On g '5 2.-5: 5J D- a 51 vq cd' 5. n 5 w Fi clsq an, i lil n ra- i zich 150 duizend guldens in goud, en' eene aanzien lijke hoeveelheid zilvergeld, waarmede 12 paarden be iaden waren. Reeds bezat de Orde eenen zeer groo- ten schat, die in den Tempel werd bewaard. Welk een lokaas voor eenen Vorst, wien gouddorst kwelde! Eenige schrijvers hebben beweerd, dat Filips voor zich volstrekt geen voordeel uit de veroordeeling der Tempelieren getroitken heefc. Het is echcer zeker, dat deze schatten in beslag genomen werdenterwijl de inkomsten der Orde, gedurende zeven jaren, die met het Proces verliepen, in handen van den Koning bleven; en in die tusschentijdgaf men aan de onge- lokkigeu uiet meer dan twaalf penningen daags, van welke men hun nog drie voor hun nacluleger, en even zoo veel voor.hunne maaltijd kortte, zoo dat hun niet meer dan zes overbleven, om in alle hunne overige behoeften te voorzien. Men heeft aan de nagedachtenis der Tempelheeren het spreekwoord tegengeworpen: Zuipen ais een Tem pelier. Doch men heeft vergeten te bedenken, dat dit spreekwoord langen tijd na hunne vcroordeeling in zwang is gekomen, en het bewijst even weinig tegen die Ridders, als het bekende spreekwoord: Bibere papaliter, iets tegen den Pans, of het in Frankrijk eertijds veel gebezigde spreekwoord: yvre cmrne un Francitcaindronken als een Franciscaner-Monnik" iets tegen de monnikken der Orde van den Heiligen Franciscus bewees; immers hielden die monnikken staande, da: hunne matigheid in het drinken die der Karmelieten en Recol/eiten evenaarde. Naar alle waarschijnlijkheid moet de Grootmeester der Tempelieren in een zeer hoog aanzien gestaan hébben daar men nog zelfs 's avonds vóór den dag, die bestemd was, om de leden der Orde in hechtenis te nemen, hem de eervolle verpligting opdroeg, om, bij de Iijkpiegtigheid der Prinses Katharina\, Erfgename van den troon van Konstantinopeien eehtgenoote van den troon van Valoiseene der slippen van bet rouw. kleed te dragen. Met welk een oog zou men in de rij der eersce edellieden van Frankrijk een' man heb ben aangeziendie zich door zijne slechte gedragin gen oncéerd haden door de algemeene verachting gebrandmerkt was Neen de eer van den Groot meester moet wel in de oogen van geheel Frank rijk zonder eenige vlek of smee geweest zijn anders zoude men bij zulk eene plegtstatige gelegenheid zijne tegenwoordigheid niet geduld veel min gevorderd hebben. En desniettegenstaande worden de leden dezer Orde in de Akte van beschuldiging roofzieke wolven en- afgodendienaars genoemdwier woorden en daden geschikt zijn om de aarde te verpesten en zelfs de lucht te be smetten. E11 zoodra zij te regt gesteld waren riep men in'slvonings tuin de inwoners van Parijs, Q dat is„ den grooten dommen hoop,-die door vooroordeelen geleid en bcheerscht wordt) bijéén, en voor denzei-' ven declameerden dweepzieke monnikken op de aller hevigste en onbeschaamdste wijze tegen de Tempelieren terwijl du Paus van zijnen kant, niet in gebreke bleef,, om hieraan ook het zijne toe te brengen daar hij onder anderen eene bulie uitvaardigdewaarin hij aliendie ^tfnn de ongelukkige Tempelieren bescherming of scbuil- verleende, met den ban bedreigde. Van den (.Het vervolg op de volgende bladz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1828 | | pagina 3