mm
4=IJ^=-Ok!_
-ëéitsf i g ïïisfa-
,S-Ü II
Ml
Ifl
rt
Tellingen over de frasije Kunsten re twijfelen de eene
en de anderen verzekeren, wel is waar, om zich te
troostendat wanneer zij aan hunne studiën die rigting
gegeven hadden niets hun gemakkelijker zoude gevallen
zijn dan om oneindig beter te slagen dan alle anderen
maar wat het aanmerkelijkste isvooral in onze dagen
bestaat daarin dat niemand zich zeiven onbevoegd acht
om werken van vernuft, of genie-voortbrengselen te
beoordeqlen. Men zoude vreezen voor gek door te
gaan wanneer men den schijn aannam van in dergelijke
gevallen wantrouwen in Zijne eigene kennis en geschikt
heid te stellen bij gevolg velt nien in het laatste
ressort Vonnis over de verdiensten van Gedichten
Lierzangen, Treurspelen, Blijspelen, en - over alle
andere soorten van dichterlijke voortbrengselen en men
doet dit mee het onbephaldste zelfsvertrottwenals of
niets in de wereld gemakkelijker was dan om voortbreng
selen y-n genie te waardeeren. Eene enkele reis
gebeurt et toch dat men zich gedwongen ziet om 'de
schoonheid van een of ander werk te erkennen, maar
dan zal het doorgaans zijn van eenvoor kort of lang
overleden Schrijver dien man zich gereed maaktom
te gaan vergodende makers van Lijkredenen en Lijk-
dichten, beschouwen zulke doden als eene voor hen
geopende mijngroeve Welke zij zich haasten te bewerken.
Men verheft dien overledenen zoo hoog mogelijk,
maar veelal met geen ander oogmerk, dau om andere
nog levenden te vernederen die zich in dezelfde loop
baan bevinden; de oogen van den nijd, den naijver of
van de minderheidkunnen niet meer gekwetst worden
door het gezigt van eeu beroemd en roemwaardig man;
men is dan wel zeker dat hij niet wederom zal komen
om ons den pas af te snijden in onze sollicitatienof1
om te schitteren en ons te overschaduwen in talrijke
kringen. Mén kan dus zonder eenig gevaar of bezwaar,
het vernuft en de genie van dien overledenen hoog
verheffen, alle de schoonheden van zijne geschriften
roemen, en zulks te meer om dat men met geestdrift
sprekende van het sChoone en verhevenehetwelk zoo
danige overledene aan den dag gelegd heeft, de hou
ding heeft van hetzelve goed te kunnen beoordeelen en
zelve eene groote verdienste te bezitten. Die Taktiek
is geenszins onbehendig, en wij kennen zelfs Recen
senten in superlative gradis(zegt een buitenldndsch
schrijver) dat is omtrent haast zoo veel als Recensenten
ook der Recensenten bij ons, die Zich den naam hebbert
weten te verwerven van mannen van verstand en ver
diensten alleen maar om dat zij boeken van overledene
geleerden uitbundig geroemd haddenhoe zeer zij die
nimmer hadden gelezen. Het gebeürt echcer ook wel
eens, dat een lezer of beoordeelaar zich als 't ware
verbaasd aanstelt over de verdiensten van eenen nog
levenden Schrijver. In dit geval (hetwelk echter onder
de zeldzaamheden behoort) is hem de Schrijver door
gaans niet in persoon bekenden dan vertoont zijné
verbeeldingskracht hem denzelven als een genie van
den allereersten rang, als een bijna bovennatuurlijk we
zen maar wanneer het toevalhetwelk ons zulke
wonderbare parten kan spelen, den schrijver dien hij
100 volmaakt vondaan den beoordeelaar bekend
maakt, Vaarwel dan alle begoocheling.
