z aoa den oever dot Zé«. Z5 heeft een zeer mim plein, heerlijke zuilengangentempels en openbare gebouwen. De bijzondere woningen vormen eene lange cn hreede, thec-vele dwarsgahgen doorsnedene, straat. Tyche, de twee de stad, is de volkrijkste, en ligt ten Westen van Je 'na - dina, een tempel der Fortuin, van eene zeldzame schoon, heid, en eene worsteischoolvan eenen grooten omvang zijn bare voornaamste sieraden. De derde van deze «tedenheette Neapol'tszij prijkte met een heerlijk amphiteatcr. De vierde, Epipolac, heeft baren naam van-den heuvel op welken zij staat. De vijfde, eigen lijk een Eiland, zoo als de naam aanduidt, door eene brug met de overige vier steden vereenigd, heette Nam en was door twee havens gevormdwelke door eenen smallen zee-arm dit gedeelte van de gansche stad afsnijden. Hier - staat het voormalig Paleis der Koningen naderhand de woning der Romeinsche Praetors en 'een tempel van Pallasdie na zoo menige plonde- ring, echter nog langen tijd schatten van schilderstuk ken bleef bevatten. Aan het einde van het Eiland hetwelk Ortygia genaamd was, ontspringt de in de fabel-wereld zoo beroemd geworden bron Arethusa, Om .tegen de overstroomingen der naburige zee be veiligd te zijnis hij met eenen zeer hoogen muur omgeven. De tooverglans der fraaije verdichtsels, wel ke haar eens zoo helder verlichtteis thans geheel verdoofdslechts net zoete water en de talrijke me-' nigte visschen, welke zij bevat, maakten haar in latere tijden opmerkenswaardig. Nabij de stadop den heuvel Epipolac bevind: zich de beruchte steengroeve, eene verschrikkelijke gevan genis, welke de tiran Diouysius, tot een eeuwigdurend gédenkteeken zijner wreedheid, gesticht heeft. Hier loopt eene rotskloof, zonder ergens eenen uitgang te hebbenijzingwekkend in eene onmetelijke diepte ne der en in deze diepte werden misdadigers en allen die des tirans toom opgewekt hadden, levend begra ven. De Romeinsche Praetor Vcrres, poogde in on- menscheiijke wreedheid den Dwingeland Diouysius kon het zijn te overtreffen onder zijn bestuur in Sicilië werd dit ijsselijke verblijf, om zoo te spreken, de gemeenschappelijke woning van Romeinen en Sicilianen want wie hem door vrijmoedigheiddapperheid of on schuld slechts in het geringstebeleedigde, werd, zonder eenige erbarming in dit hol des doods geworpen. Deze gevangenissen werden Latomice of Lautumiae genaamd, heiwelk zoo veel beteekent als plaatsen der vergetel heid, plaatsen alwaar men voor altijd vergeten wordt. De hedendaagsehe Hooge Politie in sommige landen en de inkwisitie in Spanje kennen ook zulke gevangenissen en hebben voor dezelve ook een eigen kunstwoord uit gevonden Oubliettes, welke tamelijk met Lautumiae overeenstemt. Overigens zijn de vijf vereenigde steden met eenen ongemeen hechten, honderd en tachtig Stadiën langen muur, omgeven, en van buiten en binnen door sterke torens beschut. Des niet te min werd Syrakuse door de vele oorlogenwaarin het zichvan tijd tot tijd gewikkeld zag, deerlijk verwoest; doch onder de rege. ring van Augustusbegon het zich van lieverlede weder in zijnen voormaligen luister te herstellen; en aldus levert het thans, van de zeekant zoo wel als van de landzijdeeen heerlijk gezigt op en wordt voor de grootste en schoonste van alle Grieksche ste den gehouden. Syrakuse's geschiedenis isgelijk men weetzeer belangrijkdoch vooral ook uit een wetenschappe lijk oogpunt, zijn hare belegering door de Romeinen en de treffelijke pogingen die tot hare verdediging