L v J- WESSELINGen H. WESSEL1NG, Makelaars, zullen opVrNen cn v door klaaglijke gebaren 2jjn baft to vermnrwer. Hij echter begon trees, lelijk te schelden. De knaap daarentegen was dadelijk in half geloo. pen en bragt een groot stok broodzoo zwart dat ik het voor een turf aanzag. Maar mijn reisgenoot kende het betet, nam het aan en wij bogen ons diep voor onzen weldoener neder. Daar de oude edele niet ophield met schelden en dreigen, zoo maakten wij dat wij weg kwamen. Tegen den avond bereikten wij een ander dorp, hetwelk midden in een bosch gelegen was. Onder den blooten hemel in de schrikkelijke koude van dien jaartijd te vernachten, zotide onmisbaar den dood ten gevolge gehad hebben. Wij gingen dns maar op goed geiuk in het eerste hnis binnen, hetwelk wij zagen, wij maakten diepe buigingen voor de armza lige familiedie hetzelve bewoondewelke ons goed op nameene plaats asn den haard inruimde en versch water, om hetwelk wij bij den feilen dorst, die ons meest kwelde, allereerst dringend smeektentoereikte.' Wij mogte neder zittenonze bevroren voeten ontbloten en zagen dat tranen van medelijden van de bleeke wangen dezer insgelijks zeer behoef tige huttenbewoners vloe den toen zij onzen jammervollen toestand be merkten. Het werd intusschen geheel donkere nacht. Een der bewoners gebood ons hem te volgen. Hij bragt ons in een oud gebouw, en wees ons rustplaatsen aan in een zeer warm gestookte koornschuur. Hoe ver heugd waren wijop zniver strooen in een warm verblijf onze marte leden te kunnen uitrusten Aan slapen echter was niet te denken. Het ongedierte hetwelk reeds de overhand bij ons genomen had, en de bevro ren ledematen plaagden ons onuitsprekelijk. Ook de maag deed behoeften gevoelen, die onvervuld bleven. Mijn reisgenoot werd zeer ongeduldig en schold op den Gastheerdie wel warmto maar geen' spijs verschafte aan de ellendigen die h(j herbergde. Doch weidra werd hij beschaamd wrnt tegen middernacht werd ons eenvoudige maar goede spijs in ruime hoeveelheid gebragten nn begaven wij ons ter rusie. Den anderen morgen kwamen zij weder, bragten mii eene zeer goede pelsmuts, want ik was zonder hoofddeksel, en mijne reisgenoten bonden mij warme doeken om de voeten. Nadat zij ons belden onze wonden goed verbonden hadden, beduidden zij ons, dat wij nu cok weder verder op gaan moesten, wijl wij hier niec veilig waren tegen huiszoeking, en zij ons niet langer herbergen durfden; wij vielen hun te voet en smeek ten. Maar zij wezen met eene zeldzame mengeling van medelijden en toorn, ten laatste zelfs op groote honden, met welke zij ons zouden moe ten wegjagen, wanneer wij niet goedwillig gaan wilden. Zoo gingen wij dan weder onder diepe verznchtingen van nieuws op weg. De koude trof ons echter thana nog heviger, nu wjj eenmaal warmte ondervonden hadden. De voeten vooral veroorzaakten ons ondragelijke smarten. De nagels gingen alle los. Ik zuchtte: Ach! wanneer onze ouders 'thuis ons in dezen toestand zagen!" Mijn reisgenoot zeide alweder: O! die zien oni toch ook weder, want nn zijn wij geborgen. Gij knnt "n anders zoo schoon zingen, begin toch eem dat gezang: Es karnt ja nicht immer so bleiben!" Ach! ik heb daaraan sedert langen tijd al niet meer gedacht, dat goede moed bok her zwaarste lijden geduldiger helpt dragen, en dat het gezang zoowel de smart vermindert ais het de vreugde verhoogt." De sneeuw was sterk aangevrozen; wij konden daarover niet voort komen. In een voor ons liggend bosch hoopten wij beschutting tegen den snijdenden wind te vinden. Plotselijk riep mijn reisgenoot met ver vaardheid nlt: Goede Hemeldaar Is de vijand achter ons." Wij span den onze laatste krachten inom het bosch te bereiken. Mijn reisgenoot was nog vaardiger dan ik, en mij reeds eenige schreden vooruit gekomen. De vervolgers riepen: God! waarom atonden wy niet? Wij konden nog omtrent honderd passen van het bosch verwijderd zijn. Nu begonnen onze najagers te schieten. Bij het derde