Le masque tómbe, l'homme reste
Et le heros s'evanouit
Hij dacht in hem iets buitengewoons te vindenhet
welk hem als boven het menschelijke verhief; hoe
staat hij nu verbaasd van niet meer dan een mensch te
vinden! zijns gelijken! Men heeft gezegd dat een Held
niets meer is dan een dagelijksch mensch in de oogen
i vaft zijnen kamerdienaarhetzelfde geldt ook van de
Auteurszoo lang als men hunne schriften kent en
j die schriften goed zijn, vertegenwoordigt men zich de-
zelven onder de gunstigste kleuren; maar wanneer men
hen in persoon leert kennendan vindt men alras ook
dat zij niets méér dan menschen zijn de bewondering
verkoelt, zoo zij niet geheel uitdooft:
Zoodra men in de wereld eenen Schrijver ontmoet,
wiens Werken bewonderd wordentrekt aanstonds de
nieuwsgierigheid dergenen die dezelve gelezen heb
ben de menschen tot hemhoe moeijeiijk is de rol
dan niet welke die Auteur spelen moetHoe
veel goed men 'er ook uit trekken kanbespiedt men
echter zijne minste gebreken alles wordt ten ergste
uitzelegdzélfs zijn stilzwijgen en zijne eenvoudig
heid. Men verlangt onvoorwaardelijkdat alles wat
hij zegt en wat hij doet, het merk zal vertoonen van
dat schoone ideaalhetwelk men in zijne werken meent
gevonden te hebbenen evenwel wanneer hij eenig-
zins iets te hoogdravends in zijne gesprekken bragt,
dan zonde mén hem van hoogmoed en gemaaktheid
beschuldigen. Zoodra verlaat hij het gezelschap niet,
ofziet, dadelijk overdekt de kwaadsprekendheid
hem met alle belagcbelijkheden. Men verkleint dé ver
dienste van zijne geschriftenen men houdt zich over
tuigd dat, dewijl hij geen God is, het gemakkelijk
zoude vallen om de voortbrengselen' van zljnéiï géést
zijne werken te verbeteren.
Met dat al gevoelt de eigenliefde der Mannen zich
altijd nog éenigermate gevleid, wanneer Zij zien dat
hunne natuürgendoten schoóne werken voortgebragt
hebben; de genie en de wetenschap doen eer aan het
mannelijk geslacht; en hoe beperkt en onbedreven
velen ook zijnzoo gelooven zij echter dat hunne
verstandelijke vermogens gelijken aan die der grootste
lehrijvers. Maar wanneer eene Vrouw optreedt en
lettervruchten aart de Wereld mededeeltdan gevoelt
tic eigenliefde; der Mannen zich vernederten daar
volgens onze zeden en gewoonten, dejmaatschappelijke
rang der Vrouw beneden dien van den Man iszoo
meenen zij dat hetzelfde ook plaats moet hebbenten
nnzien van liet génie en het geestvermogenzonder
«t zij overdenken dat het de Mannen zijii die deze
leden en gewoonten ingevoerd hebben en dat ook
lier weder, les plus forts out faits ia loi.
Wanneer de Mannen, gelijk wij boven zagen, er
neb op toeleggen om altijd iets te berispen en te vit
ten op de werkzaamheden en voortbrengselen ven den
geest der Auteurs in het algemeenen om gebreken
en belagcbelijkheden aan hen te vindenhoezeer de
Auteurs van hun eigen geslacht zijn en derhalve tot
dien hoogeren rang behooren, dien zij zich zoo geheel
aangematigd hebbenhoe oneindig minder handelbaar
en meer geftreng betoonen zij zich niet wanneer
er werken eener vrouw onder hunne beoordeeling
vallenvooral wanneer deze vrouw hun bekend
is! Dan 'is het als of hun heerschzuehtig
karakter vrees gevoelde van overwonnen tezuilen
worden in deze mededinging, en welke mededinging?
die waarin niemand gaarn zijne minderheid erkent! die
van vernuft, geest, genie!...* Wilde men sommigen
van die Heeren gelooven, dan zoude men moeten toe
stemmen dat de onevenredigheid der verstandelijke
vermogens van de beidé geslachten even verbazend is
als die der kracht van eenen Herktties en een jóng kind,
van een' adelnér en eene duif, van een' leeuw en eene
hinde.