door Archimedes aangewend zijn ten uitersten op merkenswaardig. Na eene vruchtelooze opeisching van den menschlievenden Consul Marcelluswerd Syrakuse te land en ter zee tevens ingesloten. Duizenden wa ren, op den eersten wenk, tot eenen storm aan alle kanten bereid en de belegèrings-werktuigen rukten aan. De muren van Syrakuse strekken zich over heuvels van ongelijke hoogte uiten zijn op de meeste plaatsen vrij hoog opgetrokken en zeer moeijelijk te beklimmen hier en daar zijn zij echter laag. Tegen dat gedeelte derzelve ondernam Marcellus den eersten storm van de zeekant, en Appius tegelijk van de landzijde. Eene vloot van zestig galeijen van vijf roeibanken, beschoot de op de tinnen staande Syrakusers met pijlen, steenen en werpspiesen zoo hevig, dat slechts zeer weinige onge kwetst bleven. Tegen de muren zelve begon nu dat geduchter werk tuig hetwelk de Romeinen Sambuca noemdente woeden, dewijl deszelfs driehoekige gestalte naar een snaren, speeltuig gelijkt, hetwelk dien naam voert en welk speeltuig naar onze harp geleek. De naauwkeurigste beschrijving der SambucavmAt men bij Athenaeus Lib. XIF. De eigenlijke overeenkomst van dat speeltuig met dit belegeringswerktuig zal, misschien alleen in de schikking der touwen van het laatstgenoemde en die der snaren van het eerstgenoemde, bestaan hebben. Deze muur breker is te merkwaardig, dan dat men daarvan geene Uitvoerige beschrijving zoude verlangen. Opmerkens waardig is hetdat Livius in zijne beschrijving van deze belegering Lib. XXfF. C. 34. nergens van de Sambuca als van een daarbij gebezigd werktuig melding maakt bij spreekt wel van achttwee en twee met elkander vereenigde galeijen, maar niet zoo als Polybius en Pin- tarchus, bijzonder en met name van de Sambuca, het moest dan zijndat hij dezelve door turres tabulatae heteekendezoo als Sigonius wil. Maar daaruit blij Kt dan ook, hoe vermetel het is om uit het stilzwijgen eens schrijvers tot het-niet bestaan eener zaak te besluiten, en tot deze onbestaanbare gevolgtrekking hebben toch sommige voor het overige scnerpzinnige en geleerde mannen zich laten verleiden. De Sumbuca rustte op acht galeijen van vijf roeiban ken van welke twee en twee aan de binnenzijdenwaar geene riemen gebruikt worden, dermate aan elkander zijn vastgehecht, dat het werktuig slechts door de, aan de beide buitenzijden zich bevindende riemen in beweging gebragt en bestuurd worden. Aau de zameu- gevoegd# zijde van.eike twee schepen l? een lange, sterke, boven de scheepsnebbe uitstekende, ir--< vast. gemaakt.' Aan het boveneinde van dezen trap worden, zoodra men het werktuig gebruiken wi!touwen ge. knoopt die aan den top der masten door katrollen loopen en.op den achtersteven van het schip nederhangên waar de trap dan opgetrokken cn tegen den muur dervesting gezet wordt, ts dit gelukt, dan hebbende belegeraars reeds zeer veel gewonnen want boven aan den trap bevindt zich een, door een stormdak beschut breed, vierkant plat, waarop vier krijgsknechten van beproefde dapperheid geplaatst zijn. Deze dappere mannen moeten nu denzich op den muur verdedigenden vijand terug drijvenja zelfs op den muur. springen en de torens binnen dringen. Is dit hun geluktdan volgen de zich op de galeijen bevindende soldaten met den mcesten spoed langs de Sambuca, en al de overige torens en be- legerings-werktuigen op de zaamgevoegde galeijen worden dadelijk in beweging gesteld. Dit verschrikkelijke werktuig der verwoesting rukte nu, verderf dreigende, regenden