to m i rt 0 welke een der schoonste bijvoegsels van dit hoek uitmaakt. Aangaande Ptolomaeus is zeer naar waarheid gezegd dat men eenen Wiskundigen gelijk hij was, of geheel niec, of zeer naauwkenrig moet namaken, en om dat Ptolomaeus ontwijfelbaar slechts de lengte der wegen overneemteven gelijk wij hedendaags nog de geogralie der binnenlanden van Afrika en Amerika uit reisbeschrij vingen zoeken aan te vuilen. De inhoud van het werk is even zoo rijk als de titel zulks belooft, want niet alleen de Topografie ofeigenlijk gezegde Plaatsbeschrijving wordt door den kondigen schrijver behandeldmaar ook de Ethnografie of Fol- tenbeschrijving met de geschiedenis der bijzondere volken van Germanienen hij voegt er ten slotte nog de be schrijving bij van het aloude Germanien naar Claudius Ptolomaeus overgezetom ook die lezer, welke uit gebrek van gelegenheid of verkregen kennis het oor spronkelijke niet lezen kunnen in staat stellen dat zij de bron bij de hand hebben ten einde die ook zelve te kunnen raadplegen. Allereerst handelt de schrijver over de alleroudste bewoners van Germanievan de Hijperboreersde Kim- meriers de Kelten Galater-Galliersde Germanenen daarbij van hunnen waren nationale» naam, gelijk mede van Germaniens grenzen. Tot de Hijperboreers worden niet eigenlijk de Germanen gerekenddie zeker wel voornamelijk daartoe behoorenmaar ook de bewoners van het Noordelijk deel van Italië. Want de plaats van pindarus pythic X. alwaar die Grieksche dichter van de Hijperboreers sprekende, zegt: dat zij met gouden Lauweren getooidvrolijk brassenkan nog niet wei op de eigelijke onde Germanen verstaan worden. Voorts maakt de schrijver onderscheid tusschen de Cimmeriers en de Cimbrcn of Kimbrenin het Noordelijk Duitsch- landwaaromtrent toch welligt eenige meerdere naauw- keurigheid had knnnen in acht genomen zijn, vooral ten aanzien van de woonplaatsen der Cimbren, welke eenmaal door den grooten Cimbrischen vloed verdreven in Gallie en Italië invielen, want het is al te stoutmoe dig omzoo als sommige geleerden in Duitschland doen den geheelcn Cimbrischen vloed voor een uit de lucht gegrepen sprookje te verklarenwanneer dit hoogc kritiek heeten moet om alles maar stout weg te loochenen, dan is er wel, geene gemakkelijker wetenschap dan deze te vinden. Overigens wederlegt de schrijver het gevoelen van Marmertdie de Cimbren ten tijde van Ptolemeusook uit hunnen laatsten schuilhoek Q Jutland verjagen wil. Den naam van Germanen vindt de schrijver met regt in de geenszins geïnterpoleerde Fasti Capitoltnireeds op het jaar 531 van Rome. Maar dewijl Fucitus zegt Ceterum Germaniae vocabulum recens et nuper additum, dan verklaart de Auteur zich de zaak in dezer voege: dat de Duitschen die allereerst over den Ryn gegaan zijn zich Germanen hebben doen noemen dat is Krijgers IFeermannenKameraden en dat zij, om hunnen vijan den voornamelijk ook hunnen overwonnelingen vrees aan te jagengezegd zonde hebben dat aan gene zijde van den Rijn niet anders dan zuivere Germanen of spits broeders woonden. Maar deze verklaring is met de boven aangehaalde Fasti Capitolini niet in overeenstem ming te brengen, want de uitdrukking van Tacitus nuper additum" onlangs eerst gegeven, moet zich op eene kort voor Tacitus plaats gehad hebbende uitbrei. dingvan den naam Germanie betrekkenen dit is ook juist het geval met Germania 1 en II over den Ryn hetwelk voorhenen tot Gallie gerekend pleeg te worden. Daarom zegt ook TracitusGermanie Germania om- nis