N
z
z
MENGELINGEN»
P A L M r R A' S
HANDEL en GEDENKTÉEKÉNEN.
In de openbare zitting van de Koninklijke Sociëteit
der We recschapn-n te Goëctingen, van ao November
1830, beeft de beroemde Hoogleeraar en Hofraad Hèerett
eene hoogstbelangriike voorlezing gehouden, ten titel
liehbendè: Contmercin urbis Palmyra?vicinarumque ur
bhtmex Monumertis et Inscriplionibus illustrata. Han
del en verkeer der it ad Palmyra en hare Naburigheden J
uit Qedeekieeker.cn en Inscriptien opgehelderd CO'
De Hoogleersar zag zich tot het voortzetten dezer
onderzoekingen bijzonder genoopt door het gunstig
onthaal, hetwelk aan zijne iaatstvorige voorlezing over
den ouden Handel van Ceylonbij de Londensche Azia
tische Maatschappij, gevonden had, die door, baren
vice - President, S'r Alexander Johnston, voormalig
opper-Regter op Ceylon, niet alleen hare deelneming
betuigde, maar ook hare diensten tot het inwinnen
van berigten over het Britsche Azie aanbood, waar
van hij niet verzuim heeft voor het vervolg gebruik
te maken.
De verhandeling, waarvan thans de rede is, betreft
den handel «ener siad, die, nog groot in hare bouw
vallen, ook eenmaal aan den Indischen handel, een
merkwaardig deel had, Heeren gaf eerst een kort
overzigt hater geschiedenis: gebouwd door Salomo
komt zij eerst wederom in aanmerking in Caesars eeuw,
als beduidende handelstad, toen, volgens Appianus
ie Belles CivV.ibusI. 5., Antonius dezêlve döor
zijne ruiterij, ter harer belooning, wilde ter plunde
ring geven; evenwel- te vèrgeefs, daar de bewoners
van Palmyra hnnnè schatten in veiligheid gebragt had
den. Hare schitterende tijden vallen eerst in de Ro-
meinsche periode, in de drie eerste eeuwen der Chris
lelijke tijdrekening. Plinius, Hist. Nat. VI, ai,
maakt reeds roet bewondering melding van die stad;
boven al echter is het tijdvak van Hadrianus en de
Anloninussenhet tijdperk van vrede met de Parihers,
in welke ook de kunsten des vredens, boven al de
bouwkunst, en daarbij tevens de handel bloeidde, toen
zij groot en magtig werd, zoo als hare Geder.kstnkken
zulks bewijzen. Hoezeer binDen de grenzen eener Ro
me nsche provincie gelegen, genoot zij toch eene vrije
staatsregeling, zoo als de inscriptien dit leerenuie
door den Senaat en het volk gevestigd zijn aan wel
ken notitans in de laatste periode een Procurator Au
gust! ter zijde gesteld werd. Onder Trajanus moet zij
zeer geleden hebben, door oorlog of aardbeving, of
door belden te gelijk want Hadrianus wordt hun we
öerheisrelder geraamd. Dat hij zoo wel a!« naderhand
Alexander Severus en Cordianus deze stad bezochten en
met grooten Ini-ter omvangen werden dit leeren de
Irrcriptien. Hare laatste lotgevallen onder de Koningin
Zencbia, en hare verstooring door Aureleanus zijn bekend.
De monumenten van Palmyra zijn alle te zamen van
openbare gebouwen (2), tempelen, paleizen, zuilen
gangen enz. De eerste plaats onder deze heeft een
tempel van Helios, zoo als de Grieken Bel of Eddl
roemdenin het midden eener viethoekige plaats of
Area of Aula die door een prachtige Porticus rond
om ingesloten was, en van welke een zuilengarg 4,000
voeten lang met een zegeboog tot andere groote mo-
nnmenten leidde. In deze Aula, en in den langen zui.
lengang, niet in den tempel zelf, jstaan een aantal In
scriptien te lezen, zij leveren het bewijs, dat alhier,
zoo als eiders, in de oudhe'd de handel in een naauw
verband stond met de beschaving en eerdienst (3). De
gedenkteekenen schijnen een bijzonder deel of wiik der
stad gevormd te hebben. Van woningen die aan bij
zondere personen toekwamen, vindt men in dit deel
der stad geene sporendeze vindt men volgens de
onderzoekingen der Engelschen, eerst in eenige ver
wijdering en schijnen eene groote oppervlakte bedekt
te hebben.