muur van Achradina aan. Geenszins betwijfelde de Consul het snel werkend gevolg. Ook zoude Syrakuse, in weerwil van zijne sterktezeer zeker reeds voor den eersten storm be. zwelcen zijn, hadde het niet in het uitstekende vernuft van eenen enkelen in denken grijs geworden burger-, hoewel slechts voor eenen korten tijd, zijnen redder gevonden. Archimedes heette deze burger. Om zijne ge- boortestad te verdedigenputtede hij het rijk der uit vindingen als het ware geheel uit. Door hem werd de belegering van Syrakuse volstrekt eenig in hare soort en tevens onsterfelijk, daar hij door het vermogen zijner wetenschap, alle pogingen en on- dei-nemingen der twee beroemdste en kundigste Veld- heeren van zijnen tijd verijdelde, en tegelijk bewees, hoe veel een enkele groote geest kan uitwerken, wan neer hij zich met eenen vasten en onwrikharen wil uitsluitend aan liet bereiken van één doel wijdt. Al de overige Syrakusersaanzienlijken en geringêrenschenen slechts het ligchaam van dit verdedigingsmiddel te zijn Archimedes was de ziel. Naauwelijks was de vreesse- lijke Sambuca de muren der stad genaderd, of ontzag gelijk zware steenklompen werden van de muren ge. worpen, en ploften met zulk een geweld op de zaatn. gevoegde galeijen neder, dat deze los scheurden, en de vloot daardoor geheel in wanorde geraakte. Het werpen van deze steenklompen geschiedde door eenige binnen de muren verborgene werktuigen met ver uit- stekende snebben, die, door touwen gewend worden de, hunne rigting naar het doel ontvingen. Niet min- der geducht was Archimedes den overigen schepen der Romeinen, want zijne werktuigen waren op alle moge- lijke afstanden berekend. Naar de verder verwijderde schepen werden even zeerals op diewelke zich meer nabij de muren bevondenzware steenen gewor pen die onophoudelijk alles verbrijzelden. Dewijl nu de belegeraars bij dag geen aanval met eenig goed gevolg konden ondernemen, naderde Mar* cellus des nachts met zijne vlooc tot zeer digc onder de muren. Doch ook hiermede was volstrekt niets gewon nen want Archimedes had daartegen wederom bijzondere werktuigen uitgedacht, welke voor deze nabijheid in- gerigt waren. Bovendien liet hij in de muren openin gen maken, die van binnen eene manshoogte hadden, doch zich naar buiten dermate vernaauwden, dat zij ddar slechts eene hand breed waren. Uit deze openingen kwamen onophoudelijk digte hagelbuijen van pijlen en werpspiesen. Zoo woedden de belegerden tegen het scheepsvolk. Nog verschrikkelijker was echter het lot der door de Sambuca gedekte soldaten en der schepen zelve, tegen welke Archimedes aan ijzeren ketenen, als een kraanvogelsbck gevormde handen nederliet. Deze handen vatteden den voorsteven der schepen en ligten dezelve zoo hoog op, dat zij dikwijls loodregt op den achtersteven stonden. Menigmalen werden zij zelfs geheel uit het water opgetrokken, zoo dat zij in de lucht zweefden, en dan met eenen geweldigen zwaai tegen de muren werden geslingerd, waar zij als tegen rotsen verbrijseld werden, en de manschap uit dezelve in zee stortte, of zoo als Livius verhaalt, dat dit werktuig, het schip in de hoogte opgetrokken heb bende, hetzelve plotseling liet neervallen, waardoor de plof in het water zoo geweldig was dat de man schap onder malkander viel, en het schip zelf ook veel water inkreeg. En dit is nog ligter te begrijpen dan het slingeren tegen de muren. Dewijl Marcellus zeer wel inzag, dat elke nieuwe poging, even als de vroeger aangewende, onfeilbaar zoude