LEYDSCHE Na- 52. COURANT. ^«iNïr.Pft §°c2> "ills TO A°. 1829. V R IJ D A G NO TIFICATIE. OPROEPING DER VERLOFGANGERS VOOR DE NATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS d^r STAD LEYDEN roepen bij dezen opingevolge eene aanschrijving van Z. E. den Heer Staatsraad Gouverneur van Zuid-Hollandde verlofgangers van de nationale Mi litie welke van hunne korpsen zijn terug gekomen en die van de najaars-exercitien zijn verschoond gebleven, om te compareren in het Boterhuis van de Stads tVaag aan de Hischbrugten einde, ingevolge art. 181 der wet 0p de nationale Militie, van den 8. januarij 1817, in ver band gebragt met art. 10 der wet, van den 28. No vember 1818, door den Heer Militie - Commissaris te worden geïnspecteerdvoorzien van de kleeding- en kleine equipement - stukken welke zij van hun korps behouden hebben als mede van hunne livrets en ver lofpassen, en zulks op Dingsdag den 5 Mei aanstaande, 'j morgens ten zeven ure. En geven Burgemeester en Wethouders voornoemd wijders bij dezen kennis, dat, bijaldien zich thans in deze Stad ook verlofgangers mogten bevindentot an- dere Gemeenten of Districten behoorendedeze almede gehouden zijnom ter voorschr. plaatse en tijd te com pareren; met vermaning aan alle verlofgangers van de nationale Militieom naauwkeurig aan deze oproeping te voldoen, op straffe van provoost-arrest, ingevolge art. 183 der wet, welke ten strengste zal worden geappliceerd, bij aldien een der verlofgangers zich, zonder wettige redenen, aan voormelde inspectie zal hebben ontrokken. Aldus gedaan en gepubliceerd bij H. H. Burge meester en Wethouders der Stad Leydenop den 28. April 1829. 1 J. G. de MEY. Ter ordonnantie van dezelve, P. A. DU PUI. NEDERLANDEN. BRUSSEL den 25 april. Ten elf ure wordt de zitting van de tweede kamer der Stateu-Generaal geo. pend. De heeren staatsraden Raoux en van Pabst zijn in de vergadering tegenwoordig, en de discussien over het ontwerp van wet op de dmkpers worden voort gezet. De heer Fabry - Longriedie de eerste het woord voerde, begon met dit tweeledig voorstel: Of de wijzingen, welke wij vraagden, waren meer of min gewigtig, of onbeduidend. Hadden zij eenig gewigti Waarom ze dan over het hoofd gezien Waren zij on beduidend gelijk eenige beweren: Hoe dan de weige ring te verklaren om de bezorgdheid te bevredigen, niet van eenvoudig ongeruste lieden, maar van de vèr- lichtste leden der kamer, in het stuk van regts- en pleitzaken Onze grondbeginsels maken ons gelijkelijk afkeerig van losbandigheid en van tegenkanting; en deze grondbeginsels zijn niet gedwongen. Zij zijn on. veranderlijk, gelijk de eeuwige zedepligcen, waaruit zij voortvloeijenzij zijn boven beloften en bedreigingen boven de hoop en de vrees; tijd, noch gebeurtenissen ltunnen ze veranderen; wij zogen ze met de melk in, de opvoeding deed ze wortel vatten, en wij zullen ze, wat het ook koste, even zoo ongeschonden aan onze kinderen overbrengen." Indien men herhalen mogte, dat de vrijheid der drukpers inderdaad bestond, dat zij dikwijls zelfs te verre gedreven werd, zou hij van nieuws antwoorden, dat, wanneer men eene rivier onvoorzigtig te hoog bedijkte, men doorbraken te wachten had, en de voor- zigtigheid dan vorderde, den dijk wijsselijk te matigen. Heeft men dit gedaan?" (dus eindigde de spreker) Indien men het ons niet bewijze, moeten wij met leedwezen tegen het ontwerp stemmen, zonder te let ten of de bestaande wetgeving honderd maal erger zij zonder te onderzoeken, hoe het ten dezen opzigte bij onze naburen geschapen staat. O»» waarde vaderland moeten wij de kalmte teruggeven, door het voorschrifc der grondwet te vervullen, door het herroepen van exceptionele wettenwelke het niet genoeg is door beschikkingen te vervangen, waarvan de leden zelve, die ze ondersteunen, de gebreken en het gevaarlijke, dat hare aanneming aankleeft, niet ontkennen." Indien" (zegt daarna de heer Leclercq) het te doen ware om eene bepaalde en