ruhfJ c n ra ra ra 3 ra ra f t*. 3 Hu EJ CL J? 3* <J CD 3' a g.S <T§ r" Q«" „I g. w B" a w-0^ o- a «-» ST< 3 2. "Jf»<raoOi Or. (T5 2- s-2 p O =5 O ratfQ era ja <s: ovq ro 2 O ex n> Eh a tx -j rr rn o B w 2 Iï3« 3 R-2 -i Hj a N o 3 g - era a. M «^wa^fö^a^ .-, ft> a- fi> era 5>" S a! a tg ra 1-1 <v a" era •-*• 3-* (5 2 a n> a. o -a:: ex S a a r-» o ra <9 era ga •-t rr* ■- N 23 fc-. fD5" gifs 8-5-8 s ll 3 i 3 0.1 BB«," gal® 00 a a ra jj tsT* o S o ra £:0'§ ejfs-"» "»'ss5-r: Ï3 2 P3" iTft 3 o-§ È2 5 S Jo."3 5a:" n1" tv _S'"»»»np=ioS-S. S& -"Sv1=S2 Ng'S<3S'0E; er "Btjfïr- s*s?m S-TO 2 s* »t ra 2 s 2 1 - S 5 E n 3 rx ra ö-a ra crao-ra Co^ 2a*s3 .R <s B>- 0-2 3 ^2 c S &N Sio 2 S-S- S re- - so a H 2 5T ■4=» ft X2.ra a G. - rr ra o ra J=T S>;-N EStra'H'b f 3* Son 0 a 6 era ra b o-< -. =2.™ 2 ra a- a. g* 3 tra 5 a a-E 3 n ft B-3- Tl Cft 3 ssrap. ra» ras» 2 <5 ra 2 PT* «-mssHS'fsS'i- era o i^ra^j» 3 1 jET 0 - §-*> i s 5.oS r"'3.g «-32 W SX K4 <5 5 H. c 2 g^l 1 I?-" Cl ra i. ra ex 8- s r S&o '-NQ nT a. C T s, Q ti, ra r-. O c H:' E? - a a- o ïJs O- S =5 S ra n v. »era 3 5. w era O ra a -« S T> 1 ra 1 c 5 -s ra ta en a -* S 5 K o? ra <- O r» O a- en ra Si S" 8™ 5 2 a ra B X" o o o a- O ra il o S «- 5) -1 era S a j-. a era a M ra O n> raa». a D ra *-i ^,- tn 1 1 sproken heeft. Ret wss deze serjantdie de wscht bij I het kruidmagazijn had en die hec eerste moet gezegd hebben, eene zwamlncht ce ruiken, en den Luitenant zoude hebben overgehaald om het gebouw te verlaten. Hij is in zijne vlugt zwaar gekwetst. Het Tribunaal Correctioneel van Gend, heeft den 28 October den Heer LeirensPastoor van Lóöchristi, gemeente van Oost - Finanderenveroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf en in de kosten der procedures om dat hij den 8 September laatstleden gedurende den Godsdienst, in de Kerk van voornoemde gemeente, waar de eerste assessor tegenwoordig wasili eene preekof redevoering van den preekstoel ter gele genheid van het vieren van de kermisonder anderen tot zijne toehoorders gezegd heeft: Dat de poiicie in plaats van zichcles avonds in de herbergen te toonen om dezelve te doen sluiten en ontruimen, er ter middernacht gekomen is, en dat hare agenten zich er zijn blijven vermaken en drinken dat Loóchristi een van de slechtste kerspelen in den omtrek was, daar er de burgerlijke autoriteit zamemverkteen er alle buitensporigheden veroorloofd waren 5 zich bii die gele-- genheid van de woorden bedienende: praatje poiicie slechte poiicie zwakke wet Als ziinde die gezegden niet alleen eene openbare en baarblijkelijke beleediging den persoon van den eer sten assessor, en alle openbare beambten in de gemeen te van Lóöchristi met de uitoefening der politie belast, aangedaan ter gelegenheid der uitoefening van hunne bedieningenen deze beleediging strekkende om op die ambtenaren de minachting van veie hunner mede burgers te laden en gevolgelijlt om hunne reputatie en hunne eer te krenken-, m?ar als zijnde daarenboven eene berisping en laking van daden, begaan van wegen de plaatselijke autoriteit, aan wie de openbare magt in de gemeente van Lóöchristi is toebetrouwdin het uit- 'oefenen van hare bedieningen of eene laking van de gewilde nalatigheidwelke de beschuldigde aan die- zelfde autoriteit verwijt, of van niet de maatregelen a Os genomen te hebben, die de beschuldigde gevraagd had f2 7-t H t» en ft —1 ra ra a ra D0 3tr< 3k0 „ra oosJfDt^ra O- cl. rt> -<Q-ra^;^. 