LEYDSCHE
COURANT.
I'S -
A°. 1826.
WOENSDAG
VERVOLG en SLÓT van hetbij den Edel Achtbaren
'Raad dezer Stad, gearresteerd REGLEMENT,
"houdende bepalirigèn tegen het uitbreken van huizen
dn gebouwen tot schade en gevaar voor aanbtlende
'percelen alsmede tot voorkoming van moedwillige
ontsiering der Stad. Zie onze vorige.
Art. 13. Bij aldien aan deze waarschuwing niet mogt
gehoorzaamd worden zullen de overtreders met eene
boete van vijf en twintig guldens of eene gevangenis van
'drie dagen gestraft worden onverminderd de verpligting,
'om de goten dadelijk zoodanig te plaatsenais hen door
'H. H. Burgemeester en Wethouders zal bevolen worden.
Art. 14. Geene woonhuizen zullen voortaan mogen
verhuurd gebruikt of ingerigt worden tot pakhuizen
tot berging van granen of andere goederen hoe ook
genaamd noch tot werkhuizen fabrieken trafieken of
stallingenzonder voorafgaande toestemming van H. H.
Burgemeester en Wethouders.
Art. 15. Deze toestemming zal niet worden verleend,
dan nadatbij inspectie Van het questieuse pandvol
doende zal gebleken zijndat hetzelve geschikt en sterk
genoeg is voor het bedoelde oogmerk, en de naastbe-
tóde gebaren, door zoodanig gebruik, geheel afwij
kende van de oorspronkelijke bestemming van het ques
tieuse pand, niet zullen worden gehinderd en benadeeld.
Art. 16. Bij aldien de vergunning, in art. 14. vermeld,
mogt geweigerd zijn, nadat zoodanig woonhuis reeds als
jkikhuis werdt gebruikt of hiertoe aangelegdzal het
bedoelde perceel dadelijk weder in eenen bewoonbaren
staat moeten gebragt wordenen van al 't geen bereids
in hetzelve mogt geplaatst of geborgen zijnontruimd.
Art. 17. Deze ontruiming en herstelling tot bewoon,
baren staat, zal binnen zoodanigen tijd moeten geschie
den, als H. H. Burgemeester en Wethouders bij de
•weigering zullen bepaald hebben op poene eener boete
van vijf en twintig guldensèn onverminderd de ver
pligting in't voorgaande artikel vermeld.
Art. 18. De opene plaatsen, op welke bevorens ge
bouwen gestaan hebbende ledige en onbetimmerde
é'rven aan of in straten stegen grachten poorten en
pleinen grenzende en Uitkomende zullen van den publie-
ken grond of Weg moeten afgescheiden worden door
behoorlijk gemetselde muren ter hoogte van niet minder
dan 2§ Nederlaniische ellen.
Art. 19. De eigenenaren van zoodanige gronden
plaatsen of ledige erven thans niet afgescheidenzul
len gehouden zijn deze afscheidingen te doen opmetse
len binnen den tijd van twee maanden na de afkondiging
van dit Reglement; zullende voorts en in 't vervolg
deze muren altoos binnen zes maanden na de amotie
der gebouwen moeten gesteld worden.
Art. 20. Bij aldien de tegenwoordige eigenaren der
bedoelde ledige gronden plaatsen of erven aan deze
verpligtingbinnen den gesteldên tijdniet mogceti
voldoen, zal door H. H. Burgemeester ert Wethouders,
vaq zoodanige verlatene en opene erven alsdan met
Stads grond verheeldzoodanig gebruik gemaakt wor
den als Hun Ed. Achtbaren geraden zullen oordeelen.
Art. 21. Op dezelfde wijze zal door H. H. Burge
meester en Wethouders gehandeld worden met alle zoo
danige ledige erven en grondenwelke na de amotie
(--an eenig gebouw zullen worden geabandonneerd en
zonder afscheiding van Stads grond gelaten.
Art. 22. Geene wbori- bf pakllüizen of andere ge
bouwen zullen in eenige straten stegen gangenpoor
ten of op grachten mogen gebouwd worden, zonder
dat hiertoe alvorens de vergunning van H. H. Burge
meester en Wethouders zal verzocht en bekomen zijn.