j is het land hetwelk door den Ryn en den Donau begrensd wordt; overigens is de naam van het Cisrhe nanische Germanie, nieuw en eerst korten tijd geleden aan de landen die westwaarts van den Ryn gelegen zijn toegevoegd geworden. Nooit zegt hijdat de naam Germanie een geheele nieuwe naam zijook staat bij Caesar B. G. II. 4. in geenen deele, dat de Ton geren dert naam van Germanen langen tijd uitsluitend gevoerd hebbenmaar veel meer dat de meeste Bel gische stammen van de Germanen afkomstig zijn en dat zij reeds voor overoude tijden over den Rijn geko men waren. Het eigenlijke Germanie Germania om- nis bij TacitusGermania bij Ptolemeus was dienvol gens naar deze plaats gelijk, ook naar Caesar III. 1. alwaar de Sueven een hoofdstam der Germanen genoemd wor den IV. 4. 6. 7. oostwaarts van den Ryn gelegen, hoezeer hij den Gallischen bodem tot aan den Ryu zelfs waar dezelve reeds door de Germanen bezet was, nog niet tot Germanie rekent. Zoo in dien zin slechts kon Tacitus zeggendat de naam van Germanie nog nieuw was; Ceterum Germaniae vocabulum recensUit deze overwegingen kon men den Auteur ook niet toege ven dat de naam Tcutouen oorspronkelijk de eenige echte algemeene nationale naam geweest zijwant deze naam komt bij dc oude schrijvers slechts als dc naam van een eetiig voorhoezeer de God Teut of Tuisto zeer waarschijnlijk eene nationale Godheid was. I11 de tweede plaats handelt de schrijver over de gebergten en groote bosschen of wouden en in de derde plaats handelt hij van de rivieren in Germanie en bepaalt aldus de eeuwige grenspalen die de nabuur zelve afgebakerd heeftwelke met regt aan een. naa,uwgezet onderzoek onderworpen en met de meest duidelijkheid beschreven worden, om dien ten gevolge de juiste plaatsing der volken met te meer gemak en zekerheid te kunnen bepalen. Vooral is hier zeer oordeelkundig aangewezen, hoe bijzondere namen van gebergten menig maal van de eene reeks of keten van bergen op eene indere is overgegaan. Intusschen is er wel het een en ander puntwaarop tegenspraak vallen kanb. v. het Bacenis-woud schijnt niet zeer juist op het Thurin- ger woudgebergtehet oude Buchonia betrekkelijk ge maakt te wordendewijl het volgens Caesar de Sueven van de Cherusken scheiden moeten de Katten toch geene Sueven zijnmaar veeleer op' de bosschen in het Schaumburgsche tot aan den Fuse in het Hildes- heimsehe, alwaar de Fosi, gewis de westelijke Cherus- kershetwelk de Auteur ook zelfs aanneemtgewoond hebben. Het Thuringer woud behoorde daarentegen vermoedelijk mede tot het Seman-woud, hetwelk Ptole meus zuidwaarts van het Harzwoud of Meliboes plaatste. Bij de rivieren vinden wij dat de Auteur de zout groeven aan de Saaiover welke de Chatten en Her- munduren in oneenigheid geraakten aan de Frankische Saai brengt, de Sala-rivier van Strabo op de Saksische Saai betrekkelijk maakt. Maar volgens de nasporingen van I/gen nopens de woonplaatsen der Katten of Chatten en Hermunduren in Reichards Germania p. 322. en volgens Reichard zeiven p. 192. is het zoo goed als bewezendat hier alleenlijk aan de Saksische Saai kan gedacht worden, te meer om dat aan de Frankische Saai geene zoo beduidende zoutwerken gevonden worden. In de vierde plaat» vindt men eene in de hoogste maat, verdienstelijke proeve van onderzoek, om de Duitsche volksstammen in algemeenere klassen te ver deden dan tot dusverre nog geschied is. Met regt ver werpt de Auteur de verdeeling van Melting in Sueven en Onsueven of Kimbcrn. Even zoo kan