Het onderzoek betrekkelijk den handelwordt drie
ledig behandeld: voowerpen, inrigting en wegen. De
voorwerpen konden eigene of vreemde zijnmaar
aan eigene had de stad Palmyra als, in het midden
der Syrische woestijn gelegenslechta dadels en
zout aan te bieden welk laatste produkt nog heden
van daar naar de Syrische ateden gebragt wordt
hetwelk vermoedelijk ook in de oudheid plaats vond.
Maar voorzeker waren die handel - voorwerpen onbe
duidend in vergelijking met de vreemde of uitheem-
ichen. Het wezen des handel» van Palmyra bestond
daarin dat het Tussehenhandel was. Palmyra's be
wonerszegt Appianus, zijn kooplieden, die Arabi-
«che en Indische waren van de Perser» Parthen
halen en dezelve in het Romeinsche gebied »an den
man brengen. Hezelfde bevestigt Plinius VI. 31wan-
1Dit onderwerp ii destijds in onze Mengelingen
ook medegedeeldHandel van Ceylonen Proeve van
gewijde Indische Taalkennis. Een en ander is ook door
den cekretaris van het Bataviaasch genootschap, den
Heer van der finno, aan wien w(j het mede ter plaat-
»ing aaobevolen, in zijne Mengelingen en Bataviasche
Couranten, niet zonder dankbewijs aangenomen en af
gedrukt.
2 Zij werden allereerst bekend door Engelsche
kooplieden in 1691, die eenige Inscriptien medebragt
die Seller in zijne History of Palmyra trachtte op te
helderen. Toen verscheen het hoofdwerk the Ruins of
Palmyra, by Robwood1753, als vmcht eener nieuwe
reis met koperplaten en opschriften. De P'oyage Pitto-
resque en Syriëvan den beer Cassas behelst alleen,
lijk koperplaten, benevens eene Explication provisoire
en geene opschriften,
(3) Er bestaat een, weinig opgemerkt, maar niet
te min zeker verbandtusschen handel en beschaving
wen zie de belangrijke Vertogen, over HandelStaat
en Letterkunde, Iste Stekje, January 1831, bjj Cebr.
Diederikste Amsterdam, 1831. BI. J4 eu volgende.
neer, hiizegt, dar deze handel de schatten der Remei.
uen en Parthers verslond. Tor de Arabische goederen
behoorde bovenal Wierook en.Mijrthe; ror de Indische
specerijen panrlen edelgesteenten en Kiecdingsrukkén,,
onder welke in Palmyra de 'geheel zljden'e hoioscricae
beroemd waren die vandaar als een voorwerp van weeide
naar Rome gebragt werden, zoo als Flavins Hifiscusin
het leven van Aurelianüsuitvoerig be-chrijft, Hoe
menigvuTdig ober hec geheel re Indische waren destijds
geweest zijn, is behalve dat uit de reis van Arrianus
oVer dè roode zeeovervloedig bekend.
De inrigting van Palmyra^s bande!was reeds door
de ligging dier stad in het midden der wrestijntwee
tot drie dagreizen van den Eufraatvijf tot zes van
Damascus bepaald. Het kon dus geen andere dan Kara
vanen-handel zijn. Zoo als zulks o«er het geheel de
handel dier werelddelen wasen nog is. Het kon Pal
myra niet aan lastdieren ontbreken door welke dezelve
gedreven wordt, daar de naburige Arabische stammen,
vooral in het landschap Nedsched van overoude tijden
af de kameel-fokkerij tot hare hoofd-bezigheid maakten.
Zij waren dus aanvankelijk slechts expediteursmaar
werden al ras zelve koopliedenen verwierven zich
dakrdoor diegroóte rijkdommen waarvan Plinius t. a. p.
melding maakt. Dat de menigte kameeien te Palmyra
biizonder groot wasis uit de berigten van Flavius
Fipiseus blijkbaar. Zenobia toen zij het niet langer
tegen hare vijanden volhouden kondeed eene poging
om door middel van dromedarissen te ontvluchten
hoewei zij ingehaald werd,) en zij had eene ruiterij
van kameeien. Met welke gevaren de handel, door de
rooverjjen de rondzwervende Beduinen - stammen in die
oorden te worstelen had, is algemeen bekend. Het is
zonderling zegt Plinius. dat die Nomaden - stammen
gelijktijdig handel en rooverij dreven. Men moest zich
den weg door hun'land (even als heden nog aldaar
het geval is ofdoor geldkoopen of door geweld banen.