Art. 23. Deze verzoeken zullen schriftelijk moeten
ingeleverd worden, en bij dezelve eene accurate grond
kaart alsmede eene teekening van den gevelaan den
publieken weg te plaatsenmoeten gevoegd zijn.
Art. 24. Heeren Burgemeester en Wethouders zullen
hierna ten spoedigste den grondop welken men voor
nemens is het gebouw te plaatsendoen opnemenen
bij de consessie zoodanige bepalingen voegen, als met
het belang der ingezetenen in 't algemeen, en met dat
der naaste geburen zullen overeenkomen.
Art. 25. Nietnand zalzonder verkregeh consent van
H. H. Burgemeester en Wethoudersde stratenwal
len of pleinen dézer Stad mogen beleggen of bezetten
met bouwmaterialen als houtsteenen kalk enz.
op eene boete van drie guldens', den overtreder zal
tevens gehouden zijn de bedoelde goederen, dadelijk
bij de eerste Waarschuwing, hem door den Stads Archi
tect of door iemand anders namens H. H. Burgemees
ter en Wethouders gedaan, te doen wegnemen.
Art. 26. Ingeval binnen vier en twintig uren aan deze
waarschuwing niet zal voldaan zijn, en de bewuste materia
len dus niet weggenomen zulien deze goederen' als ver-
laten beschouwd en van Stads wege worden opgeruimd.
Art. 27. Het is echter een ieder geoorloofd, gedu
rende eenige reparatie bouwing of herstelling zijner
panden Stads straat én grond té mogen bezettenen
tot het nederleggen zijner materialen te gebruiken mits,
bierdoor echter het vrije gebruik vari de straatsteeg of
gracht niet belemmerd wordeen me'h zich ten deze
gedrage naar de aanwijzingen van den Stads-Architec£.
Art. 28. Iemand begeerende zijn puin of uitgedolven
grond voor*e'enigen tijdop Stads wallenstratengrach
ten of vyateren te laten liggen zai hiertoe vooraf van den
Heer Burgemeester vérlof moéten vérzoekendie hem
N°. 65.
D E N 31 M E I,
Jt
$Po c
o
T; G 5.
C C J; i' o «o 1
«OCJCJ^P^J,— oE-pd/
-<• 5 li
cïïï o
2"ï> s >y.
bO
c
1 o
X s
CS CS CS .2 CJ .5 U g
•g-3 M B ë-sö I t
.0^0^ tr F E G
CJ Jjg O t« - ra «1
iS-S
c ••SSi! S
-g - T, .-=&&■= S
se «2
-ü is
fcjD
deze vergunning slechts voor eenen korten en bepaalden
tijd zal toestaan.
Art. 29. Deze tijd verstreken zijritjezal de bedoelde
puin of uitgedolven grond door tien eigenaar niet zijnde
weggehaald als verlaten of geabandonneerd beschouwd
worden, en dadelijk van Stads wege worden wegge
voerd ten zijmet voldoende redenenin tijds .nog de
onmogelijkheid der ontruiming werdt aangetoond, ais
wanneer een nader uitstel door den Heer Burgemeester
zal kunnen gegeven worden.
Art. 30. Ten opzigte van zoodanige stratenof-flaatsen
öp welke jaar- of weekmarkten hier ter Stede plaats
hebbenwordt bepaald dat wanneer dezesoms mee
puin of met eenige uitgedolven grond mogten bezet zijn
deze specien steeds vóór het houden der bewuste mark
ten zullen .moeten weggevoerd zijn. Deze ontruiming
zai op zoodanige plaatsen alwaar de jaarmarkten gehouden
worden acht dagen vóór het begin derzelve geschieden.
Art. 31. Ingeval de puin of uitgedolven grond, r.a
dien tijd op de bedoelde plaatsen gevonden wordt
zal dezelve als geabandonneerd beschouwd wordenen
van Stads wege dadelijk weggevoerd.