hij de onbepaalde berigten van Strabo en Melaniet tot zijn oogmerk bruikbaar maken maar de verdeeling van Plinius die de Germaansche volken in vijf klassen verdeelt. Fitidili IngaevonesHermiones en Peuciniis des te meer aan bevelenswaardig, wijl Plinius in persoon eenen gerui- men tijd in het land der Chauken zich heeft opgehou den, en hij dus wel in de gelegenheid was om zich van de verscheidenheid der afstamming op de plaatsen zelve te kunnen overtuigen, zoodat hij in de daad niet slechts in het algemeen de grenzen van dezen naam opgeeft, maSr ook bij eiken stam meerder volken op telt, die daartoe behoorden. En bij een gezet onder zoek bevindt mendat ook Tacitus in het algemeen daarmede overeenstemt. Het zoude ons te verre bui ten ons bestek leiden, hier al de bijzonderheden door te gaan, vooral daar zich tegen de klassificering van iedere volkstam in het bijzonder, tot dezen of dien hoofdstam nog wel iets laat zeggen. Maar vooral oor deelkundig is de toepassing en vereeniging van de Geo grafische berigten, nu de geschiedkundige data, welke daartoe dienen kunnenom de woonplaatsen met meer zekerheid te bepalen. De ichrijver gaat hierbij te werk met eene omzigtigheiden legt daarbij eene be lezenheid en kennis der bronnen aan den dag, dat hij reeds daardoor leder lezer die niet op spelingen van het vernuft, maar op solide geleerdheid prijs stelt, gunstig voor zich moet in nemen. Slechts aan de Her munduren zoude zeer denkelijk eene andere Geografische plaats behooren toegewezen te worden, en de grenzen der Kaltest verdienen ook eene andere wijziging te bekomen. Dan zal hij ook met Ptolemeus meer over eenkomen, die de Katten beneden de Chamaven uit breidt, alzoo zij tot aan den voet van den Harts den Meliboeus, te zamen met de Cheruskers hunne woon plaatsen hadden. En zoo is de grens der Katten of Chatten en Cheruskers, ook op de Krusische kaart van oud Germanie afgebakend. Bij elk der Germaansche volken is ook vermeldwelke Ptolemeïsche plaatsen in het hun aangewezen Distrikt moeten gebragt worden. Hierbij moet men echter nog dit volgende niet uit he- oog verliezen, dat wanneer Ptolemeus geheel afzondert lijk de aan hem bekende Germaansche steden behan delde, en niet zoo als hij bij Spanje, Gallie, Italië en Griekenland gedaan beefc, telkens de stammen of vol; ken opnoemt, door welke dezelve bewoond werden- dan ziet men duidelijk, dat ook Ptolemeus niet met Het vervolg op Jen kant van deze bladzij U -i s c - O td -3 S j -o 3 3 c- 5 E o B c- 5 Ss - ta 5 9 O 5 -5* 3 CJ o a s a S I S 2 S E E M t—O Q S» e 5 o sï J—TO X. r-c J 'E -2 *5 - P H g :c* CJ G o "3 E ta - 3 g H. "3 -s 3 "S3 O CJ C cj *xi 2 0 o 5 v. G o» a» cj .c? o e - m 3 2 O aj r; 0 I» 1 -3 n-2 S 5 oï 5-s 5 o a o «2 E o "E "C i? bD c G 1 a 4! c X. M J tJD - -Z G Wï 2 e a S o H o 2 5 .SJ <u c 50 Ü3 r* bo 6 C 2 W a «-< c o a g o w -n a o -5 E .bi c -S s 2 u- S E C D -U w "O O 5 S £3= «-» -r. c3 c R -é ct x: 0) g 2 c •E rt 1- O <r: J - u o ju «•45 E -a S 5* s feD f. O .2 P W O N N> -O 5S £5 <y O) bD tt> g *5 K3 W 3 o w -o 0 - gS|S3S|^§gïJ x 2 0 W-oc^o»<i> <L> <u S? o a* W) X O O Xi B vi n o E N o Si 3 V. -2 u r* c X? *3 -V <u a» .2 0 CS o x> a> Z o <S>rG s - 2 E G a» t S .2, N .2 O 5 .2 -S? 3 bD O bJS O bC 5 Q "3 1» d) N s 3 <12 N O O Ui—*-1 bfl "J - C 2 O T» :c? o S 2 QJ 4_> - s 0 I v- G S 5ï <S ■"2 E E .2 o o t Q 2 <u 2 -a G tl CU W O 6 O '3.'° XS 2 _a> a •3 "o a» O 8 «j o rt a> <v

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1826 | | pagina 3