vaste wet op de druk- pers daar te stellen, zoude ik veranderingen inroepen voor het ontwerp, thans in beraadslaging; maar er wordt hier slechts oi^r eene provisionele wet gehandeld, om de wetgeving te vervangen van 1815, die de vrijheid der drukpers bedreigde. Men moest eene gaping aan vullen, door de afschaffing der hooge policie in het strafwetboek veroorzaakr. Dienvolgens is het tegen woordig ontwerp van wet aangeboden: is zij beter dan de wetgeving van 1815? Ongetwijfeld is zij minder kwaad, en, toegesiaan dat zij gebreken hebbe, zoo hèrsielt het 4de artikel alles." De redenaar doet vervolgens de nuttigheid van da; 4de artikel uitkomenhetwelk aan de schrijvers alle mogelijke vrijheid overlietHet streed niet met het side, he'twelk slechts belette, dat de beoordeelin- gen der' daden van liet gezag in honende bejegening o 5£C denim E r. ■o - - - .g, o st "o -O 5 S-JP-w-sa ~-"c3 "2 *2 ""2 5 c a» o 8 8 -S s£-? u V» CT fcj} 2 «O „O S 5 b h "g-f S-jS O •O A B a C <u "0 tuo ïfJl 00 -c 5 -^"sl 9 i -5 o -F F f E-2 sj! o» e -O -o p O ifc 'So Q O X *5 b- <U O 0 J 5 -a o 0-0 SS .z* g* "p 5! w bo-a N S g 2 g E .2 <u Jz-x xi jj, 4_, It {a- t-t QJ K >C (4 U ós E "O ül v w outrage mogten veranderen. Na de zoo dnldelijke beschikkingen van art. 4, de weglating van are. 2 ce verzoekenwa< de bevoegdheid wifleo van te lasteren. Be vond er zich een enkel dubbelzinnig woord in hetzelve nten. voorzeker niet. Het was, omdat het tegenwoor- s 3 E S-34J S dig wetboek slechts voorzag tegen honende bejegenin- r v 3 J sg - s S gen outrages met woorden dat bet eene gaping op- X S -Ea~S-o o -r. 0 - leverde, welke men moest aanvullen. Hier. haait de spreker het geval aanhetwelk de heer Bartheluny in ziine redevoering zie Ons vorig No. ontwikkeltbij zijn betoog dat in art. 222 van het straf wecboek geene gaping bestaat, ten aanzien van beieedigingen in geschriftenzoo wel jegens overheidspersonen in de uitoefening hunner functien als jegens overheidsperso nen ter zake dier uitoefening zoodat hij besloothet onderhavige 2de art. niet te kunnen toelaten indien de toepassiag van hetzelve niet striktelijk bepaald wierd tot een dergelijk gevalals ook de tegenwoordige re denaar, bij wijze van voorbeeldvooronderstelt, als zijn. de, schijnt wel, het eenige, dat kan worden uitgedacht] \Vanneer," zegt de heer van Crtmbrugghebet woord opnemendede nationale vertegenwoordiging erkend heeftdat er grieven bestaanmoet zij ze onderzoeken en het gouvernement er zich rekenschap van laten geven. Dit Is geschied en hij betuigde zijne erkentenis voor de bezorgdheid waarmede hec gouver nement het voornemen had geopenbaard, om er in te voorzien maar hij becreurdedat men zich bedrogen hadbij het opstellen van het ontwerp in zijn oog hec gewigcigsce der punten, waar over de kamer ter beraadslaging was opgeroepen. Men had in het antwoord op de vraag om in het eerste artikelvóór het woord aanzettenhet woord regtstreeksch te voegenden tekst der redevoering aan gehaald van eenen franachen redenaarmaar de tekst was niet zoodanig als men had beweerd, en hij zag er geen woord van datgeen, hetwelk in de antwoorden was aangehaald. De beschikkingen van het is(e artikel onderwierpen de drukpers aan de gestrengheid der men- schenterwijl de drukpersvolgens de grondwetvrij moest wezen. De honende bejegeningen outrageswaarin art. Ü22 en 223 van het straf-wetboek voorziet, zijn niet» dan honehde bejegeningen (outrages,') die plaats hebben in tegenwoordigheid van'den beleediger en den beleedigden persoonen niet door geschriftenbet ontwerp strekt nogcans de beceekenis der uitdrukking Uit tot honende bejegeningen (outrages) in afwezigheid van den gehoonden ambtenaar aangedaan. Hoede critiek de gepast voorgedragenehoewel soms met redenen omkleedemin bijvallende beoordeeling van de daden der openbare magten wordt in het 4de artikel van het ontwerp veroorloofd en art. 3 strekt den laster tot eene dergelijke beoordeeling uit. Wie zal de grenslijn bepalen tnsschen bevoegde beoordeeling en den laster en de honende bejegening, die bij art. 2 en 3 gesrraft worden? Hec is klaarblijkelijk, dac met dergelijke be- schikkingenart. 