Art. 32. Alle puin aarde kleiuitgedolven grorid of
diepgoed 't welk van de erven of gronden van particu
lieren gehaald wordten door deze soms verkocht is
of van hen vervoerd wordtzal dadelijk hit het huis
of erf waarvan het afkomstig isin de schuiten of
schepen, voor den vervoer bestemd, moeten geladen
wordenzonder dat de bedoelde speciën op Stads stra
ten pleinenerven of hoefslagen zullen mogen gelegen
wordenlanger dan voor de inscheping noodzakelijk
isop poene van drie guldens.
Art. 33. Zoo wanneer dergelijke spetiën op Stads
grond gevonden worden en niet binnen vier en twintig
uren na gedane waarschuwing weggevoerd zijn zullen
dezelve als verlaten worden aangezienen dadelijk van
Stads wege weggevoerd worden.
Art. 34. Alle puin, aarde, kleienz. in straten ste
gen op pleinen of op besloten en overwulfde grachten
vallendezal aldaar niet mogen worden neergelegd
maar dadelijk naar de naast gelegene hoefslagen moeten
gebragt worden, ten zij de eigenaar deze spetiën ver
kiest te houden als wanneer hij het dadelijk moet doen
wegnemen of vervoeren.
Art. 35. Den overtreder der bepaling van 't voorgaand
artikel zal eene boete incurreren van drie guldenson
verminderd zijne v erpligting tot betaling der kosten
veroorzaakt door het vervoer der bedoelde spetiën
van Stads wege gedaan.
Art. 35. Niemand zal eenige der voorzeide spetiën
noch afhaksel of biksel van steen en ander vuilnisin
eenige gemeene wateren, grachten of kanalen mogen
werpen of doen werpenop verbeurte telken reize eener
boete van drie guldens.
Art. 37. Desgelijks zal men geene der voorzeide spe
tiën in eenige stegenstraten poorten, noch op pleinen
of platingen mogen uitstortenbrengen of doen neder-
gooijen, op poene eener boete van drie guldens.
Art. 38. Elke overtreding van dit Reglement zal bij
een behoorlijk proces-verbaal geconstateerd wortfen en
zoo wanneer tegen dezelve geene boete is uitgedrukt,
zal zij'naar aanleiding der Wet van den Maart 1818
(Staatsblad N°. 12) worden gestraft, de eerstemaai
met eene geldboete van vijf en twintig guldens, en de
tweedemaal met eene boete van vijftig guldens en eene
gevangenis van drie dagen.
Art. 39. Ieder werkbaas, het zij timmerman, metselaar,
graver of aardwerkerdie tot de begane overtreding
eenige lastraad arbeid of werkvolk zal gegeven of
verleend hebben, zal, zoowel als ieder eigenaar of brui
ker, die tot het gebeurde order heeft gegeven, voor de boe.
ten hiervoren uitgedrukt, alsmede voorde straffen en boe
ten in't voorgaande artikel vermeid, aiinsprekelijk zijn.
Art. 40. De boeten, volgens dit Reglement verbeürd,
zullen komen voor een derde ten behoeve van hem die
ex officio de overtreding heeft geconstateerd en voor
twee derden ten behoeve der algèmeene armen.
Art. 41. De Directeur en Commissaris van Policie,
benevens dezer Stads-Architect, Stads-Bazen en Rooi
meesters, worden bij deze gelast zeer naauwkeurig tegen
de overtredingen der bovengezegde bepalingen te waken
en van dezelve bij behoorlijk proces-verbaal te doen blijken.
Art. 42. Ingevolge art, 70 van hét Reglement voor
het Bestuur dezer Stad, zal een afschrift worden ge
zonden aan de Ed. Gr. Achtb. H. H. Gedeputeerde
Staten Van Zuid-Hólland.
Aldus gearresteerd bij den Raad der Stad
Leydenop den 22. Mei 1826.
J. G. de M E Y.
Ter ordonnantie van dezelve,
P. A. PUI.,
Gelastende Burgemeester en Wethouders voornoemd
mitsdien een iegelijk dien zulks zoude mogen aangaan
zich stiptelijk overeenkomstig de bepalingen van het
zelve te gedragen. En ten einde niemand hiervau
onwetenheid zoude kunften voorwendenzal deze wor
den gedrukt, afgekondigd en aangeplakt ter plaatse waar
znlks gebruikelijk is.