Beide was kostbaar. In Palmyra moest eigenlijk de st«d
daarvoor zorgenmaar enkele bijzondere personen of
ook overheidr-personen of karavanen-aanvoerdersbe
streden somtijds de kosten uit hun bijzonder vermo
gen de dankbare stad rigtte hun drarvoor gedenkteeke
nen op standbeelden en inscriptien op publieke plaat-en,
deels oók in de groote Aula van den zonnes-tempel
deels in den langen Porticusen aan deze omstandig
heid hebben wij eenige berigten over den handel van
Palmyra te denken. Uit dé Inschriften is bij het ge-
wigt van dezen nandelook het naauw verband bewe
zen, hetwelk tusschen denzelven de neschaving en van
den eeretiienst bestond; daar Helios, de beschermgod tier
stad ook evens die des handels was. De voorhof voor
diens tempel was vermoedelijk de groote Karavansetij
van Palmyta alwaar onder de onmiddelbare beschutting
dei rempeis en van de beschermgodtrn der atad de han.
oei zijDe veiligheid vond. De nabijgelegen ongeveer
4000 voet lange Porticusmet zijn ttotschen ingang
ook met inscriptien eu gedenkteekenen die tot den hin-
del betrekking hebben, schijnt wel de verzamelplaats der
kooplieden aldaar geweest te zijninderdaad eene veèl
prjchriger B-urs dan die te Amsterdam of te Hambnrg.
Evenwel geeft Heeren dit meer als eene waarschijn.
Iijkiieid. dan al-eene historische zekerheid op. Nu blijft
nog overig den weg te bepalen, langs welken de handel
van Palmyra gevo.rd werd. Het navorschen der oude
handelswegen is een der belangrijkste punten voor de
geschiedenis want niet enkel de goederen werden langs
dezelven vervoerd; ook de godsdiensten, de wetten, de
civilisatie der volken vonden langs die handels routen
den toegang rot vreemde handen.
De wegen die van Palmyra zuidwaarts gingen, hadden
Arabie ten eoel en behoorden gewisselijk cotdegewig-
ttgste. Ge'ukkig vindt men bij Piinius. H.N., VI. 32,
een wenk die ons verdere oplossingen belooft, en waar
uit blijkt, dat, in zeker stadjePetra genaamd twee wegen
zamen Itepen bivium et eorum qui ex syria Paltnyram
pettete; el eorum qui Gaxa vehiunti. Aangaande de plaats
alwaar Petra gelegen wasbestaat geen twijfelPetra
is het tegenwoordige Kairak, XIII mijlen Zuidwaarts
van de doode zee in Arabia petraea. Door de nieuw
ste reis van De Labordekennen wij het thans zeer
naauwkeurig. Het is eene natuurlijke stapelplaats, Te
Petra vonden dus de reizigers uit Palmyra de Arabische
koopwaren die uit het gelukkig Arabie derwaarts ge
bragt werden. Eene tweede höofdrigting des handels
tan Palmyra ging naar het oostenmisschien naar de
hoofdlieden van het Pathische rijk Seleucia ert Kterl-
phon aan den Tigris, daar Babylon feeds oogehouden
had eene stad te zijn. Dat die ateden tot de hoofdplaat-
aen des handels van Palmijra behoofden kan niet in
twijfel getrokken worden, wanneer men zich te binnen
brengt dat Plinius van Parthers, even als van Romeinen,
zegt. dat de Arabisch indische handel hunne schatten
verslindt.
De westelijke straten, eindèlijk gingen naar de Syri.
sche en Feuicische sreden en havens, en wanneer men
alhier in regtstreekscbe rigting de tempelen vaft Helios
te Ernesa en Heiiopoüs ontdekt, kan men dan nog twij
felen, dat deze, benevens Damaskus, voor welks han
del de Romeinen, reeds sedert de tijden van Pompejus,
volgens de berigten van Straboveiligheids - instellingen
bewerkstelligd hadden, de stations of rustplaatsen dezer
route waren?
[kervo/g op den kant van dexe bladz."]
L E YD SCHE SCHOUWBURG.
Onder directie van H. Hoedt en W. A. Bingley.