5: °- 1 ra ra a ra S»g5."|ë^ 8- 5 S 8:0-?- is - |:S g-g" o- ra >u fx >-1 Zn ra 0*23 gz bjS.fS'2 n-g' a 3 3 5 N S S-fl- s O ra era I Q O f» o S.3 rt a rX Cu ra Q 1 ra o o_ S ra n 3 O 3' ?r* I.™ n 2 fi> 0*3 3 -8 l-E' a a ra rï1 rr* Si»** 3 o- ra 3 r-» ra cr o. r. (W rö D- 7? v f2 ra o era 2L 3* O S.3i.a2^S Be 2 f2 era a ra H2 E 3 cn ro MZ ra- ra rrq r» ra ra era o 3 3 O e Sm O-O S. R&sgë.'-z 5" s 5;^ H. 5 i -ro i 2 c era "51 E' O O V) rx ra cl cr (X a o - j jx ra v ra trco 13- f2 ra 2 ra era era cx a- ra n» ra ui ««sera a o cr <J ra ra 2. m S ra B" B 5 CL -- o n a-->5r z 2 n- 3 M ii» g 3. ra n o- A CLO Q- v Cl. ca \J ra cx Q- Ctj 3 --ra vi' JZ. g "S2 o. -• s a* re g -a s- arta 2. o 2 3 Q.S 0.0 3--. 9 "35" o S a "c-S "a's o 4 1 3 sB a.c8 £X« Jj-'cra Es N ra o c ca m re „era 1/1 t ra ra o cx ra. «5 SS^S3„£-3-n>«. ro O i 0 C N3ta a rè 3 o aa"£.ra_^ f9 3 ra ~- ra c-» crq 0' o s. a*;- ZJ o ra 2 ra t-- 3 a S a.g £g" S B 3 era j^-cra M t- - ra «t, CX 3 ra 2 u fc Zr Be cr •t-'S. ra ra o iïu? s n a 5* era 3 al CT-M - -» ..t- "ss'3? §«§■-£»! s-«l? figSjsUs-! s 8"-g B s J o. I" f "8 n 3 S* 2 2 2 ra a<rra 3*—a>^ rr— ga-ora.. 3.0- n.Sv!S. «3 n o er 2 r ii o-Z» ga" ft B a g- o- a w N B -L O f - 3 2 er - l, o-i3: ,o ?r ra - w cx B. n Sa ra «3 ra -a ra ra T3 rr* "ra 3 ra 3 ra ra 5; rara t>» q era 3 w «c2. B. ?rssg-lss-srê en welke de- autoriteit meende te kunnen ontberen. Daar er geene genoegzame redenen bestaan om het woord acte in het 201ste art. van het Code penal enz. te beperken; En menin regten niet kan veronderstellendat de Wetgever geene straf zoude bepaald hebben tegen eenen geestelijken, die, zijne zending en den eerbied uit het oog verliezendedien hijgelijk alle andere inwoners van het Koningrijkaan de wettiglijk geconstitueerde magt verschuldigd iszich veroorlooftde werkingen moeiten of maatregelen van die autoriteit, in de uitoe fening van hare openbare fuuctiente berispen of be spottelijk te maken. MENGELINGEN. MOORD uit LIEFDE, o REGTSGEDING VAN LOUTS A D 0 L P Tl E SUREAU te Parijs21 October 1826. Vervolg van Maandag 6 November 182Ö. Na dat men eenigermate wederom tot bedaren geko men wasnam Mijn Heer de Voorzitter het woord weder op en deed den beschuldigden deze vraag Dewijl gij dien ganschen dag dat moordtuig bij u droegdt, was het dus uw voornemen niet om Henrictte dood te maken, wanneer gij haar mogt ontmoeten Sureau. Neen dat moordstaal was bestemd om daar- mede mijzelven het leven te benemen voor hare oogen want ik hoopte niet meer haar te zullen wederzien. Vraag. Gij hebt echter in een uwer verhooren ge zegd, dat dit staal bestemd was om haar te grieven en daarna uzeiven te treffen. Antwoord. Ik geloof niet dit gezegd te hebben want ik wilde mii verwijderen, om niet meer aan haa; te denken het is om die reden dat ik mij in den krijgsdienst wilde begeven. Toen ik uit den winkel ginghad ik geen bepaald denkbeeld hoegenaamd Mijn Hee_r de Voorzitter doet het verhoor van 20 September" voorlezen in hetwelk de beschuldigde die verklaring gegeven had. Gedurende deze voorlezing wischt Sureau zich het zweet'af, hetwelk overvloedig langs zijn aangezigt afstroomde). Neen, zegt hij, neen ik was geenszins voornemens om mijne Henriette kwaad te doen ik hoopte altijd dat zij zich met mij verzoenen zoude; dat zij met