schot wentelde zich mijn ge trouwe reisgenoot, mijn vriend, mijn helper, mijn redder, in zijn bloed, vier of vijf schreden zfldwaarts van mij neder. Bewnsteloos wankelde ik nog toe hem voorr. Zijn jammervol worstelen met den dood zal ik nooit vergeten. Intusschen treft ook mij een kogel onder de linker ki ie, vlak onder het scheenbeen. De bewustheid verliet mij. Ik zink in de maeuw neder. De slaap des doods omsluijert mijnen geest, en overmant met hem liet gewor.de ligchaam, en ook het gevoel van alle de daarmede verbon den smarten. O! Gij oneindig wijze leider van der menscben lotgevallen! Mijn reisgenoot moest spoedig aan al hetaardsche lijden onttrokken zijn en ik zon de geheele uitgestrektheid van dat verlies niet gevoelenom in een* oogenblifc, dat ik niet in staat was, dezelve te |dragenmij niet in wilde wanhoop te storten en het laatste levensvonkje met eene bloedige hand uit te blusschen. Ontslapen waa intusschen b() mij, zoo scheen het, ligchasm en geest, maar nog niet ter eeuwiger rnste ik zoude weder ontwakenzoo wilde het mijne dnister omaluijerde bestemming. En ik ontwaakte! Maar wat zag ik met mijne dooiende blikken Naauwlijks opende ik het lang en vast gesloten oogof ik bespeurde dat ik mij niet meer op die met bloed geverwde velden bevondik lag op een zacbt bed voor treffelijk verpleegd en gekoesterd. Een Gothisch dak vertoonde zich in gewelfden vorm boven mjjn hoofd, en door naanwe vensters kwrmer joist zoo veel en niet méér licht in, dst ik inde zwakke schemering de hooge, met beeldeu van heiligen en kruissen behangen muren bemerken kon. Het was of Ik b(j den aanblik van bet beeld des Verlossers, hetwelk zich aan mijn oog vertoonde, de eerste straal van hoop in mijn hart voelde herleven, en ik de woorden mij in de gedachten bragtWanneer de nood op de hoogste is, is de hulp het meest nabij. Rondom mij zag ik zwarte gedaanten met witte gordels en zilvere kruissen ik wist in de verbijstering niet of het Engelen dan of het Menschen waren: die mij omringden. Eene zachte item vroeg mij, in den toon der innigste deelneming: „Bevindt gij n niet wel mijn broeder IBij deze menschllevende toespraak storte ik tranen van weemoedige dankbaarheid, ik noemde met angstige stem den naam van miinen reisgenoot, „deze is ter rnste gegaan was het antwoord; derelfde zachte hand droogde mij de tranen af, en vermaande mij gerust te zijn, om mij niet door spreken en weenen nog meer te verzwaknen. Daarop verhaalden zij mij, om mij te troosten dat ik mij in een klooster bevond der barmhartige Zusters. Dat een medelijdend landman mij gevonden en op zijne slede naar herwaarts gebragt had. Ik kan het gevoel van dank en vreugd niet beschrijven, hetwelk mij toen geheel overmeesterde. Maar de Nonnenen een geroepen VVoDdheeler geboden mij ernstigdat ik mij rustig moest honden, zoo ik niet alle redding onmogelijk wilde maken. Ik riep in de hevigste aandoeningen gedurig de namen mijner ouderen broe deren zusters uit. Wij zullen zoo lang hunne plaats bij u vervangen tot dat gij hersteld zijtwasliec antwoord, hetwelk mij gegeven werd. Toen ik vervolgens eenigzins tot mij zelve kwam vroeg ik den Arta angstig, hoe het met mijn been stondNaar zijn inzienwas het schot niet half zoo gevaarlijkala de vorstmaar om het mij te toonenweigerde hij vol standig en rolde, wanneer hij het verbond, mij telkens het bedlaken zoo digt onder de oogen dat ik er niet overhenen kon zien. Allengs hield alle gevoel van pijn open bragt bijkans acht dagen in bewnsteloosheid door. Toen ik eindelijk weder tot m(j zeiven kwambewees mij het hoofdschudden, en de bedechte gelaatstrekken der Eriorin dat mijn toestand oneindig erger moest geworden zijn. Hec was op 6 January dat mijn Ge- reesheer my verklaarde, dat, wanneer ik myn jong leven redden wilde, mijn linker been boven de knie moest afgezet worden. Hemel welk een schrikwekkend berigtik zou dan tevenslrmg kreupel gaan Tot dien duren prijs alleen zon ik mijn