Heden, Maandag de»7 Februari): ROZENDAAL, of
De ONTMOETING, Blijspel, mei Zang, k'at/devsile.j
in één Bedrijf, door J. H. Grave; veis'erd met des-
zelfs Toestel en het Wilhelmus van Nassaüwen van
den vermaarden Dichter R. H. Van '.Souierennooit
alhier vertoonddit stukje is eene schets van de laatste
gebeurtenissen in Noord - Btaband. Voorafgegaan van
HET BEDELENDE MEISJE Toineelspelin drie
Bedrijven, naar het Pransch van Cuveiiier en ors-f
vtnierd met deszeif» hiertoe byzouder ve:vt»rci'gtfa
Eécoraticn cn Costumes.
5 s
«oj5»
'5 ts r X, v;
«l-g'jS o
o tu
J= O
E S
ju s
a -u
*IS
1:1
a"3 a
"■N Jf, 23D 3)
S3 - :c7 t> r~(
S E ^5
0 'H JU ,i= *"2»
c jT
*0 pj <D fu S
aE-S-s -u. sS
.cj a "2 e - v,
_c c o-JjifiS 2
O Q.-S 0*Se
3 c
.<u c «u o
N >U3
ar
-2 „_G tfO
A) .{-"JSi".
sï°SS|
W O
S
H? 5
c
(u 3
w M -54 u
a»>. L'E»
y o S'
•Q .12 "u
S ÊN-n
•S 'M O 22
o >EuJo
a 22
a» -O
bfc
1- 5)
cfs-a o o -a
«Lo 3
- O v ts
c i»
o) O ^"2 id V c
«u cu a> t»
a - -P
a» w»
jj u:ai
2'3 s
S ril
a 1- J"*
<U Cu
Cu—Z
g ca
u .s -
-°2 Wl B
"a 2 1"^
g 11 5 4J
u
t-* «s
i- c 0>
Cj O)
O Ai
S *-• M
S -s o
-u o
-2 B s O -
O tio Q tu o>
O êi «0 R
j= O
s
Ot
a
a 5
ar cj)
T3 v 21
o -
AA C J*
M SJ S
a> o
a>
<D a
E
c o
o
g S 2=8
- 2 ,2S J -
V -o
-
S Jf t
-o c 2 O» f-
c c u c J
O W r~ U <-u+
»lï5go-2lyg
-c n o n "o tic "n
w. e o-a
4)
a» O
S S c a c O
o g aj o jz
-c
- oh g P
t- c
MO CE ÏT
-a -a
ÖO O
i2 m "S
c tjijQ
S!
Cf 2^*
.Is
ël -ü
«j Ï.Sï M .5» - 's -3 5
C c 5-2 .2 2 - N &o
g-S O w «"z o J -
D 4! g O 2 t 00 .^5
ms|-° c cf.- 3
O e 0 tt V. 03
.2 E
w -o ctc -a
- :E c S'n*
0 F. *>- S- S X
Ri
x: c o O.
O es C bi o *r.
!r t.
O Z. "V tt, J>
9) r- -- a or.
O V.n
«j ci. s»
Wc
c Sf cb
- v S
-
•S S 2 0 "5
e
-ts
tic
s 5 S 2 S 3;
«1 -- k)
B fc "d
c «u c Iq s:
S V-w
- "JÜ 'f.
BSï 5
A-, M
tb* ^5 tt dr
-ï:S
9 tit is ^3
;pc«
c C» «1 G
2 -o -o 0
a» 4)
w
M 2
2
-o .5 tc—
ti S -- O»
JS S-S
c"5 S
AA SS
c JS O*
S U AA
*-. cs ,y
ar
s sl g
oj ai '3 22»
"2 :^"2 o
I f 1 n2
o w o
'H 4>
^•5 s-u
- R
«•a 2
o o 't 2
oïïi-S
lp li
tt£, ft. bm
w
wJ
CJ
CJ
a
ei
o
o
d
o
O
CJ
o
g
Z
CJ
E-«
CJ
I C O
5 5: 4) O
ar AA 4,
•t» E 3 0
S «5-=
■3 «j
ft r- I-a- O
Jo •- V. 0
,-5 -S
5t a>
<5 ar
cj
SI
Q
Z
O
S3
cj
O
-» 4) JJ
*- ar ïz a
o-a 5
O u.
2-5 3
2 i -54
O 'E «iA
xtoï 2