mij spreken zoude, ik leed verschrikkelijk Hier eindigt het verhoor, hetwelk de uitgeputte krachten van den beschuldigden ook niet toegelaten zouden hebben om nog langer voort te zetten. Men gaat over tot het hooren der getuigen. De eerste is de Heer BruUHerbergier. Op zekeren dagzegt hijkwam Sureau bij mij aan huis om Henriette te halentoen hij mij zag vroeg hij .mij wie ik was, mijne vrouw antwoordde: het is mijn man die is er niet te veelhij bleef en praatte met mijne vrouw. De getuige berigt bekomen hebbende van den moord van Henriette, ging naar het Héte! Dieu waar bij haar herkende, hij twijfelde geen oogenblik dat Sureau de bedrijver dier misdaad was. De VoorzitterSureau wat hebt gij te zeggen 1 De Beschuldigde doet eene poging om te spreken maar hij valt op nieuws in flaauwtede Gendarmes bevlijtigen zich om hem hulp toe te brengen. Tot zich zeiven gekomenzegt bij met eene afgebrokene stem: ik had het voornemen niet om eenig kwaad aan mijne Henriette te doen. Ik ging bij Madame Bruii, om dat ik haar aldaar dacht te vinden en altijd hoopte ik haar ,met mij terug te zullen brengen. Een der Gezworene •- Heeft de getuige in Sureau eene zekere opgewondenheid Jvan geest waargenomen 1 Antwoord. Neen, in den beginne niet, maar later.' nadat Henriette bem verlaten hrd toen bespeurde men aan hem, dat hij iets had, hetwelk hem hinderlijk wa«. De Vrouw van BruU verhaalt dat Sureau bij haar kwam den 14 September, met twee jonge lieden; zij dronken zamen een flessche bier uithij vroeg om middag-eeten te hebbenmaar zij antwoordde hem dat het uur van middag - maaltijd te honden noch niet gekomen was. (De stem dezer getuige is verstikt door hare tranen. De Voorzitter. Sprak Sureau in dien oogenblik tegen U van Henriette f Antwoord. Neen, ik had hem dit verboden; het meisje wilde niet meer van hem hooren sprekenom reden dat hij in de conscriptie moest vallen. Sureau beweert dat de getuige zich vergist, hij verzekert dat hij in dien oogenblik we! degelijk van Henriette gesproken heeft, en aan de vrouw van Brult last gegeven had om aan Henriette te zeggen dat zij naar haar huis moest gaan om haar goed te halen. De Voorzitter. Waarom had gij een hangslot op uwe deur gedaan? Sureau. Henriette had er de sleutel van. De Voorzitter. Maar waartoe dat hangslothetwelk haar immers beletten moest om te kunnen binnen komen, Vrouw Coulon Naaisterin de straat Oursine n°. 96 moeder van Henriettewordt geroepen. Zoodra deze ongelukkige moeder den beschuldigden onder de oógen krijgtsmelt zij in tranenen kan zich ter naauwer nood staande houden. Men geeft haar een' stoel. De Voorzitter. Kunt gijMadame u een oogenblik staande houden om den eed te doen De Getuige rigt zich op, en doet den eed staande, maar valt weder dadelijk in den armstoel achterweg neder. De Voorzitter. Heb de goedheid om aan de Heeren Gezworenen te willen zeggenwat ter uwer kennis gekomen is van deze jammerlijke zaak Vrouw Coulonmet eene stemdie door snikken af. gebroken wordtop zekeren dag kwam Sureau bij mij aan huisom naar mijne dochter te vragenHenriette zag hem en ging zich verbergenhij stelde mij eenen brief voor haar ter hand en zeide mijIndien Henriette gelukkig islaat zij stil blijvenzij heeft mij het hoofd op hol gemaakt, zij zal er geen anderen meer het hoofd op hol maken. Hij voegde daarbij Ai wilde zij ook niet tot mij terug