leven kunnen koopen Klagend smeekte ik om ge spaard te worden; wenende bad ik, dat toch myn leven op elke andere, i welllgt nog mogelijke wjjze te behouden. De schrikwekkende gedachte om voor de oogen mijner dierbare o-Jdsn als een lam of kreupel raensch te verschijnenen in mijn vaderland t,1 een ellendig verm.nkt wezen beschouwd te worden, maakte het mij tvtj schelijk veel liever te sterven dan in dien toestand nog lang te bljjy.j leven. De Nonnen alle omringden mijn ziekbedzagen den strijd mijt»' gewaarwordingen en vestigden op elkander oogen vol van tranen dj innigsien medelijdens. Smeekend strekte ik mijne armen uit tot baar, jJ. de tolk mijner woorden was want voor den overigen was ik geheó onverstaanbaar. Door angst en smart geprangd vermogt ik alleen direcall woord redding nit te stamelen. Allen inzonderheid echter twee Franschs Officiers, ook lijdensbroederssmeekten met mij, en streden voorW behoud van mijn been. Toen echter verlieten de wondarts en zijne ijl pers vol van verdriet en ongeduld mijn been. De Officier van gezondhtlj zoo als nen thans spreekt, zeide mij bij het afscheid nemen bereid' u f, te sterven een doffe smart bemagtigde zich van geheel tnijne ziel,® het grootste gedclden met onverschrokken standvastigheid, had iltjl het verbinden menigmaal de cchrikkelijktte pijnen uitgestaan. Maujl myn been te zullen verliezendit ging myne standvastigheid verre wsg^v boven en echter of het been of het ieven moest opgeofferd worden. De Nonnen vroegen mij of ik een Priester begeerde om mij in, laatsten nood b(j te sr. an Zij wisten dat ik een Protestant wasen i er op 20 myien afstand geen Protesiantsch Geestelijke te vinden was. hra^tPn rille ponnn V nsU^.ini--" r»_: to-*.» 1 vjccscciiiKe ie vinden was. bragten dus eenen Katholieken Priester, die de Fransche taal raagtig 'iL» vr \je bij mij, die hoewel htf zwar'gheid maakte, om mij zonder voorafga**- t;: - - JaeïPlVPT r "v fiuc.u uiaa*ic, om mg zonder voorart,,- poglng^ter bekering tot zbne kerk. in den laatsten nood bij te [staanK£w,el,er. s/e en bi cedent :hovw. i rti Venet leJve stad nut eene van zijn lomboot Den enen gen ende crisi eeten van [eft den j tans toen hy mijn onwrikbaar besluit zag om als Protenant te ster niet laten kon mij bij te staan en van mij scheidende te zeggen: zult toch genade vinden, in de oogen van Hem, die met ware bcgeti des harten, om genade smeekenwant Hij is aller Vader!" In den laten avond van dien dag, werd mijn heen nogmaals bezigt!, en ik zag dat een glans van vergenoegen zich over haar gelaat verspre:dd( Zij liet mij door hare-tolk zeggen, dat mijn been zich merkelijk gebettj had, en zij hoop voedde om hetzelve zonder amputatie gered en leven dus behouden te zien, zonder verlies van mijn been, en deze werd bij de uitkomst verwezenlijkt. Na dat ik twaalf weken onuitsprekelijk geleden had en het ligcha nieuw vel, mijne handen en voe.en nieuwe nagels bekomen hadden, 11 ik voor het eerst weder nit mijn ziekbed te voorschijnik moest de 1 r [0g mede hooren. Ach en ik deed dit zonder aan iets anders te denken, aan den Almogenden, wiens barmhartigheid mij gered had. Alle partijge was verre van my; de vreemdste plegtigheid was mij heilig, en te midi mijner Katholieke medechristenenwas ik even aandachtig als zij. A herstelde ik geheel en al. vettingst Er waren in dat Klooster ongeveer 70 kostgangerinnen, die naarltt G,00t gebruik aldaar van de Nonnen, onderrigc in vreemde talen ontving ['geelnctn Gedurende mynen herstellingstjd verleende ik daarin alle mogelijke h«ii '(e gr001( en toen ik dit verblijf der liefdadigste hulpvaardigheid verliet, nam ik: erB tranen der innigste danknaarheid van mijne weldoensters afscheid, van b |aa[! die mij het leven en de gezondheid gered hadnen. De meeste dt „jjj.che Geestelyke dochters, konden ncch lezen, noch schrijven, en ecl „tn_ en gaven zij mondeling onderrigt in meer dan eene der levende talen, pt,ier oefenden werkdadig de pligten