to
to
to 71 -°
c f
to
to 3 w
- hi)J= JÉ
to to .to
to
to
xU
to O
to
to
Bij de Joden nnra de hulsvstïer, zondra men aanzat,
den drinkbeker, ;dronk daartiic en gaf dien dan ook
over aan de andere huisgènooren. Dat was het foor.
drinken, bij meer volken gebruikelijk, Zoo vertoont
Virgiliushoe Koningin Didohare lippen aan de gou
den kroes gezet hebbende, denzelven aan Bit ids bragc:
Turn Bitiae dedit increpftantilk impiger hausit
Spumantem pateram et pkne ie proluit auro.
Weleer dm ovekgebragt
Hare Majesteit gaf toen aan Bitias
Den wijnkelk vol, aah wien die welkom Was':
En fluks met eenen veeg,
Neep hij die schoontjes leeg."
De Grieken schyner, zich oudtijds nog ai Sterk aarl
het drinken overgègevén te hebben; maar als zij op
groote bijeenkomsten gingen, sterkten zij zich mek
wekere voorbehoed-middelenén wisten kunscjes om
andere dronken te maken. Eerst deed dë gastheer
een teug, dan bragteu dé gasten elkander den beker
toe, naardat dé wijn zuiver of gemengd wai.
In dien tijd toch dronk men niét zoo als héden
iuiveren wijn, maar de zuivere wijn merum werd
met water gemengd. De Scythen die den wijn onver
mengd dronkenhadden daarvan den naam van aan den
drank overgegeven tè zijn.
De bekers, waaruit mSn dronk, hadden velerlei rtameii;
en waren uit verschillende stoffen gemaakt. Men perste
oudtijds de menseden veel tot drinkên, méD dronk op
den goeden geleigeest, óp zijne beminde, bp goedé
vrienden, zoo véél glazen als zij letters in hunnen
nsam, of op het getal der vinger», met eenen heilwenscfu
De oude Grieksche drinkwiize was in het rond van
de regte hand afdoch bij de Lacedemoniers had dit
geene plaats. De Romeinen zongen ook drinkliederen,
zij speelden een zeker drinkspel, in het Grieksch kot-
tobos genaamd. Zij zalfden en kroonden zich zeiven
en hunne gasten met bloemen om' de vreugd te ver
meerderen. Blijk daarvan geeft de grijze Anakreon in
ziin XVde Lierzang, door een ongenoemde in 1696,
aldus in het HoIIandsch overgebragt:
'k Moei mij niet met Gyg s schatten,
'kMoei mij niet met geld of goed,
j, Daar de Koeingen op pratten:
Weg met Vorsten overvloed.
Weg met dien ontvissen zegen,
Daar het gros van 't meuschendom
jj Al te dwoaslijk roe genegen
Steeds naar haakt, van zorgen krom.
Liever zalt en kruiderijen,
Digt gesprengd op kin en baard
'k Wil mijn oude kruin verblijën,
Met een Roosje zoet van aard."
flier wordt nu gehandeld van tafelgesprekkenen
ónder anderen, of het geoorloofd ia, aah tafel ernstige
en wijsgeerige zaken te verhinderen. Eertijds, zegt
Stukkius, werden op gastmalen ook wigtige staatszaken
te berde gébragt. Mczjjk vooral gezang was op de
gastmalen der Ouden zeer in gebruik. Daar werden
danof door de gasten zelveof door gehuurde zan
gets de dappere daden van vermaarde helden opgezon
gen, Zelfs werd er gedanst bij de gastmalen.
Na den maaltijd werden wederom de banden gewas-
schen, en de Grieken dronken dan een beker, die
gewijd was aan ZeUs Soter Jupiter den behouder) en
aan Agathodaemon, den goeden geest. De Christenen
(zegt Stukkius') volgen dit na met een glaasje van
vriendschap, en de Duitschers hebben geen afkeer van
eenen Sehlaftrunck.
MELPOMENE,
Te Weenen is over het belangwekkende In hec
treurspelUeber das Tragische Interesseeen werk In
het licht gekomen, welks schrijver, M. Enk, daardoor
eene welverdiende aanspraak op de achting en erken
tenis van alle voorstanders van goeden smaak heeft ver
worvengelijk dan ook de dankbare schatting daarvan,
door vele zijner landgenooten hem als om strijd toege-
bragt wordt. Wij gelooven de lezers onzer Menge
lingen geen' ondienst te doenwanneer wij hen met
dit voorbrengsel van bnicenlandsche letterkunde, wat
nader trachten bekend te maken.