mislukken, gaf hij bevel tot den terugtogt der nog overige schepen en bestormde de stad nu met vereenigde magt van de landzijde. Doch ook hier had Archimedes doekreffende maatregelen tot verdediging genomen, terwijl zich tevens op deze plaats de natuur mee de kunst tegen de Romeinen verbond; want de muur stond op zulk eene steile rots, dat de belege raars volstrekt nergens vusten konden zetten of eeni- gen toegang winnen; en daarbij deed Archimedes van boven al weder ontzaggelijke zware steenklompen nederwerpen, waardoor geheele scharen der Romeinen deerlijk gekwetst werden, terwijl tallooze pijlen en werpspiesen tallooze aanvallers troffen en de verwarring in de vijandelijke rijen algemeen maakten. Nog verschrikkelijker werd de moorddadige tegenstand, welken men hier ontmoette, door de verborgenheid der werktuigen, die rondom verwoesting verspreidden, zon der dat men dezelve konde ontdekken. De dood scheen uit de wolken te komen en de strijd een wortelstrijd der Romeinen met de Goden zelve te zijn. Met een woord, de neerlaag, welke de belegeraars leden, was zoo ontzettend groot, dat slechts de verhevene ziel van eenen Marccllus hier niet alleen nog hoop voeden, maar zelfs opgeruimd wezen kon. Deze man betoonde zulk eene zelfsbeheerscliingzulk eene bedaardheid van geest in het ongelukdat hij schertzende kon zeg gen 1 Even ais de reus Briareus schijnt deze Archimedes £ZjV/ vervolg op de kaai vau deze biadz.j li; Ijs-se. 'b is* "e.i 1 •ÏSX; 5 5 c J- (9 p". 5: ai iu t s-*\ v* 'C; bn Ju O' ÜC *-* r .trüiisfrj <5 r* «u CJ OJ u V-. gD Ti C) •- N S r- m jal T pi sj 2 5 o o 3? Hs? 55 OKP u S ■m r; 3 N m Ai r er n T 3 V <U S C W5 O A 3 5 1 l-s> hn O ^3 v CJ bD -3P o SP Ji x o cj 5* - S 0:5^ a -S 0 s feo.S fS 5 S w «o s 5 o **s b .ïp xi 2J v j.a *3 OS ^1*0 £3 t-4 3 51 l. O U Tj s b "5 4ï <£,.5? JS >C5<SiG E: S.S RSRïRSKRRRSKSt* 3 3 s; 4> 13* 3 *-• a&isisSjs-ifS! GJ tj 0*7:^; £5 rt Or; fli Gb £3 az cn '3 .3, 3 ""3 o 3 o -o 3 3 J-lls Ti o o -s x ai-sa"-: ïl- "SSSOJScjo-S „«■g J ü52""3 2 U «-S ry "O h W A N -» -=PS' 5 s s-5 „-§3 •- "2 n 3 3 3 O Ti 3L u. 0>r§ P 53 S O X n 5 "j - "r. N m gjJ-= S^o - -•= «o cn ru <v O 5 ■- 0 S g w> 3 c *- o 3 "5 x O QJ dj aj SïK -ü 3 s- - c §11 §85---2°-' 3 3 cv> vj^nn..qj**-'-)S-o 3*c a s 5^ a S «J PV.»;£'Os)iCciflicj'.-i :3* 3 q> <LI 1 OJ G3 O CL) CZJ- Q <D n-a pqw^<3^X'3 Na) s-o c a Q ftcetccft&t&efiecat 3 I I <u a> ai 3 0.1 1 1 Sa a" Mig,«; b g "3 cj Tj to CJ aj y c «.k-0 CSg s=«„wa G> Uj CJ "C 3 Si» Ti CJ C cj o n C J M S *".3 o u 3 O SSk-® vi ^Ti t~ f-, >-> V. o <u 3^ <U S cj ±2 ej TJ CJ--4; O X S N O O a> a» rt tfl 520 «3 fcX) 1) CJ aj tr faD o me; Sï «i <U O (5 tx Ti OJ c e *- 3 <L) 3 C3 -Q CS C3 MS..SA;'g a 'N S o ^|ga "a> o c "3 O *5 cu -O *.-.3»^ O 2 .Si h *3 r-- fcV) -J es N .3 s o# R P C C <L) mo K-o I c| 4_, fafltu to y fi CJ o c R C a> O in uïï-OSl X CJ i-i N Q y CJ W D D fcn»—l c3 a-H-31 iy CJ,25<JJ, r u 0 u a .^P S x S 2 3 .SP S 3 5 W-^Pu-Soïa -■ë a^-s -u S si33 J 5^ S O-n x CJ"2 c. O 2 .s iÉl'"8alSaa .5 Ï2o> c b0> 52 C"3 s S33 k fi t fi t -Si «-Si *3 -> 1=3 »U •slalP _.5 SS s - f? ss e--| lïs-sg leegst e s £-*: o 3 S>S S -C- ,G> *SS 55 -5J ^C» K» G. SS Q- C SS »J "u r: a M*«C o, D S s; bi M bi cq Z bi O bi O C-» D Z O 0 a .^.30 C31 R =3 O) S-ë^.2 CJ "3 te g <- g 1 o a CJ CJ c hij r Cl x .Si <u U. 2 Cq bCQ 2 <1> Cl C M *3 JU u OJ bD CJ *t3 cli t3 •O <3 .^•5'g S§^ «5. J CJ O O T) f a .lis c.-g p- <U il

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1826 | | pagina 3