Leyden, den 25. Mei 182Ó.
Bnrgemeestef en Wethouders voornoemd,
Jj G. de M E Y,
Ter ordcn'nnntie van dezelve,
P. A. du PU L'
iuS; flJ
5 E *- P"0 5 K .-r- a k
o 2 >~o SR v
-T3 w -e U C -0 JD CJ
S 5
p'H >J e ScgT* o -
53
.Sfg
„-C
EC*
O
oS
c
<D C cj Q- bD '2
S G O •- 2 0 3
1> E N tp g-2 2
00^2 "érc.w)c.si Q
•S S'B 5Q.SÜ s - ïüzC-ï
■SPi -
c-ë
I c U U h I S-I *rj l£> V7-5
o 41 !r - sus
E fes fio 1—1
JS-3 S g «.-Sb - b
o
*5 .2 re g ba
C3 JS E CO O
i 4J .2f
CJ
•n» -•'S "re o
"E u E E
o ]|-3 gi G - 5" 5
gi is S-ï s?" s a| 5
S s M C g-ó
- oj n. *r .2: u.
c V 5
a"S-ai-ZBI&Si-S 8|S«-a
9. - S N E-S S S S S-o
S o,
S 5
22 o 2.5 915.fi .22 ,"3 s S 22
»>}^Su<tS£'5ai|0'
13 ijj fcC t, nu r-, ni
S N S ClJÏS, p
O a-j O C O
2.S s j- o 2,.= '--B - -
l«ES;^«'«i!NC!a§'c|o
'Sm "ggg •I.cïSiSS'ïSüi)
g-S E'« o* e S'-S j; »s
k t t tl s t>2-6ÜWï
JrE-'O o ^1 "O E'
re CJ E .S o
<L> t) £3^6) f-r-; re _p v
ïsS3d?3S .1=1^1 g
CD g_£. Ti I 1 5 E re
rï,"® °2.5? ,v-N'S^v«,5oü
fiil-s lis
tD p
s S1? èu B S o
0au sè s s S
2 O re TS CJ m G £d>
P o «J
So -
bDG 2 J-J
=al 4{.S-5 g-g-gc-s «-"2"°.
s >a&s g.
c/a p o o bo.a
9 n,c4 it
cu.(
•s CJ
c c b'n c
«J QJ :et- «S CJ
■- J| 22 5 O M (II O -0 r< O Ti W
.Z O
n
i E
E o O "O I S c
t_j E a 2 a o CJ
-"S sa s x s, t-
re -- es "E O
g-5 c §3 %-vm
2hm S c c-5*:
H aJ1- c u
-O O G o cu a
m= o §-»
•- d.r f: «J c u-D
re c o o w S T
5 S 1) o E cc
O O re
CJ O E *2 qj 17 v
rt 50^ -
a a
•u-s
o o a> bJ5rg E <3 2 Efc
I W BI H -I
O re p cj e cj re ri cj •-« ir cj
EÏU-ËS s S «2=3
CJ i— O .i -- ^3 -T3 X O 2 Ti cd
-1 re O E W3 Ï5 rj -• -
3 vK.?
'f
,ur rj *5 p 2D
n o
U - -o g .a
S^'5-Sl 15"2v
re e cj usts^c S re e
3 5 s „W T: a
e— re "^3 J^. s w M re rtj rt CJ cjhj
Cj a i— dJ *v-\ E 9 fit u k.
a re re 2
- S 'a-
O ói bO "J
Sl-S «=ls.fa.„
■joajvogSS -a 3 .5 3
gcc ^2=3.:S*_22 S??. ï§5«»>5
g gfSO sJ.:5«-g| 3
h f T? - V 2= M-g M
- -3 S g g 1 1 i C5
bO
t2
g
a-
E 53 Ui ai bO b0 O el
S gS-sS 3
re -re e <-> cj ei "a
I 1 ai V*^ al -k --U si
H-S-ts 3 ir!
üÏ3S«jSOo „>Eo.S,i
S CÖ cj 0 cj 9 re p
J c y «O w es ^"5 ïi
r-'SaajS;
"G fe "O -Jf
U LJ p -Z '-L* "D
3 C/3 OM OTS"1