Alle bei communes tegen de vrouwen worden dan
herhaald in de gezelschappen en bij de bekenden van
haar die het gewaagd heeft een boek te schrijven
men herhaalt tot vervelens toe de bekende versen van
Molière:
Unc femme en sait toujours assez,
Quand la capacité de son esprit se hausse
A connaitre "un pourpoint d'avec un haut de chausse.
welke door een' Nederduitséhen dichter en tijdgenoot
van Molière aldus in het Hollan'dsch omschreven of
nagevolgd zijn.
Ik laat zeker alle wijven
Die veel wijzer willen zijn
Als 't behoeft-, in daad, of schijn
Voor de wind af henen drijven.
'k Hou van zulke Eva'tjes niet
Die, vergetende haar doeken
't Hoofd gaan breken in de boeken.
Wat 's dat anders, als verdriet?
Maar die zedig, vroom en stil
*t Huis bezorgt, en alle dagen
Weet haar Ega te behagen
Zulk een heeft men naar zijn wil.
Én honderd dergelijke versen en spreuken die riis-
schien hunne grappige zijde hebben-, zonder er eene
eenige te hebben, welke de rede en het gezond ver
stand goedkeuren.
Het zoude echter wel te bejammeren zijnwanneer
de bekwaamheid der vrouwen niet verder moge gaan
dan de linnenkast en de keuken; hare verstandelijke
opvoeding hedendaags, stelt de vrouwen niet alleen in
vele opzigten gelijk met de mannen, maar ontwikkelt
in haar bovendien dat fijne en kiesche gevoel, hetwelk
zij van de natuur verkregen hebben, en hetwelk haar
in staat stelt, om beter dan wij te vatten en waardee
ren, alles wat er in werken van vernuft en smaak
goeds en schoons te vinden is. Wij zijn aan de
vrouwen zeer goede raadgevingen in de dichtkunst
verschuldigdhare smaak is zekerder dan de ónze en
haar blik veel sneller. Molière raadpleegde somtijds
zijne dienstmaagd, hoe veel te meer kan eene wel óp-
gevoede vrouw ons zeer goeden raad geven.
Minder eerzuchtig dan wij, geplaatst door hare na
tuur en haren mailtschappelijken rang in eene minder
aan stormen bootgestelde loopbaan dan de onze, is de
vrouw, terwijl zij zich alleen bezig hoiidt niet het
geluk der genen die haar omringenen de ledige
oogenblikken welke hare vreedzame bezigheden haar
overlatentot aangename Verstandsoefeningen en vooral
tot de fraaije kunsten bestedende, minder in het geval
om die hevige gemoedsbewegingen te ondervinden
welke de kieschheid der gevoelens en aandoeningen,
en de fijnheid van den geest als 't ware verstompen.
Minder gestoord dan wij door de zorgen voor fontuin
of rangminder de speelbal der intrigueeen meer
stilzittend leven leidende ert gevoeliger, kan zij beter
dikwijls dan wij zich overgeveh aan de zachte geneug
ten der letteroefeningen, zonder, dat zij behoeft te
vreezen van dezelve afgetrokken of op eene onaange
name wijze verwijderd te zullen worden. De vroio-
wen zouden dus voor het minst even geschikt en be
kwaam zijn als wij, om de letteren en vooral dé
dichtkunst met den besten uitslag te beoefenen; wan
neer zij afstand wildé doen van de aangename rol vatl
vroüw, om die van Auteur op zich te nemen, welke
vooral voor haar kunne veel moeijelijker en veel ne
teliger is om te vervullen dan voor dê mannen. -1-
De beste raad die men haar geven kan is misschien
dat zij zich bepalen bij de dichters en het beoordeelen
hunner gesóhrifténniet dat Wij beweren zouden wil
len dat zij tot hooger of ernstiger wetenschappen geen
aanleg hebben, maar ómdat toch de vróuwen hare hoofd
bestemming, die van te behagen nimmer uit het oog
moeten verliezen, en hooggeleerde Vrouwen toch be
zwaarlijk zeer behagelijk kunnen zijn. Les femmes
docteurs ne sont point de mon goutzeide Molière niet
zonder reden. Dè kwaadsprekerij en de laster hebben
Veël meer vermogen tegen de vrouwen dan tqgen de
mannén; deZe twee ondeugden, kinderen van den nijd
en den haat, werpen een' vlek van belagchelijkheid
om niet meer te zeggen op ieder tegen wien Zij hunne
vreesselijke wapenen beproeven. Men kan daarop
toepassen Wat een beroemd dichter van de veinzerij
en schijnheiligheid Zeide
la morsure du serpent,
Est moins aigtië et moins subtile
Qhe le fiel venimeux que sa langiie réplmd.