der Christelijke liefde en herbergzaam! e„tt|egde uit. Zij voorzagen mij van kleedingstukken, en zelfs van eenig geld, vertrok en ie Dnnabnrg kwamen alle nog in leven zijnde gevaBgenen „veistom geheel Wit-Rusland, ten getale van 4000 bjj elkander." <je t>UI(! Hars kwam door wonderbare leiding der Voorzienigheid golnkkij el)i y< zijn vaderland terug, voleindigde aldaar zijne stndien en is sedert (,jzen de Prediker bij eene Gemeente ten platten lande aangesteld, alwaar hy gedtiogi blijken van Gods goedheid aan hein bewezen, dikwerf dankbaar gedes f Leipzig leeod. I Volgens '"fcco Polen leeDd. 1 don 1 r rnnnaipi'6 Le'oen, voorspoedig van een welgeschreven heb rJUN. C» CORONEL. eelietde Rrhnrpnnnrf» ven oiüire ki ZOON, J. C. CORONEL, geliefde Echtge'noote5 van C. d e w 1 1* u ïi| *s Princenhage bP i',15'' Afd' den 26 Junij .83a. J Mob Ge/derscheSchutterij Heden morgen verloste door Gods goedheid zeer voorspoedig en'welgeschapen ZOON. R- P uuu' ki'cuijciu zeer voorspoedt! wenscnu een welgeschapen ZOON, R. P. ISAACSON, geliefde Echtgenoot .liner Leyden den 27 Junij 1832. S. MACHIELSE, --WIT.PI1B Heden overleedtot onze bittere droefheidons dierbaar jot#11 ll<!asr z Kind, JAQUELINE ADELAIDE, in den nog jeugdigen leefii)5flel,I "j bijna twee ïa.en. t j V Le«den J. W. VLAANDERECt™ F. E. VL A A N r> p n u»l -Kon lelijks bi: [Pruissiscl (erin dt igden n wenschti Jiddag te Tide hebbe fytemiche 29 Jnny" 1832. F. E. VLAANDEREU.-^™ geb. C o s t e r. i Vrienden en bekenden worden verzocht deze algemeeneook ak(l,j ,v r zondere kennisgeving aan te nemen. °"u'f k'tn toe te Famillie en verdere betrekkingen van wijle Mejnfvrouw JOHA® dic r» i SARA van WYCK, betnigen bij deze hunDen welmenende dank w:| de menigvuldige blijken yan deelneming ter gelegendheid van haai afsterven, ontvangen.W Bderwetjs w N. en J. en R. van STAPHORST adverteeren dat de COUPO ||»ke (oev van de NEGOTIATIEN op AMERIKAANSCHE FONDSEN in 4 #ader primo Julij 1791 ten Kantore van N.enJ. van STAPHORST en HUBBII ttI(t j,, gedaan, welke op primo July 1832 vervallen, betaald worden ten Kul den vr van de ASSOCIATIE CASSA te Amsterdam, met 7, 50. ituteid, Op Woensdag den 4 Julij 1832, zal aan het Verkoophuis op deüi „jj j,ej gracht te Leyden, worden verkocht: Eenige MEUBILAIRE GOED REN, waaronder een zeer fraaye en welluidende FIANO - FORT! groot zes octaven. Morgen te zien. Cit Ancon Men is van mening op Donderdag den 5 Julij 1832, aan hetsd 1 tenparig lijk SC h k er koophuis op de Hoogelandsche Kerltgracht te Leyden. te vtrii Ooatenrij pen Een partij BOEKEN OPTICA - SPIEGELS PRENTEN VE mie, eenig REKIJKERS, en hetgeen verder 'e voorschyn zal worden gebragt. k de Pau VRIJWILLIGE VERKOOPING onder Oegstgeeit, op Wow «oige p den 4 Julij 1832, dea voormiddags ten elf ure precies, ten huizei bttfeudt Hendrik Driessen, Kastelein in de roode Leeuw, aan den Heeren- ofSW iidije pau weg, van 12 stuks extra zware vette KOEIJENmitsgaders ooderid zijn gebie dene perceelen zoo gemaaid of op rooken staande, als ongemaaid GR1 men en 1 GEWAS en te velde staande HAVER; alles onder Oegstgeesc vooni Ider tijd S| den 6 Jnlij 183a, des namiddags ten half vier nrete Amsterdam ii zich et witte Zwaan, op den Nieuwendyk presenteeren te verkoopenEenemfc itiyk te vt partij Denne Rondhouten en Stukhont, en andere HOUTWAREN. I t het cpr gendc als bij Notitien wordt aangewezen, die aan het Kantoor van BONT icheidene KONING en AUKES te bekomen zijn. itn en lag LEIDEN. De Heer S. N. DENTZ, Hof -Tandmeester van L veen de de Koning en HH. KK. IIH. de Prins van Oronjt r de rust Prins Frederik der Nederlanden enz. enz,, is alhier gearriveerd, en zal ;des gtme Morgen, Dingsdag middag den 3 July vertoeven. Gelogeert bij van derAi (en. in het Logement de Zon, op de Breedestraat alhier. Mtaan, aa - 8 Aibatti liij de Wed. ANTHONY de KLOPPER en ZOON,ceLeyd «een, eik isn aangem •Is het b<

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1832 | | pagina 4