Het geheel is afgedeeld in negen Hoofdstukken van
onderscheiden uitgebreidheid.
1. Over het begrip, hec gronddenkbeeld van het
treurspel, of van het tragische in het algemeen. Wel
verre van in het tragische het bezwijken van mensche-
lijlte kracht in den worstelstrijd mee een allea overwel
digend noodlot te vinden waarbij door de Aesthetiea
het begrip des noodlots en zijne overmagt in het geheel
niet behoeft opgehelderd te wordenmaar ais voor
stelling van iets daadzakelijk»hoezeer die daadzakelijk
dan ook onbekend zijvoorondersteld wordtheeft
de schrijver zich daar voor verklaartdat bet tragische
is een bezwijken der menschelijke kracht in den wor
stelstrijd mee den invloed eener zedelijke wereldregering.
Hiermede is dan geheel bij den eersten stap de
weg ingeslagen, die van het spoor der loutere schoon-
beid in dat van hee goede voert." De Heer Enk heeft
zich niet dieper in her doorgronden van dat onder
scheid ingelaten maar wel zich bevlijtigdom door
vele gerast gekozen voorbeelden, en wel inzonderheid
uit de Grieksche tragici, zijne stelling te staven. Men
uoet echter den senrijver niet beschuldigen als of hij
in een smaakeloos onaesthetisch Moralismus vervallen
was. Hij tracht veel meer op eene fijne, in het werk
zeiven na te gane en daarin zeer consequent volge-
houdene wiize te betoogén, dat bij het noodlot zelf
slechts eene eeuwige regtvaardigheid in de voorstelling
des menschen ten grondslage ligt, en dat mitsdien hec
tragische sclroone, met het begrip des goeden, nood
wendig verwant zij, en 'dat de grootste treurspeldich-
ier», hoezeer ook zonder daarvan duidelijk beu -se te
zijn, deze rigtige beschouwing des noodlot-, als het
wirè tegen wil en danfc, ot toch slechts door een doi's-
t.' gevoel of aaudnlt geleiJhebben moeten huldigen.
11, Bronnen tier belangrijkheid Van het Tragi,cite.
U verdig i'i inwendig belang der irngische F.nel.
Eerstelijk van het 'uitwendige Belrtig der fabel. Üe
naiuuriiili dochter van Góthezegt hijis zeer geschikc,
om bliikb.-T te maken hoe het'uitwendige belang, de sidf
levendig maakt en hoe dat hetzrlve doordringen moat.
Uiterlijk be ang is hier het aanlokkende tier fabel do-li
den zatrt nnang met eene groóte historische gebeurtenis.
In de t «ede plëatsvan het inwehdigé belang der
tragiscne fabel; hetwelk vólgelis des schrijvers meening
ontstaat uit de tegenstelling van pligt èn pligt, of van
neiging en neiging óf tusschen ,'dézé en de voorwaar,
den dér uitwendige gevölgéu. In meer dan één op-
zigt zal het oortjeel opmerkelijk voorkomen hetwelk
de séhrljvé'r mededeelt óver het conflict des mensche.
lijken strevens met de vormen der burgermaatschappe-
lijkc Wereld, bij welke gelegenheid aar. de Róovers van
Schiller het praedicaac van eènen ónzinnigen, hoogst
onregtvaardigen worstelscrijd tegen de maatschappelijke
órde toegevoegd wordt.
lit. Belang 'van het tragisch denkbeeld ^Wereldbe
schouwing de vergankelijkheid van het geluk en dé
broosheid der menschelijke zakenwelke men heden
daags verkeerdelijk- de tragische tronie des lévens
noemt, Waaruitniec alléén in het treurspelmaar ork
in alle getrouwe, ware en schooné voorstelfpg'th céne
reeks van menstfnelijke gebeUrtéuisséndaden en ge
moeten blijkbaar Worden. Voor zoo ver de
mét zijnen geest
Üuwankelbate
g S
i 41 ft J a
§]H-.
P. a tgg s
u a
r -- r-
I-crisis
2 5 aj t
ij-fc *<-=
«*3
bXj
G
«La O)
'C 2
-u
O JÉ
1 u. i: SH
s - §x
e-S P3
S
£?S 4ns -
ft T3 e
q. 5 3
-w- r.
T5 C
W C w C
c' 0) n c a ii o ft,
-• g W - sCrG
8 s .2
*- r 1 O IC t) C
j -a <u
c - ,g -J£ t
SEJ Sz->5 g-s J. i, a-> a
.s-ï f.1g£^s"a n O =-3
..Sj, 15 c. t o S O o a
u 5 en
-Sn :3 rj
o a o N to
volgen
nienscli
bestaande eri
dier wisselingen en dier
in staat is Vast te houden
zoo
ëeh voorgevoel van hst
midden in den draaikolk
vergankelijkheid bézit, til
kan hij zléH als hét ware
vérheven boven dié liierigheld gévoelén en Hit gevdel
verzoent ons met hét ongeluk van enkele voorvalléii.