4 krachteloos wordt." De redenaar deelt niet in de vrees welke men voor het gevaar van de vrijheid der drukpers heeft aan den dag gelegd. Indien de aanvallen cegen de overheids personen ongegrond zijnzullen deze dezelve verach ten: zijn zij regtvaardig, zoo zullen zij er hun voor deel mede doen. Er moest eane volkomen' vrijheid zijn in het beoordeelen der daden van het gezag; maar er moesten ook straffen wezen tegen den laster. Hij vraagt, dat men in het ontwerp van wet een artikel toevoegehetwelk den drukker van alle ver antwoordelijkheid oncheffe, wanneer de schrijver be kend is en binnen het koningrijk kan vervolgd worde. Men vond dezelfde beschikking in de zoo genaamde wee van 500guldens: waarom zoude men ze in deze weige ren en hij komt nogmaals terug op de weglating van hec woord regtstreeksch in het iste artikel. Men heeft gezegd," dus eindige hoofdzakelijk deze redevoeringdac men het ontwerp van wet moesc aannemen ornaat hec beter was dan de wetgeving van 1815. Men handelt hier niet over eene capitulatie met het miHiscerie. Indien wij de voorgestelde wet slecht vindenmoeten wij aan het voorschrift der grondwet gehoorzamenen Z. ,M, verzoeken dezelve nader in overweging ce nemen. Men heeft het ontwerp vergeleken met de fran- sche wetten op de drukpers. Dit is niet dezelve ver dedigen wane indien ik geroepen wierd om mijn ge voelen over die wetten te zeggen zoude ik ze nog sterner afkeuren dau degenedie thans aan de kamer onderworpen is." De heer Boelens. ontwikkelde in zijne redevoering bet zeer juiste gevoelen van een vorig redenaar dat in een beschaafd land aan elk en een. ieder een vrij en onbepaald gebruik der drukpers te veroorloveneven zoo veel zoude zijn ais of men aan elk, die een' stok droeg, de bevoegdheid gaf om denzelven, naar welge vallen tegen zijne medebui gers te doen werken. Er moesten alzoo wetten zijn tegen de buitensporigheden der drukpers, maar zij moesten gestreng eu striktelijk bepaald iu de toepassing wezen (severes et rigourcuses).. De aangebodene wet strekte wel om een gedeelte te beteugelen der afwijkingen, welke, hij beoogde; uiaar (Het vervolg «1 den kant van deze blaiz.) Sfg c j?-Sg -IT1 s g* a w>E a> "2 S a> Si i? o JJJ bD-» O »- <U S-Bg-ë! VSSE.*2-SS t= CS Jj CJ H CL" O 3» Si S «b'O u V» 01 O J2 ja S- b. o S b 7 S a I- OU--1- 3 S .-s o V T3 O o a> Q •s u n u a 0 ru a— S -o .2, 1 -ës!§-i 1? ëfl-Hs U C O CO U ►ES B u uj fc. 5 o. -o C Q. n rn Si 4J r <D l— a> V Ti c: .jr V— SP E "5 C bfl 4- 3 S O J- Q QI to y "T* to u V"! -t? cj -c °Siaa5e«*o-2bo«a>B^(U_S - - >w C>t»SS> w - <u 2 s S* o •P .55 2 5 w 1! 1 O O v- O O ja B^d Q QJ u tL> p X (U bflh 1 SB flj ^3 u S c ,u a sas-," 3 f M ha ■-! 4» H, bD CU r-t N O - O. C N TO 0..4J -SjigilSds - Kft O ÜJ MC h C 9 U pNSgc -n s ei a M 0 Sflsls BD.S, - T) S „«së.w S-Sa ioïï o 3 -S o S g S-5 wii2 v m M 2 5- <5 Si Cu o J- bfi o bp *S 0Tcwrt -fiJ'ï; a4* "S 2 5 E o TO -O o - 'O '5 -a W S«t3J= ^<0 S^,"a.2=:c?.<L>-s:«o ac x> - ït e v c v u u c aj c r; .b o aj -c 'X B 0 >jg.« -O 5 •S-S-SSë-SgEvl».»-?.' c '/J .E o v »5 c 5 w U s «rj 3 c JJ O C u -1— r* CC C O C U B L o a S F S H T3 uy a> q o! 3j w - c w B o£ 2 2 0.2 u a sl-f! 3 40 o. W3 O *S O c a u bo 2 «s o r- Ö0-T3 O S O C 13 g s 2-1 -SS. s e j C -o M 6 c N QJ V. C Q. J= o n C Jj c 2 fc C QJ "O e a 1 t) u K 0 g g je S ■S .5 'S.S>S,SS o c qj 1 &U'lSo3^- QJ <U Ca-a-C ïïss JZ QJ fcgQ j= sr. Qj r.„ «-§3 A - v.1 5 &s 5:t?!-s W in y* a. -C Sf J»-c "r; -»2 O L» M QJ fcD bjy-O C bjj qj rf* QJ -o '-Q IJ "5 "2 2*^ - S S, S 2 3 aj .S-, - tj. b£ p- - 2 s S s --Si - QJ TO r' - U J3 C 1_ Zet 5 *0 «J e. 15? S JT. coo W - C /R kCB 2 -O o CJS H o-a^^ I S c k, I- js QJ c co b t. a -*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1829 | | pagina 1