer de Clercqgelijk men scheen te verwachten, eenige
belangrijke stukken z(jn medegebragt.
MENGELINGEN.
Geschiedenis van de Staatkunde der Voornaamste
MOGENDHEDEN van EUROPA,
Seóert den val van NAPOLEON tot heden;
door Mr. S. P. Lipman, Advokaat te Amsterdam, Eerste Deel 18131820;
Amsterdam Brest van Kempen, 1832. BI. 50a. 8vo,
Hoezeer onze Mengelingen de besteniming niet hebben om zich met
boek-beschouwingen bezig te bonden, zoo verdienen echter werken van
den aard als betgene, welks titel wij thans alhier aankondigen, niet alleen
met uitzondering op dien regel, maar wij achten ons zelfs verpligt, om
zoo wegens den gewigtigen, kernvollen (indien wij dezen Germanismus
eens bezigen mogen) en blijvend belangwekkenden inhoud, als wegens
cie hoogstdoe'treffnde wijze, waarop de zaken voorgedragen zijn, en,
bin de helderheid der inzigten en de juistheid der oordeelvellingen en
gevolgtrekkingen zoo spoedig mogelijk ter kennisse onzer geëerde Lezers
te moeten brengen..
Dit eerste deel be'vat (na een kort, maar opmerkelijk Voorberigteene
Zeer schoonê en op dit werk eene gepaste wijze openende Inleiding, op
welke wij straks nader terug komen, tien Hoofdstukken: I. De Confe
rentie van chatlllon. II. Het Vredas.verdrag van Parys. III. De hande
lingen der Diplomatie vóór het Weener-Congres. IV. Het Congres van
Weenen. V. Het Congres van Weenen, Vervolg. Napoleons terugkomst
van het eiland Elba. VI. Het Congres van Weenen. Vervolg. VIL De
hoofd- of eind-Acte van het Weener-Congres, VIII. De Conferentie
van Parys. Het heilig Verbond. Het tweede verdrag met Frankrijk.
IX. De Territoriale Commissie vaa Frankfort. De Conferentie van Wee«
nen. X. Het Congres van Aken.
De beschouwing dezer rubrieken is op Zich zelve reeds voldoende ter
wettiging van ons beweerde, nopens het gewigt en de belangrijkheid der
dingen, welke in dit boek te vinden zijn.
Ten einde onze Lezers ook met de wijze, waarop de geleerde Schrij
ver zijn onderwerp behandeld heeft, bekend te maken, zullen wij ter
proeve iets van de Inleidingvoorts uit het werk zelve, eenig opmerke
lijk gedeelte uittrekken, en daarna, wijl bij de volstrekste bewondering
der voortreffelijke wijze van behandelenaltijd het eeü of ander voorkomt,
hetwelk voor meer dan eene beschouwing vatbaar schijnt, eenige weinige
aanmerkingen bij wyze van bescheidene bedenkingen, ten slotte toevoegen.
Zie hier den aanhef en het begin der Inleiding:
Het is weiligt in onzen tijd geene nuttelooze herinnering, dat da
staatswetenschappen in bet algemeen van eenen wijsgeerig-geschiedkundigen
aard zijn, en dat tot bare beoefening alzoo eene stellige kennis wordt
gevorde'dzonder welke men zich in dit moeijelijk vak niet mag bege
ven of men loopt gevaar in den doolhof eener denkbeeldige bespiegeling
zonder gids en zonder leiddraad om te zwerven. Door eene ijverige ea
aanhoudende inspanning alleen knnnen de voorbereidende kundigheden wor
den verkregen, welker bezit een onmisbaar vereisebte is voor den Staats-
man, maar ook onontbeerlijk voor een ieder, die over de openbare belan
gen van Europa wil oordeelen, en daarbij het verwijt ontgaan der opper-
vlakkigneid, welke in veie opzigten, helaas! een kenmerk is van Hec
tegenwoordig tijdvak. (Een waar woord voorzeker, en bfl die opper
vlakkigheid komt dan nog eene aanmatigende snijdende wijze van oordeei-
Aellenwelke alle geloof te boven gaat!)