(let harde oordeel van afkjépHng, hétwelk Hij over den
F.dipè van Voltaire veltzuileii weinige onbevooroor-
deelde lezers toejuichen. De reijén (chojl) der Guderi
meent de Heer Enk Hat nög hedendaags zeer Wel
zouden gebezigd worden, hoezeer eenigermate gewij
zigd: De Heer Enk zóu dit welligt niet géschreven
hebben ie IVeenen wanneet- hij nagedacht had dat dié
Chori eigenlijk en oorspronkelijk de vdlksstem verioon-
den en het volk moet immersvolgens de Oostenrijk
sche theorie geheel géené scëm hebbén niet eens oiu
te blaten gelijk de schapen, wanneer de volksherders
hetzelve, onindachtig aan de spreuk toni pastörii rit
tondere pecus non degluterevilléh in plaats van zich te
vergenoegen met het te scheren.
Als voorbeelden van welaangéwende gebruik dér
reijep, wordt Racines Aihaiie aangevoerd.
IV. Van ie tragische stof. Geschiedenisvrije ver-
dichtingen boven al de óude Mythologiezegt hij
zijn de bronnen uit welke de tragische stof gepü't
Doet wordenwantzegt hij hét daarin heersthendë
religieuie beginsel verliest zijne bruikbaarheid onder
de handen des nieoWeren dichters niet. De moderne
poesie meent bij, is daarin ook anders dan.de antieke;
maar dat, zoo wanneer deze duidelijk en klaar is, de
andere diep is. Hij brengt CSthes Iphigenia in Tauris,
ala het model van behandeling eens mythischen onder-
werps. Wonderbaar genoeg heeft - de Heer Enk de
naaste pltsts bij dit meesterstuk toegekend aan dep Ion
van A. IV. Schkgei, waar met eene bijzondere uitvoe
righeid dé Historische Tragedie behandeld wordt; Sha
kespeareDelavigneAlfierien dan, hetgeen zeker ver
wondering geven moec, Collin, worden hier als voor
beelden bijgebragt. Is hec niet ce bejammerendat de
Duitschers zoo dood onkundig zijn in de Hollandsche
Literatuurdat zij van Vondels pronkjuweel, den nooit
genoeg geprezen Gysbrecht van Aemstel, mets weten.
Het zij ons vergund alhier een kleiu voorval op te tee
kenen, dat door het te vroeg overlijden van twee Hee-
ren, die daarbij tegenwoordig waren, gevaar loopt uit
het geheugen der tijdgenooten te zullen verloren gaan.
In 1810 bevonden zich bij den Hertog van Rlaisanee
(de Franschen noemden hem Le Due piaisant) eeuige
Hoogleeraren, en de Heer Murairé, desiijds Eerste
President van het Hof van Cassatie, die ook eens Hol-
land Was komen bezien, aan tafel; een der Heeren Pro
fessoren daarbij aanwezig, d iscijds wat doof, is nog
in leven; de Heer Murairé vroeg hem, of er behalve
voor Pdblicacien en officiële stokken, ook voor bellet
Lettres, gebruik gemaakt was van de Landtaal in Hol
land? Een der dischgenooten helderde dezen'twijfel
op en haalde Hooft en Cats aan. De Hertog ran Rlai
sanee, die, toen hij nog Le Brun heette, een Belletrist
geweest was, viel den spreker in de rede, zeggende,
dat men zich altijd op die twee schrijvers beriep, maar
dac men toch met kon ontkennen, dat Hooft, voor zijn
geschiedkundig werk, zijne stof uit Bentivoglio geno
men had, en dat men niet een goed Hollandsen Treur
spel kon amtoonen. Wijle de Hoogleeraar Kemper nam
met zijne gewone rondborstigheid het woord en recti-
fleerde den Anachronismus des Hertogs, door hem te
döen opmeiken, dat Bentivoglio van Hooft, niet deze
van den eerscgenoemden geprofiteerd had, en een an
der der aanzittendeunam de vrijheid, er bij te voegen,
dac Holland een treurspel gehad heeft, meer dan der
tig jaren vóór dat de groote Cornei/le zijnen Cid ver
vaardigde, en dit treurspel zelfs uit Historische herin
neringen zaamgestèld, nog altijd jaarlijks te Amsteroam
ien tooneele gevoerd en algemeen toegeju chd Werd dac
de naam van dat tréurspel ia, Gysbrecht van Aemstel,
de naam des DichtersVondel, die iuj met kende f
Even onkundig ziin oog vele Dultscheis, en nu ook
weder de Heer Enk, die met geen enkel woord van
die meesterstuk der dramatische dichting gewag maakt;
hij verheft 'nongelijk Scitrt-LZR» H'allensteinIV. Till
Maria Stuart; de Maagd van Orleans, en WeiztLs
Jeanne d'Atc, Güthes Gtetz en Klcists Prins van
Homburg, btof vun eigene vinding houdt de schrijver
ouvoorocelig en onvruchtbaar zelf voor het dichterlijk
genie! Sleéhts eene klasse van dichters, zegt dg
Auteur, heeft bij onaerwerpen geheel van eigen vin.