Wannéér tnen zich doet benijden dan wordt nien^ al
spoedig een voorwerp van haat; en ongelukkiger wijze
is er geen schild in staat om ons te beveiligen tegen
de ongeneeslijke wonden van den kwaadsprekendheid en
vervolg ep de kant van deze blad
SScOgs-sas
,5- O 1
a 3 4>
I 5
es S2 3 -3
j <U .*5 -r-
g-gg;
bom
I 5?
S -S U O 3 00 ^~s"0 bfiN
N ©13 qj <2 j V. -
t!r*s,si -ai-sf S
K H 4 f.
g -
3 3
cl'"O "o 43- 3 g -- -
VoSéSj -Jp «-gvg ga
i-r y «I
.a bi) ctC"ü O. .5
e
a> (y o <y
.bf)
u. "S O <3> h o
13 rj -pi' op.-jr >©w
5 - S t
a «s*-a- c:. <u
ai .n; -ï? a o O o zs
a; wP J="0 MO N o
O
c O
<U U4
Si
fs O
C
ql *H V
O
Cl g M
O-u
4>
-_ boo
I
g W)
u «j
a a
u rj <D C
T3 w ïs
a. 5
<L» C
g
N O S
(U*6 0°?* ïj
T3 - V g u
TJ O s -w»
:5"N -S '3
T3 O w.
O» o <u
O c
i iii n
f v
3 o a
o •-
q» CJ v* r* »T3
'■3 S rt
I?§8S-|-
a 1 s s SJ
^3
Vj
g
as?
q> t-«
O
Tl C il
«J CJ
cl,c g
o
Si
f- W) W
ii-fs
N
o
«o a
O g a
5 S-S« e Si
Eqj a tr~
-O
6 -H,
r O'CtC a
-r} Ui rj
CJ vG a CJ
o» - 2 o
p c 3:
l s
s S
tJ.S o»
w t
g-
I -.§ v
w c c
O
b£-U
Wi .tj Sfl W i w 2 M .1 c
S 2 ha e S> N W) a
N
•S'l§ issjg-s;>§l
<u e nzs a N v o
v. M V c c s w
<D rt *-• C C g
O-^rtC rt
«.uO"ïï'~«ci9<u
faD ©ï»)©*"ïÉ3©Mb*«®
5o_-,„.= N S -a s 60 U,
r- w
rt
s
a .g*
-
«-»
JO C s©]
rt t- -* et 1
3=^ g| 8-f |fl g
2 a-a go 5 1 so i
as«i»
u S a'Saitf -a S s- N g.
N -- o T3 '3 as
t.
fcj)*0 c2 a
«w)C
1 r*
rt c
W O
73
5'
m c "so© S S e g
S.-S "-3 p I 0Z a
m
co©
C O p
N c
as - a o
s
c h
©©»_*-•
g^.SPo o S
"Vr.,S o
.16
u a
ga P
g-034
t: n 5j
N -Q
9-
-in
t© s tx»
a - o
kr. OJr-
a
-a
C JJ SO
CL, S rt
as a 3 -a
s 3 i-S
o O e
a B
V) g
13 s
a> t©
•Se""
2 -ö
o o I|^
^g-ïï
s -2 3 g
fc n a
3iti w
a 3 g e
as 'o.| w
sf'S-2.W
l§
O g o ■-=• s. a
-a5
JX a jz ja
y
s-s s
N N
B©
e
w e*
O ó-S S o -S- a
i 5 u'
e «as s
- 2
i C O rt
I rt N w
e i_
a e*
rt e
3.5 *- N
rt -
3 13 hX) 2 42
3 U ^3
?3 a s 21-
.3 e©;
r.
.0 N
.2PJD
e 33*
S> "3 N
1 4s