komen, zoude ik haar toch niet meer willen hebben." Sureau. Ik was in eene zeer hevige gemoedsbewei ging: doch ik heb alleenlijk gezegd: zij heeft mij het hoofd op hol gemaakt, Wat mij betreft, is het afge- daan. Adieu ik heb geen ander woord gesproken. Vrouw Ferré. Ik ging door de straat St.Julien, dert 14 September, 'savonds; ik hoor achter mij iets vallen; eerst meende ik dat het een werktuig of gereedschap washetwelk een handwerksmanuit onachtzaamheid op den grond liet vallen ik raapte het op en zie dat het met bloed bevlekt is toen zeide ik men zou ge. looven dat het een ponjaard iswelke iemand komt te vermoorden un poignard qui vient cTassassiner quelqdun.) Ten niijnens terug gekeerdzeide mij mijn portier dat er wezenlijk even te voren eene vrouw vermoord wal geworden in de straat de la Bucheric. Mijn Heer de Voorzitter beveelt aan eenen denrwaar der dat hij den beschuldigden eene mand zoude vonr. houden, welke de bloedige kleedingstukken van Henriette inhield. De deurwaarder neemt ook den ponjaard die op de tafel nedergelegd wasmaar de Voorzitter roepl den deurwaarder met nadruk terug, en belet hem om dit wapentuig onder het bereik van Sureau te brengen. Men legt het weder op het einde van de tafel. De Voorzitter aan den beklaagden Herkent gij dit wapen Sureau met eene lange verzuchting ja I Vraag. Wat hebt gij in te brengen tegen de verltia. ring van de getuige Sureau heft met moeite zijne handen in de hoogte, en geeft door eene beweging zijner hand te kennen, dat hij niets te zeggen heeft. Een Portier, Blondeau genaamd, zegt, dat hij den beschuldigden gezien heeft, juist toen hij vlugtendedea bioedigen ponjaard van zich wierp toendus gaat liij voortkwam daar juist Madame Ferré aangaan die den. zeiven opraapte en opeenetatel nederleide zonderpligt- pleging sans ceremonie j. Een ander getuigen Tramboister genaamdgeeft di navolgende verklaringHet was op den 14 Sept. dut ik door de straat la Bucherie genaamd 's avonds kwain ik zag een jong mensch die digt bij een jong meisjf ging en haar bij den arm nam laat mij loszeide dil meisje ik ken U nieten zij wilde haren arm wej trekkengelijktijdig zag ik hoe dat jonge mensch haai onderscheiden reizen griefde; ik dacht dat het een kijf partij was met een of ander publiek meisje maar weliin hoorde ik roepen houd den moordenaarik wilde Sitrent achterna loopen die de viugt genomen hadik kol hem niet bereiken, en kwam dus naar het ongelukkig meisje terug; zij greep mijne hand, en drukte dieals wilde zij om hulp roepen weldra vervulden zich hart oogen en hals met bloed men plaatste haar op eene berrie en bragt haar naar het Hitel Dieu. De getuigen Framboisier, na deswege door eenen d« gezworenen aangesproken te zijnverklaartdat lij Henriette dikmaals door die straat heeft zien gaan Zeer vele andere personen die mede verklaren getiil gen van dezen moord te zijn geweestgeven gelijk, luidende verklaringen. Op eike verklaring antwoordt Sureau, dat hij niets te zeggen heeft. Hij schijnt ll eene diepe gevoelloosheid verzonken te zijn. De Heer SamsonDoctor in de Geneeskunde dit belast was met de zorg om het lijk van Hem iette Coulw te schouwen, heeft acht wonden ontdekt, waar un vijf in den arm en drie in de borstdrie waren reet Het vervolg op Jeu kant vau deze blad-.t.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1826 | | pagina 2