(//er veti'olg op den kant van deze biudn.j
U B 'T
C e". Qj Oj
"O C O w Q
I i 1 S1.-=
rQ S.
15 - -ss <3 S
a 2
M O CD
C "O
l J) W
1
o
■c to Sh
'Ja
/-N
O
Qj
ru C
.LI
«5 ia
•3J
k-
1» t-
n ct rr
2 M
g-s
ïk-
j O hfi
S .5."^ c .2
'-~-v to ta z
.2 N c fctjg -c c
V to p
w V
1 *0
- c O
g
c c-
O 2 J
- to «f fc
S 1 5 H a
"Oo?4» is.Ti.Si
t p-t u
-ao««-j54> <ua>
to O 5 rc
ptëvCUCcC
ÖSWDtiJjgjü
QJ
P S: to
-*
c O
«L. S o
11^
i
1
ai a
f- 2
ce»
C
i'loi
S3 - S
c B
to O
I
•5^ O
JC. T3
E
-Q
z
£^5
to a
i 5.2
C5
to cw
*2 a
a 4»
n 9»
C e
to iq.
f*a
W 0--C 1
2 w
2.-°
0 c
JU
aj to CJ
o to -O
i.C£
g
C t- O
Oj "O ai -c
2
t- u. to
M ao N
ai
1 sr-Sis
2:-
2
y '5 3
2 -5
c
c '■to
5 S 'fc.
N 35-2
OJ 2
*.2 *-« e
J* t- 4) tj
O w O
O E S :s?.o
_5-£ 3 »o
"ïESSe
S i 5
*5 5
Jr, 2
to
a» 2
a» ~T-
a r
a s
T
Ns
C F
o to N v
2
•5 si
w ca
Is
-
5 s 2
U to Z
■S «"3
Q u.
O «-
O to
- >;1
«- O
I
-X3 Si
«1 fl)>°
M 5s S S "3
S O» O 3
2 - s
-o ha.
f^saal
to a> -o
6 c S
Ns.sI
O
O
c o a>
t» -.1 c
j* 2 to
3 to a
3 o
ïis
.3 a»
S
to.'to
cj
C C3D
s| «Sïr8
to to Os
o to- o 1* O a»
"O u. -o
^-t c 3
s-S
s J
to. o to
to
h
,i i* a»
T3
.»c 3
I êt
.2
w a
2
to O to
s.5P£"S
C O O)
to - c
u E V -
to to w
i "o .2
SO
2 co
J31 ,jj to
to hc.£
e 0
«2»
to 3
"C S c
•O n
s- tx^
C 5i5
2 p-
c je
c O) S-
to c a> -
n
N u
C
r- to
S
to c ti
ui to E
(U B
i §1
j= o
ï£g.
JÉ
s
to cc
O N
!ii
C 2
-Q
J~to
Ï5
8-2
JÉ
ro e
o E
o o
-* <o-2
a> a
M a»
jé O.
O- to
O <U
to
2
"C C
i
2J
to to tyj
to P-JT
2 o
M 3
1
«O
C JaJ
- <u
«-0
a to
to cc rOL
c
'3
0 S 8-S
u hL OJ
2 "öi M) Q
V n
8 2-.Ï
J-gj
co W
QJ l
a> to
e
a e c
- .y -U B
y a> cz
g f »s.S
hu Jc CJ
<J u 2
1 u to to
-p 5 to
Jao»
v to 2
o -o g
E O ai
C "O O
toe c -P
•JT to A -
-O
1, d
dx c 2
b-v
- VS 2
5»5-ï|
<v c ~to
-c j» - -a
O ai ft 2
H c. car, -13
y 52 uj
S1
wo "o 3
u 2 c
O Os O»
to Jt