De geschiedenis vooral is de ziel van alle staatswetenschappen. Want
daar het tegenwoordige niets anders is dsn de aaneenschakeling tnsschen
het voorledene en de toekomst, en elk feit, dat vooraf ging, en met het
feit, dat daarop volgt, kan hij slechte, die het voorleden kent, het tegen
woordige verstaan en de toekomst berekenen. Nog zijn de orakels niet
alle tot zwijgen gebragt. Er is in de geschiedenis een geest van'voor.
spelling. De veranderingen, welke het staalkundig stelsel van Enropa door
ootlogen, door verdragen, door omwentelingen heeft ondergaan, verkon
digen het toekomend lot der volken en der siaten. Niet allen nogtans,
die de Godspraak hooren, bevro den hare kracht en beteekenls. Zoude
Napoleon de Russische woestijnen met lijken bevolkt hebben, (deze uit
druk king klinkt in het Hollandsch niét juist: bevolken en lijken zijn twee
denkbeelden, die niet goed zamen scemnien; wij weien wel, dat de Fran-
6che schrijvers dikwerf zeggen: peupler de cadavres. Maar zou her ia
onze taal niet beter geweest zijn te zeggen: met lijken bezaaid', indien
hij de waarschuwende stem van Karei XII niet had veracht? Of zonde
thans het hoofd der Bourbons voor het derde maal eene wijkplaats op
vreemden bodem zoeken, indien Jakobus II zijnen ongeiukkigen navolger
niet vruchteloos hadde gewaarschuwd.
De geschiedenis der staatkunde is niet de staatkunde zelvemaar zij
is daartoe eene onmisbare voorbereiding. Elk tijdvak draagt zijne eigene
kenmerken. Somwijlen schijnen jaren door eene ouafzienbare klove vaa
elkaurier gescheiden, somwijlen schijnt eene eeuw de bloote voortzetting
•ener vorige. Een trage gang, die aan den stilstand des onbewegelijkheid
grenstkenmerkt de vroegere tijden. Allengs neemt de loop der gebeurte
nissen eere snellere vlugc. Eene wisseling volgt op de andere. De menig»
valdigbeid van verhazeude handelingen en lotgevallendie elkander in één
eplrel jaar verdringen zoude vroeger eene geheele eeuw hebben onder
scheiden. Zóó verhaast een ligchaam zijnen valmaar ife zamengestelde
evenredigheid van deszelfs zwaarte, en van den tijd, gedurende en van den
tijd, gedcrende welken het alreeds gevallen is."
Ust het slot der Inleiding nemen wij nog het volgende overHet onder
havig geschrift heeft de strekking, om den lezer op bet standpunt te plaat
sen, waarop hij zelf zal kunnen oordeelen, ot en in hoe verre deze voor
spelling later is verwezenlijkt, dan wel, met de wezenlijkheid vergeleken,
onder de te leur gestelde verwachtingen van een* veelbelovend tijdperk
moet worden gerangschikt; ot" de volkenregtelijke gelijkheid der Staten
niec alleen in de bespiegeling erkend maar ook in de toepassing is verze
kerd dan of integendeel de val van Napoleon slechts het middel is gewor
denom van eenen enkelen dwingeland op eene aristokracische oligarchie
het bezit over te dragen der Europesche opperheerschappijen of Europi
alzoo zijne onafhankelijkheid tegen de* onbepaalde willekeur van eenen enke
len heeft beveiligd aileeu om weldra zich aan de vereenigde ovennagc
van eenige weinigen ce onderwerpen."
Geheel dit Eersre Deel is in den geest en de striking geschreven,
welke de Inleiding aankondigt. Al de Hoofdstukken van die eerste deel zijn
waardig gelezen", herlezen en ernstig overpeinst te wordea. Bijzonder
geluKkig zoo kwam het ons vooris de Heer Lipman geslaagd in zijne
beschrijving der Conferentie *an Chatiïlun in Februsrij 1314-9
teniawaarovur wel
t entte -If'1 -voo t r
uoüósiwaa;schijc.ijk mei_ o^zeczoo veel duiscerneiu